Historisch Archief 1877-1940
?f» uiftiin&7«MO>.'*.jta»^»
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MEI
No.
door Kees van Bruggen
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door h. van Mens
Forte «lel Har mi
DE goden? de goden zijn niet
dood.
Diep in de blauwe grotten van de
zee.... danr zwalpen de medusen
.... grijnslacheml zwaaien de haaien
hun excentrieken van electrisch blauw
en schichtig wit .... Xeptunus in
zijn parelmoeren zetel banketteert
met de zijnen. .
Dat is voor ingewijden geen geheim.
En do dronken wulken, die de vloed
van den bodem scheurt, lallen nog:
stervend van wijn en wollust.
Verloren najaden betrapt ge
tusschen licht en lucht. Genaak haar
niet, zij zoeken voor haar mijmering
eenzaamheid. Zij hebhen óp uw
nadering gelet, /.ij weten zeer goed
dat gij er zijt, zij sidderen in vrees en
verwachting dat gij haar naderen zult.
Misschien 'verlangen, zij liet, maar
zij weten act zei l' niet. zij /ouden
opspringen als getrapte katten en
u verpletteren niet haar woed o.
Maar als een Indiaan de gewoonten
van de pampa's, kent ge de gewoonten
van het strand, ge stoort haar niet.
Achter u voelt ge haar aanwezig
heid. Zij houden ich met u bezig.. ...
er 'is iets tussehen u e,n haar. Zij
willen dat het er zijn zal. al wotcn
zij niet waarom. '..,'?
Hebt ge böar oogen gezien? Haar
oogen zijn van een leeg en diep
verlangen, als de'zee zelt. Jn haar
oogen zweemt de verre herinnering,
weemoed om verloren geluk,
uitsdiouwen naar een heil, dat nog komende
is. Welk teisterend avontuur gaat
daar om ? Misschien wandelen zij aan
den arm eens minnaars, en haar
schouder zoekt zijn steun, en haar
mond dorst,. ? Zij taumeln von Dénier"?
noch. Genuss.... zij herbeleven
passieheete nachten,...
Uit hun rieten huisjes zijn de
baders weg gegaan om te eten, de
kleintjes spelen niet meer. Overal
op bet strand smoort de hitte, zelfs
onder de gevlochten dakjes is de
blauwe schaduw weggesmolten. In
zijn hutje zit de badman verscholen,
hij eet zijn voer uit het pannetje,
dat Maria, zijn vrouw, hem bracht.
Vragend zit zij hem aan te kijken,
terwijl hij do macchetoni hooit.
Hij heeft nu hulp om de badpakken
uit te spoelen in zoet water, dat ze
zuiver worden van zand en
zeekleverigheid. Aan het lijntje hangen
KG straks zwaar uit te z weeten in de
zon. j
De zee heeft nog wat te doen om
het drijfsel weg te vagen, er zand
overheen te slibben, met elke deining
een laagje, maar ze doet het zouder
belangstelling, ze is moe en vindt het
eigenlijk, met die warmte, tijd voor
een slaapje. Dat doet ze dan ook
maar. De schuimreeven vloeien lus
teloos uit, en op de bank waar de
brand ing zijn moet, is niets a,an d*>
hand.,
Achter haar rood para-Bolletje
----wil ze toch gevonden worden?
ligt de najade. Zij zucht er ns van
ó.n gaat verliggen.' Haar gezondheid
was aangetast, haar zenuwgestel van
streek, zij moest naar de apiayfiaom
te rusten. De lieve dokter heeft
het haar met alle gewichtigheid ge
last, de handen zachtjes drukkend
op haar schouders: rusten moest zé.
terwijl het nog niet druk was, aan
het strand.
In het roze pension onder rozen
en glycinen wacht de middagtaf el.
Maar dat kan haar niet schelen.
Eigenlijk kan het haar wel een beetje
schelen. Zij vindt het zalig te weten
dat détafel wacht. De twee Duitschers,
die nooit hun maaltijd missen, zitten
er, en de Professore met zijn nest
mooie kinderen, en Miss Nowhere.
Zij letten allen op haar tafeltje, maar
het 'tafeltje blijft leeg, zij is er niet.
Zij zal wel komen, straks, maar zij
laat zich wachten. Zij heeft er haar
lustelooze pleizier in, te laten wachten,
een pleuier, dat geen vreugd is, maar
een dierbare lusteloosheid, een tegelijk
? trek hebben en te traag <zijn om op
te staan, een klein leedvermaak ook,
om het dienende meisje, dat graag
afmaakt en de- tafel gedaan heeft,
, en toch ook weer mededoogen met
het kind, dat nooit gereed komt. Zij
zal het een goede fooi geven, wanneer
zij daar zin in hoeft op het oogenblik
v an haar vertrek. Misschien verandert
ze nog wel, wie kan dat van tevoren
weten? En ineenen raakt zij opge
wonden van een hevig gevoel van
gelijk. Het ia als een verzet togen
onrecht, zij weet niet welk, zij weet
alleen dat zij gelijk heeft, een zoo
sterk gelijk, het vermoeit haar
doodelijk, de spanning ervan vol te
houden. Och, het verveelt haar gelijk
t<« hebben.... en het verglijdt alweer.
Even is haar benieuM'dheid bij den
komenden wandelaar geweest. Wie
is hij? Waarom komt hij op dit uur?
Waarom waagt hij haar te storen?
Wil hij wat? Is hij eenzaam, slap
van verlangen, als /.ij?
Kan een man ??een man ~~ /.<«>
zijn?
Hij is niet elegant hij is slecht
gekleed hij is oud hij is ver
velend. Mispunt. Hij is de onrust,
juist nu-zij zoo heerlijk rustig was.
Hoe moet zij zoo ooit beter worden....
Want rust, rust moet zij hebben.
heeft de dokter gezegd. De dokter
met zijn lieve handen.
Zoo nu
Is het goed.
Over de leege zee vliegen drie
vogels van verlangen. Ver liggen de
landenvan verlangen, zij liggen achter
de zeeën, achter de bergen, achter de
afstanden, achter alles wat zichtbaar
en hoorbaar en grijpbaar is. Zij
liggen achter de mensehen, de vrien
den, de vleiers, de minnaars, de
echtgenooten, achter de galante zoekers
van het avontuur, die in de barken
varen onder den sterrenhemel, en de
minstreel zingt een lied, waar hij
zelf in gelooft.
Het verlangen gaat achter de drie
verre vogels aan, ZP trekken, winnen
afstand, nu zijn ze los.
Waarom vinden anderen rust. ge
luk? Waarom zitten anderen t«> eten
en smaakt het hun, en zij heeft
honger en het smaakt haar niet?
Waarom was die eenzame man op
het strand --- wat heeft zij met hem
temaken? wat begeerde hij? wat
deed haar een wijl haar blik instellen
.... of het t«M'h van hem kon komen.
van dezen of van een anderen. . . .
en moest dat altoos? nmost dut altoos.
het vernederende?
CADILLAC
Het feit, dat de Cadillac dikwijls voor
veel duurder wordt gehowbn, dan ze
in werkelijkheid is, pleit wel zeer sterk
voor de hooge plaats,die de CADILLAC
In de algemeene achting Inneemt
K. LANDEWEER
UTRECHT AMSTERDAM
Blltstraat 74 ~~ Stidhoudirtkidi 93-84
Waarom was hij geen rustroover,
die haar zoo maar meenam, op een
hollend paard en waarheen?
De vogels zijn verneveld.... de
zee legt luchteloos haar reefjes over
het lage zand.
Het wordt nu waarlijk tyd.
Ken wil om op te staan en nu toch
heusch aan tafel te gaan, wordt ge
boren, sterft in dezelfde vleug. De
wereld is een leegte, het leven een
onstilbaar verlangen. De lieve dokter
heeft rusten" gezegd: zijn oogen
glommen aan van zachtheid tot
ironie, hij hield haar hand hij het
afscheid wat langer vast. Misschien
KOU zij aan hem zijn blijven denken
.... maar hij drong in haar geheimen.
dat verdroeg zij niet. Zijn faunkop
wilde iets van haar. Hij ried, van
haar kaartje, de nog-niet-gescheiden
vrouw. De mooie pauw-oogige pleeg
zuster liet haar uit: dertig lire het
consult. Verwoed zagen de vrouwen
elkander in den blik.
In diepe verten leeft dit alles.
Kr leeft meer, meer, een onophoude
lijke film. Weleer en toekomst ont
moeten elkander in een nimmer werke
lijkheden. Touioiirs fiiUcitra.. . .
De zee legt zich.... een verve
lende zee.... Kon zeiltje glipt bruin
in het witte licht, een glimlach vloeit
door haar reeds gouden wangen. Maar
de oogen blijven hunkeren en vragen,
eeuwenoude oogen, zij spannen zich,
«m het is weer niets.
De wandelaar heeft zijn schreden
gekeerd, nog eenmaal stoort hij de
heete middagrust van het strand.
Een ongeduldige klingel waarschuwt
uit het pension in de koele pinda.
Verongelijkt glipt de najade uit
haar mijmering omhoog - daar is
de kleine Carlo %-an de Professore, die
waarschuwen komt, dat zij aan tafel
moet. ..-..??
Moet? ?
Haar armen omvangen in een
streeling den kleinen bronzen vent.
Hij gaat, tegen haar heup, als in een
bedwelming.
Tezamen stoeiende komen zij de
eetzaal binnen. Want er is een hei
melijk verdrag tusschen najaden en
kinderen, en niemand kan hen
beknorren. want zij weten niet wat zij
doen....
w
if
r
No. 281$
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MEI 1931
Het nieuwe boek van
Remarque
Kriek Maria Remarque, Der \Veij zuriü-k"
Propulaeën Verlag, Jierlin l UMI.
Toen na het verschijnen van ,,//« Weaten nichte
NKUCH" (dat eerst maandenlang van uitgever tot
uitgever zwierf) Erich Maria Kemarque, eenigszins
onthutst over zijn plotselingcn roem in een kring
VAiJliteratoren de vraagstelde wat hij. nu zijn eerste
boek zoo'n onverwacht succes gewordtn WAS. in de
toekomst nog zou kunnen schrijven, antwoordde
hem do tooneelcriticus Al f red Kerr : a m besten
nichts Neues".
Kemarque heeft dezen raad niet opgevolgd.
Het verschijnen van zijn eerste boek was een
gebeurtenis, die nimmer uit de annalen der
Duitsche litteratuurgeschiedenis geschrapt zal kunnen
worden. De sensatie, die het, niet alleen in
Duitschland, teweeg bracht, overschreed de grenzen van
een enkele literaire sensatie verre. Plotseling
schreef een der vele millioenen onbekende soldaten
een eenvoudig relaas van den oorlog, sprak n van
hen na tien jaren over de ellende en het leed ervan.
Zóó indrukwekkend werkte de eenvoudige weer
gave van dit alles bij Remarque, dat velen vergaten,
dat reeds in de eerste jaren van den wereld-oorlog
«en ander auteur den oorlog in een grootsch epos
gebrandmerkt en vervloekt had: Henri Barbusse
in ,.Le Feu."
Toen we Kemarque's boek voor den eersten keer
lazen, dachten we slechts zeer terloops aan de lite
raire talenten van den auteur. Zóó hevig en plotse
ling was de indruk, die zijn werk op ons maakte.
Kemarque zelf gedroeg zich evenmin als een be
roemd auteur, gaf bijna geen interviews, liet zich
niet herhaaldelijk fotografeeren, nam aan geen
l'en-clubvergaderingen deel en leefde het leven
van een auteur, die in de eenzaamheid kracht
voor nieuw werk zocht. Toen men zijn film ver
boden had en hij zijn stem had moeten verheffen
tegen dit verbod, zweeg hij helaas. Remarque was
in deze jaren een macht geworden en had de
grootsche filmische aanklacht tegen den oorlog (uit
zijn w«?rk gesproten) nieuwe kracht moeten bij
zetten en tegen een politieke reactie in bescherming
nein-m. Hier bleef hij in gebreke.
Dit zwijgen was een stap terug. (»een stap
voorwaarts.
Thans verscheen Der Weg zurück". Tot het
verschijnen van dit boek was deze auteur een soort
literaire wereldkampioen, die in zeker opzicht in
een positie verkeerde, waarin ook Max Scluneling
*>f Mocskops verkeerden.
Erich Maria Remarque
Briand niet gekozen
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
,)Spijt me, lieve vrienden de begrafenis gaat niet door'
Erich Maria Remarque beschikt ,.Der Weg
zurück" bewijst het over groot litevairtalont.
In dit werk schildert hij ons het leven van een
enkele der onbekende millioenen, die heelhuids
terugkwamen uit al deze ellende en verschrikkingen.
Ze hervatten weer het oude Ie ven; de oude wetten
van vroeger lieten weer hun recht gelden, moord
werd weer een moord genoemd, ellende was ook
nu weer ellende. Velen slaagden er niet in ,,den weg
torug" te vinden, talrijken zag hun leven gebroken,
bleven ontworteld en konden zich niet herstellen.
Overal tragedies?nergens, nergens vrede.
,',Ein Teil meines Daseins zegt In dit werk cëit onder
wijzer nat in} Dienste der Zcrstöning gestanden: es hat
dein Hasz, der Feindschaft, dem Toten gehort. Aber das
Leben ist mir gebliebzn. Das ixt beinalie eine Aufgabe
und eln Weg. Ich will an mir arbeiten und bereit sein,
ich wilt meine Hande rühren und meine Gedanken, ich
will micli nicht wichtig nehmen und weitergelien, aueh
wenn ich manchmal bleiben möchte. Es gibt vieles
aufzubauen und fast alles wieder gutzumachen, es gibt zu
arbeiten und auszugraben, was verschüttet worden ist in
den Jahren de'r Granaten und der Alaschinengewehre.
Nicht jeder braiicht ein Pionier zu sein, es werden auch
schwachere Hande und geringere Krafte gebraucht werden.
Dort will ich meinen Platz suclien. Dann werden die Toten
se h weiger, und die Vergangenheit wird nik h nicht mehr
yerfolgen, sondern mir helfen."
>? Dit ongeveer is de conclusie waartoj Remarqun
komt.
lm Westen nichts Neues" was een gebeurtenis
van den allereersten rang. Men merkte terstond.
dat al deze schil Ie: ingen overeenkomstig de waar
heid waren dat dit boek geen roman" was.
Met Der Weg zurück", dat als het ware een
vervolg op zijn eerste boek is, heeft Remarque
evenmin een roman willen geven. Het is echter een
roman geworden. Met vele voortreffelijke en
even zoovele minder voortreffelijke passages.
In dit tweede werk is te veel lyriek te veel
meditatie, te Veel overweging - h' tceinig ovcrtu
Do auteur laat in zijn tweede boek de soldaten
den oorlog vervloeken, doch juist deze scènes zijn
zwak. minder echt van toon en kunnen ons niet
overtuigen. Onwillekeurig denkt men aan Ludiciii
Itenn, die op zijn, eerste Work Kriog" ook een
tweede boek Nachkrieg" lipt volgen, waarin
hij zich afvroeg, hoe deze oorlog mogelijk geweest
was en had kunnen ontstaan en hoc men hem het
best kan bestrijden. Hier is het groote onderscheid
niet Kemarque, die geen konsekwentiés trok uit
hetgeen hij meegemaakt had en tevoren zoo voor
treffelijk beschreven.
Summa summarum, ondanks dit tekort is,, Der
Weg zurück" in tegenstelling met zijn eerste werk
-'- een zwak boek. Afgezien van zijn eerste werk is
het een sterk boek.
NICO ROST
\