Historisch Archief 1877-1940
* l i
GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 MEI 1931
No. 2816
Groene Twijgen
door Johan van Aalten
Teekeningen voor $? Groene Amsterdammer" door Harmsen van Beek
..Au HOU du oanon"
DE heer Gaston Doumergue. president van
de Fransche republiek, heeft de koloniale
tentoonstelling te Parijs geopend
militairement, au son du canon", verklaren de Fransche
bladen trotsch, en op denzelfden das wei-den in
Engeland een en twintig kanonschoten gelost ter
herdenking van het een en twintigste
regeeringsjaar van koning CSeorge V. Waarom wordt juist het
kanon bij zulke feestelijke gelegenheden het woord
gegeven? Omdat iedere monarchie op kanonnen
steunt, en omdat het kanon de arme kannibalen
in de kolonieën der blanken heeft bedwongen,
zeggen onze uiterst-linksche vi lenden, die
intusschen bezig zijn in Rusland aan te toonen, dat
het kanon het krachtigst argument is der machti
gen, en een hoogst nuttige uitvinding voor iemand
di» zijn zin wil dooidt'ijven.
Als koning George geen kanonnen had laten
gieten, was Engeland nu een kolonie van
Duitschland. en als de zwartjes niet bijtijds aan het
schrikken waren gemaakt door de brullende
luniwitsers der blanken, hielden zij nu een koloniale
?tentoonstelling inplaats wij, want met een strijdbijl
en een sabel -hadden onze voorouders het zeker
moeten afleggen tegen assegaaien en vergiftigde
pijlen.
liet is heel gemakkelijk kwaad te spreken van
het kanon, maar hadden wij het kanon moeten
ontlx-ren, dan dansten de Europeanen nu naar het
pijpen der Aziaten, en niet president Iloover. maar
Winnetou deelde de lakens uit in Phüadelphia.
D»* koloniale tentoonstelling kon worden gehou
den in Batavia bijvoorbeeld.... pardon in Jacatra,
en de openingsceremonie zou bestaan hebben uit
een klap met een klewang. op den nek van, laat
ons zeggen. Floris Vos, kersversch voor dat doel
uit de kolonie Nederland geïmporteerd. Ver
schillende levende directeuren van Xederlandsche
banken zouden in vierkante paviljoens te kijk
wordon gesteld; Willy Thvmis zou folklore uit de
kolonie moeten zingen. (.,Waar Rijn en Maas en
Amstél stroomen langs dijkenrij en uiterwaard,
en 't ruischen van de popelboomen, zich aan 't
gekwaak der kikkers paart"); een paar dozijn
Volendammers zouden klornpendansen uitvoeren,
*tfV%S^
en de producten van nijverheid en kunst, maquettes
van een stuk of wat vierkante bankgebouwen, een
paar pond Sanella, en de laatste succesnummers van
Henriëtte Davids en Kees Pruis, zouden achter
vitrines te bewonderen zijn. Kijk, zouden onze
overheerschers zeggen, dat presteert de itiheemsche
Nederlandsche bevolking onder Oostersch bestuur,
en de bezoekers moeten vooral niet verzuimen de
oorijzers en klompen te gaan bewonderen in het
Noor d-Nederlandsche paviljoen, ontworpen dooi
de stom-e Friezen, wier laatsten opstand wij met
klewangs hebben bedwongen....
Zoo had het kunnen zijn, en zoo zou het geweest.
zijn zonder het kanon, waaraan wij meer te danken
hebben dan wij ons zelf willen bekennen.
lïlauwnruw
,,Hebt u gelezen" vroeg de man met do blauwe
neus, en hij trilde van verontwaardiging .terwijl hij
sprak, hebt u gelezen wat de heer Schaper in de
Kamer heeft gezegd bij de behandeling van de
drankwet? Niets meer of minder dan dat hij op
manoeuvre heeft gezien dat de soldaten niet aan de
beurt kwamen als de kapitein een rondje gaf. En
weet u wat hij ermee bedoelde? Dat den minderen
man zijn natje even goed toekomt als zijn droogje.
en dat de distilleerderijen er niet alleen zijn voor
de heerschende klasse. Leve Schaper. Aannemen!.
Nog twee stuks !"
Voor mij niet meer," weerde ik af, maar blauw
neus, de vrijgevige, duldde geen tegenspraak.
Hij hield staande wat alle blauwe neuzen door
alle tijden heen staande hebben gehouden, name
lijk dat er ..graan" in zat, een argument waartegen
men bedroevend weinig kan inbrengen.
,,Ze knagen nog net zoo lang aan ons borreltje,"
zei de man van het graan, tot er een drankverbod
van komt, en dan gaan we Amerika-tje spelen."
Maar weet u wat mij nou het meest verbaasd heeft
bij dat drankdebat in de Kamer? Dat de hecren
zooveel van een borrel weten. Meneer van
Hellenberg llubar heeft onthuld, dat chemisch niet is
aan te toonen of sterke drank door distillatie of
door gisting wordt verkregen, maar eerlijk gezegd,
kan mij dat niet schelen, als ze er maar geen water
bij doen.
Meneer, Boon is ook op de hoogte, en Of! Sterke
drank zegt hij, is drank die bij een temperatuur
van vier graden van de hondorddeelige schaal voor
vijftien of meer volumenprocenten uit alcohol
bestaat. Hebt u dat ooit meer op de viool hooren
spelen? Ik niet, ik ben maar een gewone jongen..."
De gewone jongen, die dis vijf kruisjes al aardig
naderde, keek in gedachte voor zich uit.
,,Gek", mompelde hij, dat je van de dingen
waar van je het meest houd, zoo weinig weet. Als je
van een vrouw houd, bijvoorbeeld, dan wét je
nog niets van d'r, en als je iets van d'r weet, dan
is het meestal niet veel zaaks. Ik heb zes keer op
trouwen gestaan, en zes keer heb ik het uitgemaakt,
omdat ik wat van d'r te woten was gc-komen. Zou
het nou met een borrel óók zoo gaan?"
Met een verteederenden blik keek hij naar het
nog half volle glaasje voor'hem, en zuchtte:
Ik zie 'r geen honderddeelige schaal aan af,
maar ziet u, hoe die druppels a.an het glas
blij-Ven hangen? 'Dat beteekent kwaliteit, meneer,
daar moet u altijd op letten.'Nog ntje, op do
valreep? Niet? Ook goed, dan neem ik ze allebei.
Ze schenken ze hier uitstekend, want.de hoeren
Kunstzaal van Lier
Rokin 126 Amsterdam
VAN 9?30 MEI
Werken door HERMAN KRUVDER
van de Kamer kunnen de drankwet wel wijzigen,
maar de drank niet, en mij, h'm, mij nog veel
minder, meneer."
En met deze woorden hield hij zijn glaasje tegen
het licht en kieperde den inhoud door zijn keelgat.
Nieuwsgierig geworden door deze ontboezemin
gen van den blauwen neus, heb ik de Kamerver
slagen in onze groote bladen erop nagelezen, en
ben tot de conclusie gekomen, dat de afgevaar
digden volgens het Handelsblad twee maal zooveel
zeggen als volgens De Telegraaf, en volgens de
N.H.C, twee maal zooveel als volgens het Handels
blad. De volzinnen dio zij uitspreken, zijn in
De Maasbode twee maal zoo lang als in Het Volk,
en volgens De Tribune heeft buiten de
partijgenooten niemand iets anders gezegd dan een stuk
of wat infame leugens. liet schijnt allemaal een
kwestie te zijn van plaatsruimte, maar ik heb wel
sterk den indruk gekregen dat het hoog tijd wordt
een tijdslimiet vast te stellen van bijvoorbeeld
een kwartier, waarin de afgevaardigden hun hart,
of wat bij hen voor een hart doorgaat, kunnen
luchten: Bijna alle Kamerleden spreken te veel en
zeggen te weinig, en niets kan hen weerhouden
hun gerenommeerde welsprekendheid bot te vieren.
Een tik met een koevoet, of een beetje laudanum
in hun onafscheidelijke karaf, .zou hun natuurlijk
wel het zwijgen opleggen, maar dit zijn ongeoor
loofde middelen, en de eenige wettelijke, althans
minder gewelddadige, manier om dit schoone doel
te bereiken, lijkt mij den bode op zijn teenen naar
den langademigen spreker te zenden met een brief
je waarin staat dat zijn vrouw er met den
brievenbesteller van door is.
Als dat niet helpt, helpt niemendal, en als
niemendal helpt, zit er niet anders op dan dat
d»redacties onze.r'wijdlonpige kranten wijzer worden',
en minder drukinkt en ruimte verspillen aan de
grootendeels onnoozele redenaties van elkaar tegen
sprekende afgevaardigden, die van al wat zij zeggen
wel rekenschap geven aan hun partij en, laat óns
hopen, aan hun geweten, maar niet aan hun on
gelukkige kiezers, die van alle kanten worden over
stelpt met politiek evangelie, en niet goed weten
hoe zij deze plaag liet hoofd moeten bieden.
Hotel Duin en Daal1' - Bloemcndaal
Str, kond en warm water op alle kamers
PRIVÉBADKAMERS - LIFT - Telefoon 22123
No. 2816
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 MEI 1931
Teekening van Annie Roland Holst
de Meester
Johan de Meester
door Victor E. van Vriesland
MET Johan de Meester is een der markantste
figuren niet alleen uit onze letteren, maar uit
gansch onze cultureele samenleving heengegaan.
Kene persoonlijkheid van onverwoestbaar sterke
vitaliteit was hij. Zijn bewegelijke, hoekige.
nimmer trage geest verbond al zijne uitingen tot
een gespannen en levendig geheel. Nu dit
wilskrachtige en rijke leven afgesloten is. is men eerder
geneigd, in zijne herinneringen naar het algenieene
karakter, de scherpe en forsche manifestaties van
den mensen terug te speuren, dan reeds thans
eene samenvatting van het werk te beproeven.
Het werk zal toch in deze dagen door velen en
van vele kanten beschouwd worden. Minder dan
bij wie ook was trouwens De Moester's letter
kundige en journalistieke arbeid van zijne
menschelijkheid gescheiden. Zoo willen Avij dan vooral
herdenken, hoe van dit arbeidzaam; maar nimmer .
in sleur gevangen leven, van dit driftig meeslepend,
maar nimmer onbeheerschte temperament een
persoonlijke invloed is uitgegaan, die stimuleerend
werkte, en voor welke ieder, die er nader mede in
aanraking kwam, een gevoel van erkentelijk ont
zag zal behouden.
Johan de Meester'» uitingen als publicist werden
geheel gedragen door zijn sentiment. Voor den
ontwikkelingsgang der verschillende cultureele
stroomingen in binnen- en buitenland stond hij
altijd open. Nooit verloor hij het contact met het
vloeiende, het actueele, den tijd. Doordat uit
sluitend zijne persoonlijke preferenties den maat
staf leverden, waarmede hij kritisch te werk ging.
'bleef hij voor alle verstarring in dogmata bewaard
en stond steeds frisch en onbevangen tegenover
het nieuwe. Aan den anderen kant bracht zijn
impressionabel en spontaan afgaan op de ingevingen
van het oogenblik hem wel eens tot onbillijkheid
tegenover die personen en verschijningen,, welke
tegen zijn smaak, voorkeur en aanleg ingingen.
Doch deze primaire, impulsieve wijze van reageeren
was tevens grondslag van zijn edelmoedig opkomen
voor wat hij bewonderde, en waardeerde. Dan
zette hij zijn geheele persoon in om zijne over
tuigingen to verdedigen met vurige strijdbaarheid.
Ook en vooral, wanneer deze tegen de algemeen
geldende ingingen. Hij was subjectief, maar dan
ook uit n stuk. leder weet nog, wat de redacteur
De Meester voor Zola, voor Vincent, om slechts
deze namen te noemen, en voor de toenmalige
jongere letterkunde gedaan heelt. Ik herinner'mij
hoe hij omtrent 11)10 door de opkomende littera
turen in ons land geëerd werd om den
onschatbaren steun, die zijn onvermoeibare daad
kracht hun in hunne debuutjaren gegeven had.
Merkwaardig is, dat deze polemisch en aggressief
aangelegde auteur, welke de meest vooruitstreven
de kunstuitingen van zijn tijd tegen dufheid en
bekrompen achterlijkheid, tegen de typisch
hollandsche, provinciale kleinburgerlijkheid verdedig
de, toch persoonlijk eene juiste schattint' behield
voor de eischen die door de maatschappij gesteld
worden. Deze vrijbuiter, dit enfant terrible dat
zoo gaarne in ongezouten en gekruide taal de voor
de goegemeente meest cho<mantc meeningen
verkondigde, was alles eerder dan een Don
Quichote. Hij hield, met zijne grondige kennis van het
publiek, het bereikbare in het oog, en daardoor
bereikte hij. Hij erkende de waarde van de macht
en vastheid, die eene positieve houding ten aanzien
van de eischen, door de samenleving gesteld, kan
verwerven. Hij toonde een scherp en psycholo
gisch geoefend inzicht in de factoren, die daar
den doo.-slag ge,ren. Maar hij werd van deze ver
standelijke overwegingen nooit dupe, zijn eerzucht
werd nooit baatzucht. .En zijne niets ontziende
geestelijke vrijmoedigheid vertoonde zich juist
bij voorkeur als tegenhanger van de sociale plichten
en restricties, hem door zijn afkomst, loopbaan en
positie opgelegd. Een sociaal man was hij ook
in dezen zin, dat behalve het gezinsleven, waar hij
geheel in opging, ook de vele vriendschap, die
zijne ongekunsteldheid en hevige oprechtheid in
den ruimen kring zijner kunst- en vakgenooten
opwekte, voor hem mede pnder de grootste en
onontbeerlijkste gaven des levens gegolden heeft.
V.F^OSSEM
OtötlTEVARinAS
* *
*
Bij het verscheiden van Johan de Meester
betreuren wij den beminnelijken en in al zijne
felheid steeds largeur" betrachtenden man die.
meer dan de meesten in dit kille klimaat, direct
en onomwonden de inspraak van zijn hart placht
te volgen. Eerlijkheid en natuurlijkheid waren
de krachten, die zijn individualisme uit het eigen
ik won. Ideeën waren voor hem als levende wezens:
/e?moesten niet koel overwogen, maar liefgehad
of gehaat worden. Zijn zin voor het plastische,
zijn afkeer van abstracte speculatie, zijne geschikt
heid tot het opnemen der exacte en concrete feiten
van de dagelijksche werkelijkheid kwamen hem
hierbij te stade. Met nerveuse en gretige intensiteit
volgde hij de wisselende gebeurtenissen, die zich
in het leven en in de kunst afspeelden. Deze zoo
'onmiddellijk en getrouw mogelijk te weerspiegelen
gevoelde hij als zijne roeping. Hij was een journa
list van groot formaat, die in Frankrijk, waar zijne
geestesgesteldheid eigenlijk beter voedingsbodem
zou hebben gevonden dan hier. wellicht een
superieur pamflettist, in den trant van een
Roehefort. ware geworden. Als kritiekschrijver volgde
hij de eerste, directe opwellingen van zijn harts
tocht elijkeii leef drift, waardoor hij in sommige
opzichten eenzijdig (nooit bekrompen!) bleef.
Doch anderzijds raakte hij/juist hierdoor zoo vaak
met enkele van zijne korte en uiterst gedrongen
zoggingswijzen de kern van zijn onderwerp. Als
schrijver van'romans en novellen streefde hij niet
naar litterair-schoon proza, maar ontleedde met
treffende juistheid en ruim begrip de zielkundige
verwikkelingen van het menschelijk gemoed.
De liefde waarmede hij ^ijne personen wist te
doorschouwen. en waardoor met name enkele
zijner vrouwefiguven onvergetelijk blijven, geeft
dit werk een aparte plaats in de prozalitteratuur
yan zijn tijd. De soms te haastige en slordige, en
dan daardoor gewrongen en hakkelige schrijfwijze
werd door De Meester's warme mensehelijkheid.
waaruit vaak deernis ei}, altijd begrip sprak, ver
goed.' Hij was onconventioneel; niet zonder
innig genoegen denk ik terug aan eene repliek
van zijn hand aan J. C. 131oem, in de X. U. Ct..
over het verschil tüsschetx deftigheid en voornaam
heid., Zijn pessimisme, dat evenzeer \iit eigen
aanleg voortkw(am als uit de verworvenheden van
het naturalistisch, en psychologistisch tijdvak,
waar hij toe behoorde, was dan ook van bizonderen
aard. .Want het was doortrokken van levens
krachtigheid en humor en menschenliel'de. Het
miste daardoor het- uitzichtloos beklemmende en
paralyseerende, dat zoovelen pessimisten uit den
overgangstijd van de vorige op -deze eeuw eigen
?' was. ' ' ' ? , '
Ongebroken naar dun geest, hoezeer dan be
proefd door persoonlijke omstandigheden, is hij
midden in zijne werkzaamheden en plannen' ge
vallen, ??gesneuveld, ? had ik bijna geschreven.
Ken ziekbed, dat v^or iemand met zóó groote
GOOSEN.JWAGKHAN
behoefte aan activiteit wel uiterst bitter geweest
ware, bleef hem bespaard. Hij iemand van zoo
zeldzaam sterk temperament al* Johan de Meester
dacht men, ondanks zijn hoogen leeftijd, niet
aan den dood. Toen ik den avond van Zaterdag
115 Mei de ontstellende tijding vernam, waren het
vooral twee ontmoetingen die in mijne herinnering
opkwamen: de eerste, en de laatste.
De eerste had vijftien jaar geleden plaats toen
ik, als drieëntwintigjarig jongmaatje, zijn werk
kamer betrad, en daar door den zooveel oudere met
zoo natuurlijke hartelijkheid en oprechte belang
stelling als gast werd ontvangen, dat dit eerste
bezoek beslissend bleef voor mijne gevoelens ten
opzichte van De Meester. Hij was een man die
oogenblikkelijk iemands sympathie wist te ver
overen of iemands verzet opwekte: onverschillig
heid was tegenover hem niet mogelijk. Hij was,
ook hierin Franschman , een onvermoeid, geestig
en sierlijk causeur. Een tikje cynisch was hij,
maar dit cynisme werd getemperd door zijne
gevoeligheid, waaraan alle wereldverachting vreemd
was. Tusschen ons lag de toch niet geringe afstand
van eene geheele generatie. Maar geen oogenblik
leek het, of er een kloof overbrugd moest worden.
En er was freen zweem van doctrinair vertoon in
de kameraadschappelijke welwillendheid, waar
mede het ervaren advies, dat ik was komen zoeken,
als ongemerkt tusschen de tallooze, met verbijste
rende kernachtigheid van uitdmkking vertelde
ahecdotes ingeweven werd. ,,Le plus jeune des
deux n'ótait pas celui qu'on pense."
De laatste ontmoeting was kort geleden, na de
première van ..Menschen im Hotel". De ruim
zeventigjarige, in het radde tempo en met de
levendigheid die hem onverminderd kenmerkten,
haalde allerlei avontuur, kwinkslagen en scherts
op uit zijn l'arijschen tijd. Het was misschieji
maar een uurtje, dat wij samen zaten, maar weer
frappeerde het mij. op hoe harmonische wijze deze
man, in de eenheid van zijn werkzaam en
weibesteed leven, zichzelf gelijk gebleven, was. Alle
egocentrisme was hem vreemd. Zijne genereuse
behoefte, geestdrift rn waardeering te schenken,
was even verkwikkelijk als altijd. Zijne vriende
lijke hulpvaardigheid en deelneming bleek telkens
in den loop van het gesprek, en het was duidelijk,
met hoe ijverige belangstelling hij zich van alles.
wat zijn vak raakte, en ook veel daarbuiten, op
de hoogte gehouden had. De vragen, die hij stelde.
zijne inziohttMi en zijn -raad."getuigden van zijn
onuitputtelijk en onveranderd vermogen, vol
meeleven zich in anderen te verdiepen.
In den weemoed over zijn sterven mengt zich
dankbaarheid, een zoo levend en mensehelijk
mensch gekend te hebben. Johan de Meester
zullen Wij met groote genegenheid blijven gedenken.
LOOPERS
i*
i
?\