De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 16 mei pagina 8

16 mei 1931 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

I i! DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MEI 1931 No. 2815 Hotel-Pension 'T VELT-HUYS" Tel. 17. HATTEM. Tel. 17. met eigen dennenbosch van 5 H.A. Tennisbaan, Garage, kamers m. str. water, centrale verwarming, enz. Geïll. prosp. op aanvrage. Vóór en naseizoen reductie. Elisabeth Bergner door Henrik Scholte 1925: ..1»I«> HrlliKt» .1» lui mm" omlor Mttx Itciiilmrdt ALS iHMi fluitende hovenier staat Max Koinliardt in zijn tooneel-tuin. Zijn hobby is het op jagen van n enkele plant, waarvoor de rest van xijn aankweek hem wel terstond onverschillig wordt, maar waarvoor hem dan ook aan den anderen kant noch graafAverk, noch het geduldige bijsnoeien en opfokken teveel is. Thans ziet men hem op de knieën, met zijn wipneus gebogen over «?en frisch, wit rotsplantje, Grote Mosheim..tlat er goed voor staat en sinettelooze bloemetjes levert. Daarvóór was het een wonderlijke variëteit uit de familie der dwerg-orch ideeën, lieflijk, vreemd, niet ongevaarlijk en tijdelijk zeer ge/ocht. Maar voor het oog van den tuinman staat zij sindsdien in de kleurenpracht van zijn voltooide scheppingen verloren, zij groeide trouwens zonderling om haaistokje heen. (Jok was het zaad overgeplant, een weggevertje op verzoek van zijn buurman Victor Barnowsky. dio meer in het klein doet en 't eigenlijk toch niet zoo verschrikkelijk goed kan (althans in do oogen van lleinhardt). Toen heette zij nog Hosaltnd, maar Keinhardt noemde haar, nadat hij haar onder handen genomen had. Saint Joan. In dat jaar noemde elke kweeker, die zichzelf respecteerde, zijn privé-hobby Saint Joat>, naar een bekende weldoenster. Maar lleinhardt adver teerde ,, Saint Joan-Bergner is de beste", en die de kweekerijen langs liepen, keken, vergeleken en knikten van ja. % Men zegt, dat Elisabeth Bergner van sprookjes houdt, en dan vindt zij wat ik hier over haar schrijf misschien wel aardig. Maar de rest is helaas gén sprookje. Ik zag Bergner's Johanna in Berlijn, toen haar rol nog betrekkelijk nieuw was. Zij AA-as diep ontroerend in het reine en vreugdevolle begin en in de felle smart van het einde. Maar zij was vooral zoo volkomen overtuigend en geen seconde wevd de tekst van Shaw, niet al zijn schijnbare contro versen, geweld aan gedaan. De gansene grootheid van dit au fond allereenvoudigste drama, dat toch wel een der weinige klassieken" uit onze dagen belooft te worden, stond achter dit nietige tooneelfiguurtje. Zij was minder aanbiddelijk-sentimenteel en wegsmeltend in een ijle gratie (waaraan .Shaw tenslotte part noch deel had) dan Ludmilla Pitoëf f . Zij stond ver boven de Saint Joan van Sybill Thorndike, die soldatesk en oud was, en slechts een goede protestantsehe" heilige, hetgeen derhalve zeggen wil, dat alle wonderen" en stem men" haar vreemd bleven. En onze eigenj goedbe doelde A. J.C. -ster. ... wacht nog steeds te ver geefs op hare zaligspreking. Bergner's Saint Joan was een uiterst geslaagde parallel van twee intelligente en geniale naturen, regisseur en actrice. Men kon xich nauwelijks iets heerlijkers denken dan dat eerste tafereel: decyclopenmuren van een burcht en de bulderende Baudricourt als een tragi-comische Falstaff er midden in. ... en dan juichend en helder de stem van een heilig meisje, dat stormachtig, ongeduldig en blijmoedig-overtuigd, de lucht van de lence en van het land mee naar binnen bracht. Hoe on-pathetisch en hoe zuiver lag er een verheven roeping in, als van een kindergedicht: Kom, Patertje, wilt Gij niet dansen?" Voor deze Johanna lag de wereld open, zij viel om haar uiteen en zij sloot zich weer achter haar 011 tegen haar. Toon zij zich omkeerde, brak, schrijnender dan alle theatrale tragiek, haar naieve verbazing en verwondering door. Het was bijna oen spel van voorhoofdrimpels geworden, van opgetrok ken wenkbrauwen, van een smartelijk nadenken, rodonoeroti, verliezen on tenslotte, voor het gerecht, waar Baudrirourt's burcht, v reeselij k er en thans onneembaar, in Heinlwrdt's simpele tooiieelbouw weer overoud stond, een kinderlijk versagen: dus zoo /ij n de mensc'hon on hun kerk. Mijn (Jod ! Toon Bergner's Johanna door Stogumbor's boerenarm aan het wereldsehe gerecht werd overgeleverd, icits zij reeds terechtgesteld en driewerf gekruisigd. Haar Johanna lag dichter bij oen kindei-kruistoeht dan een golgotha. 1931: l «?« beuux roMtfot Borgner zonder Heinhardt. Borgnor na dertig of veertig latere succosrollen, waarbij de Identitatsrausch" van den Borlijner on do Berlijnsclie zich vrijelijk had kunnen bot vieren. Bergnor op tournee, met een (togen alle stellige verzekeringen in) samengeraapt troopje, met plaatsou van tien gulden, terwijl de Nederlandsche voorstelling, die, ondanks het falen van onze Jaantje. onder Verkade Wijdeveld toch op zeer hoog peil stond, voor een derde te zien was, voordat die in degemeentevolksvoorstellingen verzandde. Er was nog een soort schema" van Iteinhardt over, plus zijn naam op het programma. Er waren ook nog enkele oogenblikken, dat bij Bergner dit schema weer vol liep niet den gloed der verrukking. De eerste scène, al kon men het decor omblazen, was groot, haar afscheid in de catedraal was groot, do rechtscène loofde van losse, groote fragmenten. Maar tusschendoor een rol. leeg door routine, ver moeidheid en Gastspiele". Een dunne stem, die toch reeds altijd moeite had om zich tot oen climax uit te zetten, doch in het kleine praten, als van een drukken vogel, zoo wonderlijk ontroert, brak er onder en zij liet de hoogtepunten eenvoudig, wat acteurs noemen, afweten". Er was voorts een Dauphin .te zien met een hoofd als een oudewij ven-cactus.waaronder zich een groote nul verborg, doch niet die nul. die Shaw's ironie tegen het oneindige projecteerde. Er waren ook eenige voetballers en supporters van goeden wil, bijv. de heeren rechters achter het ballustradetje van Pro Domo". Er was misschien, met een Stogumber van Ginsberg, met een Broeder Martin A-an Carlheinz Jaffé, nog wel wat te beginnen ge weest, als er maar een idee van regie geweest was en de geest Reinhardt's niet weer reeds lang over andere wateren zweefde. Thans zag men de groot heid van dit stuk nog slechts onder het stof deivele figuren (want Johanna is gelukkig gén ster rol) en onder de goedkoope armoede van wat balmasqué-kleepen. Misschien leerde men er alleen de gebreken van het stuk duidelijker door kennen: het wimpeltje van Dunois, waar elke toeschouwer in angst en spanning naar keek, is toch het juiste wonder niet, dat de natuurlijkheid van Johanna's roeping moet illustreeren. De Bilt maakt er eiken dag betere. En wat de epiloog betreft gespeeld op het bed van Karlchen", alsof het een banggeworden boerenfamilie in een omveersnacht gold, eens te meer geloof ik toch, dat Shaw dit over bodige napraatje alleen maar gaf omdat hij aan dit zijn beste stuk te veel van zijn lersche hart en zijn sclmwgeworden poëzie geschonken had en daarom hoognoodig het hobbelpaard van de voorrede nchter den Thespiswagen gespannen moest worden. 19ÜO: Wie PN Euch gefluit" omlot* Victor Ilurnow-Mky Kosalind, travosti-rol bij uitnemendheid, speelde Bergner al voor er zich nog iemand om haar be kommerde. Het is' de rol, waarin zij verschillende malen achter elkaar ontdekt" moest worden: door Reucker in Zürich, die er mee de provincie in trok, door Alfred Polgar in Weenen. die naar aanleiding van zoo'n voorstelling schreef, dat er een Wetterleuchtèn von Zukunft" rondom das Fraulein Bergner" was. door Barnowsky, en toen, nog een heele tijd later, door het Berlijnsche pu bliek. Een rol, die Bergner op het tengere lijf geschre ven is en waaraan Barnowsky heeft zitten vijlen en knutselen tot er wel geen spontane intonatie meer aan over was en toch deze rol, door Bergner's zeldzame gaven, uit een zuiver spontane verruk king schijnt te ontstaan. Haar Hosalind is scherp als glas en van een overmoed, die raffinement aan virginale gratie paart. De techniek is zoo Volmaakt. dat men haar niet meer merkt, dat deze heele rol soms zoo ontstellend gewoon" schijnt, als niet een lichte stembuiging en een haast al te schoon l J. B. BENNER 6 ZOON l PIANOHANDEL """ l DEN HAAG 97 OBVKBTIQD l Ml = HorLHVKHANCIKHa = N OO ROB IN D B l SPREEKZAAL IK vermoed, dat uw kroniekschrijver F.C', zich rangschikt onder do vaklieden, die als reyel den spijker op den kop slaan. Het wil mij echter voorkomen, dat zelfoverschatting oorzaak dier verkeerde rangschikking is. Althans zooals ik, en velen wellicht mot mij, hem zien, slaat hij er wel duchtig op los, maar het zuiver raken van den spijkerkop gelukt hem slechts zoo nu en dan. Ter nagedachtenis" (Peter Kürten) is weer zoo'n geweldige slag, die veel misbaar maakt maar ons niet verder brengt. Aan boord noemden wij dit gezwam in de ruimte.... In gevallen als van. Peter is opruimen zonder veel gezwam er omheen m.i. eerlijker en gezonder voor onze samenleving. F. C. bedient zich van de publieke vrouw, die allén hem kan beminnen, die haar rr.ishandelt, als hij zegt: Nu is dit misschien in zoover juist, dat u en ik daar ook wel eens lust in zouden hebben, in lustmoorden" ". Die publieke vrouw is uitzondering en zoo zullen lezers, die zich ge streeld zullen gevoelen door F. C.'s uitlating óók wel uitzonderingen zijn. Het ware flinker geweest indien F. C. in die uitlating hadde weggelaten misschien" en u en,..." De eerlijke bekentenis, dje de uitlating, na schrapping der aantijging, blijft inhouden, is den lezers en lezeressen eene waarschuwing F. C. niet te na te komen. Deze waarschuwing is dan ook het eenige goede dat uit de Kroniek is te trekken. Laat mij hopen dat F.C. zich verschreven heeft. K. WESTERMANN geen doctor in de wijsbegeerte maar oud-koopvaardijkapitein Hotel Duin en Daal" - Bloemcndaal Str, kond en warm water op alle kamers PRIVÉBADKAMERS - LIFT - Telefoon 22223 gebaar af en toe kwam duidelijk maken, dat deze bloeiende natuur juist andersom, via den langen, harden weg der kunst, bereikt werd. Ik zag haar in de derde ensceneering van Bar nowsky, verleden jaar in Berlijn. Een ensceneering, die vrij schoolschisen waarover tuinman Reinhardt Na ja...." zegt, maar een ensceneering, die met enkel wat kleurige achterdoeken van het Ardennenwoud een eenvoudig en vroolijk. fond schept voor Rosalind en die haar vergezellen op haar tochten, on voor de aarstdomme, de alleen-maar-dwaze en de trieste clowns, die, hier de een na den ander, niet verrukkelijke salto-mortales, uit Shakespeare's ooft-rijpen overvloed te voorschijn tuimelen. Rosalind zwerft thans meer dan ooit. Men kan het Ardennen-woud natuurlijk verplaatsen. Men kan het ook omhakken. Ob der weisse Flieder.... ' 15 Mei 1031 .... wieder blüht??? fcHAKEL 1^^?. .__.._.?-^ .»? - »^j^renr-iAfc> 11-17 -AMSTEQDAM Kleermakerij Bij ons verkrijgbaar N.R.V MONTA SCHOENEN No. 2813 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 MEI 1931 Jan Grégoire Amsterdamsche Haven Sc h i l d e r k u n s t door A. Plasschaert P. DohrovItKj. In don IlottordumKunMtkrings, Itottèi'dum. Wanneer ik den ontwikkelings gang van dezen colorist juist overzie, dan erken ik in zijn schilderkunst drie opeenvolgende stadia. De eerste periode is die waarin de kleur nog kalm is (soms grijs) en waarin de omlijning der vele détails in het schil derij niet Wordt vermeden; de tweede is die, Waarin de kleur 'heviger wordt; waarin de lijn als vormenbepalend blijft bestaan, maar waarin de vormen, vereenvoudigd, tot grooter kleurvlekken worden (iets als bij Vincent) en liet derde stadium zou dan zijn (de logische gang ware dan duide lijk) waarin de kleur zelf bepaalt (zoo ge dat bepalen wilt heeten) waar de lijnen" vervallen en waar de kleur dus ruim en zuiver de heerscheresse is van het schilderij. Wanneer dan mij Averd gevraagd, welke periode hot gelukkigst tot nu toe is van deze drie, dan zou ik do niiddélperiode de voorkeur geven, ofschoon uit de laatste ook een paar werken mij troffen (als. bijv. het stilleven niet de bloemkool). De voor stellingen zijn landschap en stads gezicht vooral, stilleven en portret; de kleuren zijn zoo goed als altijd terug te brongen tot een viertal: geelrood-groen-blauw. De beste schilderijen uit groep II blijken d'Olijfboomen (l) on nog eens dezelfde boomen (17), Xo. 27 met, den diepblauwen hemel en Xo. 50; uit de derde groep Dennen (11) een kerk (14) de Olijf boomen op een eiland (38) het stilleven (51) en den matroos (79), terwijl eveneens bij de beste schilderijen liooren: No 7, de bewogen groep met het vischnet en den hond, 10 het landschap, hartstochtelijk, met den paarse n hemel, 41 j de Baders, 74, de blawce zee met de golfjes aange duid door den korte op- en neergaande lijntjes, iets dat ik zou willen bezitten, enz. In de middelperiode dit als slot is het werk het meest bewogen dus, in de kleur-periode het meest overeenkom stig den aard. I»c Touloiinp I^iutror. Pttvlllon .11 H r na n, l*urlj«*. Deze tentoonstelling met haar tal rijke werken van de Lautrec was voor ons meer oen nagaan van onze rneeningen omtrent dozen schilder dan oen kennismaking: het werk van dezen spontanon, verfijnden, ironischen en toch teoderon tcckcnaar (een libertijn. zooals steeds met medegevoel) was reeds lang ons gekend en bij ons een vast bezit.'Het merkwaardigste, niet het belangsrijkste was het vroege werk; een teleurstelling nu en dan de ..complete" schilderijen, waar enkoio tusschon waren, die minder loven' bezaten dan wij meonden on in do zorg. een volledig geheel te geven.-do spontaniteit ietwat verloren. Maar Wat ''ons niet teleurstelde was Jane Avril's t portret, komende uit de Mouliii Rouge on haar handschoen aandoende. Ge noten wij in de vroegere, periode van de schildering van een hond (als No. 50), in de weergave van deze vrouw erkenden wij dat het verfijnd talent van l^autroc, allen bekend uit zijn litho's, een diepon grond bozat, on in dit portret van een vrouw zagen wij opnieuw (wij wisten hot) dat Lautrec psychologisch belangrijk was voor zijn tijd en voor zijn tijdgonooton. I lier toch is een heel mensch niet oen stille, haast nurksche droefenis ge geven. In Mlle Lucie Bellanger waar deerden wij wat wij onlangs u prozon als in 177 zekerheid bij rijpheid. De vele teokoningon (waarom zouden ? wij u de heele lijst van nummers hier neerschrijven) bewo/en do Toülouse Lautruc's belangstelling in het loven voor 't pleiïier. Zijn onbevangenheid voor do onderwerpen: het caf -concert het circus en de lupanar. Het merk waardige daarvan is. dat zoo goed als steeds, het onderwerp ten eerste als schilderkunst, liever als teekenkunst, was verstaan. Er was hier de mooglijkhoiil tot litteraire gevoelens of tot zede-preokorij of zelfs tot obsceniteit, maar hoewel niet steeds zonder zin nelijkheid (zie ..de vriendinnen") Avas steeds moor het automatische der ondeugd de inhoud dor teekening zoonis in de circus-scènes do bruuthoid A*an den temmer, zooals in do eafó-eonccrts hot starrond-dAvazè(011 dat in do'beweging A-an het lichaam) zoonis in de stukken omtrent hét toonóol het nnwo/.entlijke 011 hot noodgedwongone. Wanneer bij dit alles gevoegd ' wordt de steenteekenaar, Avien geen snel-gegeAeii portret on mogelijk is, AA'ion oen fabuleuse. licht heid A-an hand op don steen kenmerkte on dio in aanplakbilletton zijn spitsen, schorpen maathoudenden geest hielp in de ironische aanduiding, dan is het u. hoop ik, zeker, dat wij deze be zichtiging A'an zooveel Averk A'an óónen begaafde' een zelden gestoord gonot is geAvorden. DE GROENE AMSTERDAMMER Weskblad vqor Nederland kost ecnts ? 2.70 per kwartaal (f 0*0 voor incassokosten) of f i o.?> per ' jaar bij vooruitbetaling ?v i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl