De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 2 mei pagina 6

2 mei 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

? 1 i KUNST, GES IEDE EN IGIE Oud-Chineesche Taöist De iccy der Mcnachht'id, Monoarufieën geicijd aan kunst, rjcschiedenis en religie (Vitgave H. J. Paris, Amster dam) IN een reeks aardig uitgevoerde en met zorg geïllustreerde boekjes, niet al te strak stelselmatig gecoördineerd. laat de uitgever Paris den lezer door betrouwbare gidsen rondleiden in het steeds weer aantrekkelijke gebied van oude godsdienst en oude kunst. De schrijvers onthouden zich van de gebruikelijke min of meer uitvoe rige beschouwingen ter in leiding van hun onderwerp, maar vallen met de deur in huis, wat bij het hun toege meten bestek dan ook wel niet andei's kan. Het zal hun toch reeds passen en meten gekost hebben, om «j op [een 80 tot 100 royaal bedrukte» ootavobladzydjes een indruk te geven om trent de -leer van Confucius en Lao .Ts<?, omtrent het Japanscho Shintöen Taoïsme of omtrent Buüdha's U-er in het verre oosten. Over Byzantijnsche Kunst, Zege praal van het licht, of over '"" """ het portret bij de Romeinen. Meer dan een oppervlakkige schets kan men binnen deze ruimte niet van hen eischep; het blijft wetenschap in zak formaat, maar is dit het niet, wat men in dezen tijd, waarin ieder van alles weten moet, juist begeert? Het is niet mogelijk alle deeltjes afzonderlijk uitvoerig te bespreken; laten wij eenige ter hand nemen. ? Dr. J. P. Kleiweg de Zwaan heeft twee deeltjes ter beschikking gekregen voor zijn toelichtingen bij de Palaeoliihischc Kunst in Europa, Het is hem gelukt, van dit merkwaardige verschijnsel een overzicht te geven, waarin hij ook nog de aandacht heeft kunnen vestigen op de verschilHét schip der kostbaarheden WEG DER MENSCHHEID Een belangrijke serie monografieën 33 lende verklaringen van het verschijn sel door de vakgeleerden en zelfs nog gelegenheid heeft gevonden, sommige meeningen met zijn eigen opvatting te bestrijden. De reproducties van de bekendste beeldjes, graveeringen en teekeningen wekken ondanks hun bekendheid toch weer opnieuw de verrassing, waarmee de moderne mensch tegen over deze voortbrengselen uit het verre verleden staat, dat, de uiter sten raken elkaar, weder model is geworden voor de allermodernste artisten. De pracht van de rotsschil deringen uit Dordogne en Altamira zal door geen hunner te overtreffen zijn, en wie het wonder aanschouwt, dat een Boschjesman op den wand van het gesteente toovert, zal dezen kunstenaar niet langer met het pracdicaat onbeschaafd" durven beti telen. Wie zoo'n antilope teekent of een waarlijk aan de filmkunst der avant-garde herinnerend tafereel com poneert als op afbeelding 4(5 van het tweede deeltje is gereproduceerd, is geenszins een wilde" ! Omtrent de beteekenis van de af beeldingen uit het ijstijdperk ver keert men* het blijkt opnieuw uit dit boekje, nog vrijwel in het onzekere. Speculatie en fantasie vin den hier vrij spel: het ijstijdperk leent zich tot het berijden van stok paardjes even voortreffelijk als de hedendaagsche gletschers voor sk«wedstrijden. Wat heeft den oerziieusch tot heb griffen van figuren gebracht ? Is de theorie juist, als zouden de primitieve volken aan de nabootsing magische kracht hebben toegeschreven. ? O f heeft het schoonheidsgevoel reeds van deu aanvang af de hand tot teekenen en snijden btwogen ? En waarom beeldde men juist bepaalde figuren af? Waarom bijv. inzonderheid jachtwild ? Men kan het antwoord ook te ver zoeken. Mij als leek bevredigt de voor de hand liggen de verklaring van Pierre Mille, die er de aandacht op vestigt, dat derge lijke kunstuitingen veelvuldige!1 bij jagers- en herdersvolken voorkomen dan bij landbouwvolken, en die dit verschil toeschrijft aan de lange peri oden van rust, welke den jager tot thuiszitten doemt. In. zijn wintervacantie herhaalde de oermensch in zijn verbeelding de jacht en hij bootste het wild in teekening of skulptuur na. Een omvangrijke plaats heeft <!r. Kleiweg de Zwaan in zijn kort bestek gewijd aan de inderdaad belangwek kende vraag, waarom, de kunstenaars iji het ijstijdperk zooveel meer vrou wen dan mannen hebben afgebeeld en waarom i zij inzonderheid wanstal tig dikke en vette vrouwen hebben geteekend. De slanke lijn" schijnt in het ijstijdperk niét in de mede te zijn geweest! Er is slechts n plaatje onder al de afbeeldingen, dat aan een gezelschap moderne meisjes (mode 1931) doet denken, maar dit is ook het eenige plaatje, dat door den schil der is gesigneerd (tl afb. 24). Een oogenblik vreest de lezer, het slachtBoekbespreking door H. G. Cannegieter offer van een mystificatie te'zijn; men moet na Olozel zoo voorzichtig wezen ! Op deze uitzondering na zijn het eenparig wamtaltighcden. En weder: waart m? Wijst deze voorliefde op een gebrek aan andere modellen» wijl de voorhistorische vrouw niet anders dan zwaarlijvig kon zijn, daar zij in Wie tegen een wetenschappelijke melkkuur opziet, kan zich aan een smakelijk kleintje koffie met roem laven, ook ten opzichte van de ken nis omtrent de grocte wijzen en godsdienfetstichters. die, hoewel reeds weder door tientallen eeuwen van de palaeolithen gescheiden, toch voor Portrettin ion Terenttts Neo en zijn vrouw de grotten als in een mefethokje ge pakt zat? Of vertegemvcoidigt cor pulentie oen M'huunheidiideaal, zuualx' nu nog bij semmige wilde" volken? Of is het een vruchtbaarheidssymbool en als zoi danig de weergave van eer. vrouwelijke ge dheid? Men heeft de eenvormigheid van" bepaalde figxiK-n ook willen gebruiken als ' bewijs voor stamverwantschap. Zelfs heeft men er uit willen afleiden, dat de jong-palaeolithis.che volken vanZuidEuropa van het zelfde ras zijn ge weest als de Bosch jesuiannen, en dat er in den rendiertijd Eskimo's in de Fransche vallei du Roe hebben gewoond. Er is dus in deze boekjes veel &tof . tot nadenken opgehoopt, ook voor hen, die geen gelegenheid hebben om grondiger tot dergelijke studie door te dringen. ** Jtc Illustratie» zijn ontleend aan de serie monografieën.,D c w e R der M e n q c h h e I d" l itg. H. J. Paris. Antwt. ons even/eer t«.t de verre oudheid behooren. Dr. U. Hackinnnn behandelt in het eerste deeltje van zijn monografie* over Cfiineeache ll'ijsyeertn in zestig bladzij'd jes f'onfucius en in de resteerende veertig Lao The. ? .Aan'de levensbeschrijving van de beide helden heeft de schrijver nog al wat ruimte afge staan, voorzoover er dan ten opzichte van deze goeddeels legen darische en anecdotarische stof sprake van levensbeschrij ving'' kan zijn. Een leerzaam vak is toch de vergelijkende godgdienstgetchiedenis; zij toont tel kens aan, dat men omtrent de his toriciteit van de zoogenaamde gods dienststichters en omtrent de authen ticiteit van de op hun naam staande geschriften overal op dezelfde pro blemen stuit. Dr. Hackmann blijkt een voor stander van de historiciteit, ook wat Lao Tse betreft. Achter de vage herinneringen moet z.i. een histo risch persoon hebben gestaan, want we lezen daarin zulke merkwaar dige dingen", (n.l. in het boek over Tao en Té"), dat ze zeer zeker op een uiterst merkwaardig man terug gaan. Een zeer merkwaardige geest' staat hier zonder twijfel voor ons." Echter is -aan Lao Tse's boek later veel toegevoegd en het zal vol gens dr. Hackmann moeilijk zijn, een nauwkeurige scheiding tusschen al die latere stemmen en de woorden van den wijsgeer zelf te maken. Hoorders en geestverwanten van den grooten denker zullen de uitspraken van den meester hebben vastge houden en aan een volgend geslacht hebben overgeleverd. Is het niet hetzelfde procédé, waar uit sommige christelijke theologen de wordingsgeschiedenis van het Nieuwe Testament verklaren ? Wat dr. Hackmann omtrent China heeft bijgedragen, heeft dr. M. W. de Visser gedaan ten opzichte van Shintöen Taoïsme in Japan. De naar geluk en voorspoed dorstende mensch", aldus deze schrij ver, zoekt zijn wenschen vervuld te zien door vereering van alle goden en heiligen, wier bovennriatuurlijke macht het hem kan verschaffen. Maar ook zoekt hij bij hen bescherming tegen de tallooze gevaren, die hem in den vorm van ziekten en rampen van alle kant bedreigen. Wie nu die zegenende, beschermende machten zijn, het is hem om het even, als er maar openbaring der wondermacht is te vinden bij hun tempels, waarheen men opgaat als pelgrim, en bij hun beelden, waarnaar, men biddend op ziet in kinderlijk vertrouwen." Ook dit geldt nie-t uitsluitend den Japanschen godsdienst! Japan is, als godsdienstige natie, overigens een bij uitstek vroolijk volk. Over cle groep der Zeven .ll luksgoden handelend, zegt dr. De Visser van dit buitengewoon jolig gezelschap": Zoo-zeilen zij met hun zevenen op hun 'schip der kostbaar heden' in den Nieuwjaarsnacht (van l op 2 Januari) de havens van Japan binnen, en wie in dien nacht een afbeelding van dit schip met zijn lustige bemanning onder zijn hoofd kussen heeft, hoe zou die niet zeker ijn van een gelukbrengenden droom en van hun hooge bescherming in 't komende jaar'^" Japan heeft in zijn godsdienstige voorstellingen en denkbeelden veel aan China ontleend en houdt on danks zijn moderne vooruitstrevend-, heid nog steeds vast aan de meer dan dertig eeuwen oude ('hineesche divinatie. Men neemt gaarne het nieuwe over van hét Westen, maar in de, ziel van het volk woont toch nog een sympathieke trouw aan de oude overleveringen", zegt dr. Du Visser. In een ander deeltje uit de reeks heeft dezelfde schrijver een schets gegeven van Buddha's Leer in het verre Oosten, welke nog heden door tallooze aanhangers van allerlei landaard beleden wordt. Zooals de schrijver in het vorige werkje het Shintöen het Taoïsme in hun op treden en hun invloed op het dagelijkse!* leven gekenschetst. heeft, heelt hij in dit nieuwe deeltje ge tracht een denkbeeld te geven van het leven en werken van Buddha's leer temidden van het Japansche volk, dat in al zijn blijmoedigheid toch ook zoo vatbaar blijkt voor de diepe gedach ten van het nietige en onwezenlijke van alle aardse h bestaan en van het oneindig houge en ware der Absolute Natuur. Ook aan de laatstgenoemde drie boekjes geven de talrijke en goed geslaagde illustraties een afzonder lijk** waarde. * * Deze week verschenen .wed ei om een viertal werkjes, uitstekend illustratief eri typografisch verzorgd, in de/e seiie. «-n wel: Dr. F. M. Tli. ttohl. - '. V--»' ' t -* Buddha Palestina; Dr. A. de Buck. De Zeg< praal van het Licht; Dr. H. ilachmann, L'hineesche Wi.'sget-i'en II; Dr. O. van Hoorn, Het poitret Hj de Hernemen. Xieuwe uitgaven L'Or, par Blaise Cendrars. .Annot jjar Dr. J. S. Wijier. ?/ j a ut marter Jeait. par Henri .Ardt 1. Aimotépar T. J. C. tierritsen. PatacfiüH. par Tristan Derème. Annotépar M. J. Premsela. ; Titg. J. M. Meulenhoff'. Anisteidan:. Rotsschildering der Boschjesmannen l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl