De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 16 mei pagina 3

16 mei 1931 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

?f» uiftiin&7«MO>.'*.jta»^» DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MEI No. door Kees van Bruggen Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door h. van Mens Forte «lel Har mi DE goden? de goden zijn niet dood. Diep in de blauwe grotten van de zee.... danr zwalpen de medusen .... grijnslacheml zwaaien de haaien hun excentrieken van electrisch blauw en schichtig wit .... Xeptunus in zijn parelmoeren zetel banketteert met de zijnen. . Dat is voor ingewijden geen geheim. En do dronken wulken, die de vloed van den bodem scheurt, lallen nog: stervend van wijn en wollust. Verloren najaden betrapt ge tusschen licht en lucht. Genaak haar niet, zij zoeken voor haar mijmering eenzaamheid. Zij hebhen óp uw nadering gelet, /.ij weten zeer goed dat gij er zijt, zij sidderen in vrees en verwachting dat gij haar naderen zult. Misschien 'verlangen, zij liet, maar zij weten act zei l' niet. zij /ouden opspringen als getrapte katten en u verpletteren niet haar woed o. Maar als een Indiaan de gewoonten van de pampa's, kent ge de gewoonten van het strand, ge stoort haar niet. Achter u voelt ge haar aanwezig heid. Zij houden ich met u bezig.. ... er 'is iets tussehen u e,n haar. Zij willen dat het er zijn zal. al wotcn zij niet waarom. '..,'? Hebt ge böar oogen gezien? Haar oogen zijn van een leeg en diep verlangen, als de'zee zelt. Jn haar oogen zweemt de verre herinnering, weemoed om verloren geluk, uitsdiouwen naar een heil, dat nog komende is. Welk teisterend avontuur gaat daar om ? Misschien wandelen zij aan den arm eens minnaars, en haar schouder zoekt zijn steun, en haar mond dorst,. ? Zij taumeln von Dénier"? noch. Genuss.... zij herbeleven passieheete nachten,... Uit hun rieten huisjes zijn de baders weg gegaan om te eten, de kleintjes spelen niet meer. Overal op bet strand smoort de hitte, zelfs onder de gevlochten dakjes is de blauwe schaduw weggesmolten. In zijn hutje zit de badman verscholen, hij eet zijn voer uit het pannetje, dat Maria, zijn vrouw, hem bracht. Vragend zit zij hem aan te kijken, terwijl hij do macchetoni hooit. Hij heeft nu hulp om de badpakken uit te spoelen in zoet water, dat ze zuiver worden van zand en zeekleverigheid. Aan het lijntje hangen KG straks zwaar uit te z weeten in de zon. j De zee heeft nog wat te doen om het drijfsel weg te vagen, er zand overheen te slibben, met elke deining een laagje, maar ze doet het zouder belangstelling, ze is moe en vindt het eigenlijk, met die warmte, tijd voor een slaapje. Dat doet ze dan ook maar. De schuimreeven vloeien lus teloos uit, en op de bank waar de brand ing zijn moet, is niets a,an d*> hand., Achter haar rood para-Bolletje ----wil ze toch gevonden worden? ligt de najade. Zij zucht er ns van ó.n gaat verliggen.' Haar gezondheid was aangetast, haar zenuwgestel van streek, zij moest naar de apiayfiaom te rusten. De lieve dokter heeft het haar met alle gewichtigheid ge last, de handen zachtjes drukkend op haar schouders: rusten moest zé. terwijl het nog niet druk was, aan het strand. In het roze pension onder rozen en glycinen wacht de middagtaf el. Maar dat kan haar niet schelen. Eigenlijk kan het haar wel een beetje schelen. Zij vindt het zalig te weten dat détafel wacht. De twee Duitschers, die nooit hun maaltijd missen, zitten er, en de Professore met zijn nest mooie kinderen, en Miss Nowhere. Zij letten allen op haar tafeltje, maar het 'tafeltje blijft leeg, zij is er niet. Zij zal wel komen, straks, maar zij laat zich wachten. Zij heeft er haar lustelooze pleizier in, te laten wachten, een pleuier, dat geen vreugd is, maar een dierbare lusteloosheid, een tegelijk ? trek hebben en te traag <zijn om op te staan, een klein leedvermaak ook, om het dienende meisje, dat graag afmaakt en de- tafel gedaan heeft, , en toch ook weer mededoogen met het kind, dat nooit gereed komt. Zij zal het een goede fooi geven, wanneer zij daar zin in hoeft op het oogenblik v an haar vertrek. Misschien verandert ze nog wel, wie kan dat van tevoren weten? En ineenen raakt zij opge wonden van een hevig gevoel van gelijk. Het ia als een verzet togen onrecht, zij weet niet welk, zij weet alleen dat zij gelijk heeft, een zoo sterk gelijk, het vermoeit haar doodelijk, de spanning ervan vol te houden. Och, het verveelt haar gelijk t<« hebben.... en het verglijdt alweer. Even is haar benieuM'dheid bij den komenden wandelaar geweest. Wie is hij? Waarom komt hij op dit uur? Waarom waagt hij haar te storen? Wil hij wat? Is hij eenzaam, slap van verlangen, als /.ij? Kan een man ??een man ~~ /.<«> zijn? Hij is niet elegant hij is slecht gekleed hij is oud hij is ver velend. Mispunt. Hij is de onrust, juist nu-zij zoo heerlijk rustig was. Hoe moet zij zoo ooit beter worden.... Want rust, rust moet zij hebben. heeft de dokter gezegd. De dokter met zijn lieve handen. Zoo nu Is het goed. Over de leege zee vliegen drie vogels van verlangen. Ver liggen de landenvan verlangen, zij liggen achter de zeeën, achter de bergen, achter de afstanden, achter alles wat zichtbaar en hoorbaar en grijpbaar is. Zij liggen achter de mensehen, de vrien den, de vleiers, de minnaars, de echtgenooten, achter de galante zoekers van het avontuur, die in de barken varen onder den sterrenhemel, en de minstreel zingt een lied, waar hij zelf in gelooft. Het verlangen gaat achter de drie verre vogels aan, ZP trekken, winnen afstand, nu zijn ze los. Waarom vinden anderen rust. ge luk? Waarom zitten anderen t«> eten en smaakt het hun, en zij heeft honger en het smaakt haar niet? Waarom was die eenzame man op het strand --- wat heeft zij met hem temaken? wat begeerde hij? wat deed haar een wijl haar blik instellen .... of het t«M'h van hem kon komen. van dezen of van een anderen. . . . en moest dat altoos? nmost dut altoos. het vernederende? CADILLAC Het feit, dat de Cadillac dikwijls voor veel duurder wordt gehowbn, dan ze in werkelijkheid is, pleit wel zeer sterk voor de hooge plaats,die de CADILLAC In de algemeene achting Inneemt K. LANDEWEER UTRECHT AMSTERDAM Blltstraat 74 ~~ Stidhoudirtkidi 93-84 Waarom was hij geen rustroover, die haar zoo maar meenam, op een hollend paard en waarheen? De vogels zijn verneveld.... de zee legt luchteloos haar reefjes over het lage zand. Het wordt nu waarlijk tyd. Ken wil om op te staan en nu toch heusch aan tafel te gaan, wordt ge boren, sterft in dezelfde vleug. De wereld is een leegte, het leven een onstilbaar verlangen. De lieve dokter heeft rusten" gezegd: zijn oogen glommen aan van zachtheid tot ironie, hij hield haar hand hij het afscheid wat langer vast. Misschien KOU zij aan hem zijn blijven denken .... maar hij drong in haar geheimen. dat verdroeg zij niet. Zijn faunkop wilde iets van haar. Hij ried, van haar kaartje, de nog-niet-gescheiden vrouw. De mooie pauw-oogige pleeg zuster liet haar uit: dertig lire het consult. Verwoed zagen de vrouwen elkander in den blik. In diepe verten leeft dit alles. Kr leeft meer, meer, een onophoude lijke film. Weleer en toekomst ont moeten elkander in een nimmer werke lijkheden. Touioiirs fiiUcitra.. . . De zee legt zich.... een verve lende zee.... Kon zeiltje glipt bruin in het witte licht, een glimlach vloeit door haar reeds gouden wangen. Maar de oogen blijven hunkeren en vragen, eeuwenoude oogen, zij spannen zich, «m het is weer niets. De wandelaar heeft zijn schreden gekeerd, nog eenmaal stoort hij de heete middagrust van het strand. Een ongeduldige klingel waarschuwt uit het pension in de koele pinda. Verongelijkt glipt de najade uit haar mijmering omhoog - daar is de kleine Carlo %-an de Professore, die waarschuwen komt, dat zij aan tafel moet. ..-..?? Moet? ? Haar armen omvangen in een streeling den kleinen bronzen vent. Hij gaat, tegen haar heup, als in een bedwelming. Tezamen stoeiende komen zij de eetzaal binnen. Want er is een hei melijk verdrag tusschen najaden en kinderen, en niemand kan hen beknorren. want zij weten niet wat zij doen.... w if r No. 281$ DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MEI 1931 Het nieuwe boek van Remarque Kriek Maria Remarque, Der \Veij zuriü-k" Propulaeën Verlag, Jierlin l UMI. Toen na het verschijnen van ,,//« Weaten nichte NKUCH" (dat eerst maandenlang van uitgever tot uitgever zwierf) Erich Maria Kemarque, eenigszins onthutst over zijn plotselingcn roem in een kring VAiJliteratoren de vraagstelde wat hij. nu zijn eerste boek zoo'n onverwacht succes gewordtn WAS. in de toekomst nog zou kunnen schrijven, antwoordde hem do tooneelcriticus Al f red Kerr : a m besten nichts Neues". Kemarque heeft dezen raad niet opgevolgd. Het verschijnen van zijn eerste boek was een gebeurtenis, die nimmer uit de annalen der Duitsche litteratuurgeschiedenis geschrapt zal kunnen worden. De sensatie, die het, niet alleen in Duitschland, teweeg bracht, overschreed de grenzen van een enkele literaire sensatie verre. Plotseling schreef een der vele millioenen onbekende soldaten een eenvoudig relaas van den oorlog, sprak n van hen na tien jaren over de ellende en het leed ervan. Zóó indrukwekkend werkte de eenvoudige weer gave van dit alles bij Remarque, dat velen vergaten, dat reeds in de eerste jaren van den wereld-oorlog «en ander auteur den oorlog in een grootsch epos gebrandmerkt en vervloekt had: Henri Barbusse in ,.Le Feu." Toen we Kemarque's boek voor den eersten keer lazen, dachten we slechts zeer terloops aan de lite raire talenten van den auteur. Zóó hevig en plotse ling was de indruk, die zijn werk op ons maakte. Kemarque zelf gedroeg zich evenmin als een be roemd auteur, gaf bijna geen interviews, liet zich niet herhaaldelijk fotografeeren, nam aan geen l'en-clubvergaderingen deel en leefde het leven van een auteur, die in de eenzaamheid kracht voor nieuw werk zocht. Toen men zijn film ver boden had en hij zijn stem had moeten verheffen tegen dit verbod, zweeg hij helaas. Remarque was in deze jaren een macht geworden en had de grootsche filmische aanklacht tegen den oorlog (uit zijn w«?rk gesproten) nieuwe kracht moeten bij zetten en tegen een politieke reactie in bescherming nein-m. Hier bleef hij in gebreke. Dit zwijgen was een stap terug. (»een stap voorwaarts. Thans verscheen Der Weg zurück". Tot het verschijnen van dit boek was deze auteur een soort literaire wereldkampioen, die in zeker opzicht in een positie verkeerde, waarin ook Max Scluneling *>f Mocskops verkeerden. Erich Maria Remarque Briand niet gekozen Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan ,)Spijt me, lieve vrienden de begrafenis gaat niet door' Erich Maria Remarque beschikt ,.Der Weg zurück" bewijst het over groot litevairtalont. In dit werk schildert hij ons het leven van een enkele der onbekende millioenen, die heelhuids terugkwamen uit al deze ellende en verschrikkingen. Ze hervatten weer het oude Ie ven; de oude wetten van vroeger lieten weer hun recht gelden, moord werd weer een moord genoemd, ellende was ook nu weer ellende. Velen slaagden er niet in ,,den weg torug" te vinden, talrijken zag hun leven gebroken, bleven ontworteld en konden zich niet herstellen. Overal tragedies?nergens, nergens vrede. ,',Ein Teil meines Daseins zegt In dit werk cëit onder wijzer nat in} Dienste der Zcrstöning gestanden: es hat dein Hasz, der Feindschaft, dem Toten gehort. Aber das Leben ist mir gebliebzn. Das ixt beinalie eine Aufgabe und eln Weg. Ich will an mir arbeiten und bereit sein, ich wilt meine Hande rühren und meine Gedanken, ich will micli nicht wichtig nehmen und weitergelien, aueh wenn ich manchmal bleiben möchte. Es gibt vieles aufzubauen und fast alles wieder gutzumachen, es gibt zu arbeiten und auszugraben, was verschüttet worden ist in den Jahren de'r Granaten und der Alaschinengewehre. Nicht jeder braiicht ein Pionier zu sein, es werden auch schwachere Hande und geringere Krafte gebraucht werden. Dort will ich meinen Platz suclien. Dann werden die Toten se h weiger, und die Vergangenheit wird nik h nicht mehr yerfolgen, sondern mir helfen." >? Dit ongeveer is de conclusie waartoj Remarqun komt. lm Westen nichts Neues" was een gebeurtenis van den allereersten rang. Men merkte terstond. dat al deze schil Ie: ingen overeenkomstig de waar heid waren dat dit boek geen roman" was. Met Der Weg zurück", dat als het ware een vervolg op zijn eerste boek is, heeft Remarque evenmin een roman willen geven. Het is echter een roman geworden. Met vele voortreffelijke en even zoovele minder voortreffelijke passages. In dit tweede werk is te veel lyriek te veel meditatie, te Veel overweging - h' tceinig ovcrtu Do auteur laat in zijn tweede boek de soldaten den oorlog vervloeken, doch juist deze scènes zijn zwak. minder echt van toon en kunnen ons niet overtuigen. Onwillekeurig denkt men aan Ludiciii Itenn, die op zijn, eerste Work Kriog" ook een tweede boek Nachkrieg" lipt volgen, waarin hij zich afvroeg, hoe deze oorlog mogelijk geweest was en had kunnen ontstaan en hoc men hem het best kan bestrijden. Hier is het groote onderscheid niet Kemarque, die geen konsekwentiés trok uit hetgeen hij meegemaakt had en tevoren zoo voor treffelijk beschreven. Summa summarum, ondanks dit tekort is,, Der Weg zurück" in tegenstelling met zijn eerste werk -'- een zwak boek. Afgezien van zijn eerste werk is het een sterk boek. NICO ROST \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl