De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 23 mei pagina 6

23 mei 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

--?V.» il i i! Ir r j SCHILDERS - BEELDHOUWERS t Voorjaarstentoonstelling Arti et Amicitiae - Herm. Kruyder bij Van Lier ? Visser e^Essers, Sted. Museum ? Walter Vaes en Chagall te Antwerpen Jan Sluyters Arti'et Amlcttae te Amster dam. (Xotities). Het meest beschaafde schilderij van de tentoonstelling is de Mannequin" van Isaac Israëls. Ik bedoel hier niet mede, dat Israël» nooit een voortreffe lijker werk heeft geschilderd, maar tusschen de andere .schilderijen hier heeft het een beschaafde levendigheid, een spoutaneïteit zonder buitenspo righeid. Het is kleur en leven. Het is niet, zooals het portret door Paulides vau den G. G. Jhr. de Graeff. Dat is een mislukking zelfs als gewoonste schilderkunst. Ik weet niet wie dezen schilder voor zulk doel koos; wie het ook deed,koos verkeerd. Levendig met de wat wrange levendigheid der lateren is Jan Sluyter's vrouweportret (1931). Zijn haven van Urk (uit 1920) .mist voor mij bekoring. Even slecht als de G. G. van Paulides is van der Poli's tijger. Van der Poll schijnt een kleurarmoede nooit te zullen over winnen. De gouden medaille, zij viel Hulskof ? Pol ten deel, wiens Dorp in Drenthe", breed en ruim en in een romantisch gamma een voorbeeld is van dit niet te versmaden werk. Zoo ik bij deze schil ders nog eenige te noemen heb, zijn dit Mej. Van den Berg om haarBegonia; Boot's naakt; Garms, by Duivendrecht (een kleurtje), G regoire (alleen om het tafeltje op zijn stilleven) Hofker (het portret van een grijze dame), Ket om de grijzen van zyn St. Nicolaas stilleven, de Vries Lam om den Nieuwen aanbouw", van Mover om een stilleven (ieta te leege grijzen), van Kaalte (zee) etc. Wat de beeldhouwkunst aangaat: er is een In Memoriam uitstalling van A. Hesselink, Hildo Krop zond een groep in, Remiëns de beeltenis van den hit van den groenteboer etc. Het schijnt mij ten slotte toe, dat een revanche op deze tentoonstelling noodzakelijk is. De Architect Wricht, ,15en opmerking. Het werk van dezen bouwmeester heeft voor mij naast de bekoring van het enkel bouwwerk (het doet altijd aan als een organisme) een andere bekoring, en dat is die Van het zich vereenigen van het bouwwerk met de natuur. Wright is een bouwer, een ontwerper van gebouwen in het land schap ; hij geeft de natuur een deel der werking; hij ontkent de natuur niet, waartoe sommige architekten van steden-complexen zijn geneigd; hij vetreenigt spel en stelligheid; hij mijdt het door velen altijd te re aanvaarde Alternatief (óf dit, óf dat). Daarin zit een zekere breedheid, en. by hem is nog te erkennen een zekere fijne gevoeligheid. Wy kennen vele ontworpen, teekeningen van architekten. En zyn er veel met perspectivische menschen figuren en met perspectivisohe boomen; er zyn er ook met dergelijke wolken, maar er zyn er buitengewoon. weinig met aangename eigenschappen. Ik wil ze daarom niet ontaard van wat zij wezen moeten, maar de Bazel wist wat een fraaie teekening maken was, en hij was immers toch een goed Bouwmeester? Ook daar kwam mis schien zijn lust ter schoonheid uit, die nutteloosheid, die ik steeds ver dedig tegenover het enkele nut. Maar ook bij Wright vind ik dat aangename Nuttelooze" er is een ontwerp voor een mozaïek, dat een Oostersche prent gelijkt; er is meer van zulken aard. Ge zegt: dat is niet het belangrijke hier; ik zeg niet, dat dit het belang rijke is, maar ik zeg u, dat deze bewijzen van gevoeligen smaak en zekerheid van kleur belang rijker zijn dan gij, de nuttigaard, ze meent te zijn. Herman Kru.yder. BIJ Van Kiier, Amsterdam. Teekeningen, ontwerpen vooreen Schilderkunstkroniel bundel of albumlitho's, en schilderijen vormen te saam deze tentoonstelling. Er zijn twee stillevens, waarvan No. 2 cubistisch is (in den franschen zin l dus geheel vlak, en waar het andere met de bloempot en kenmerkende Kruyder is (Xo. 0). Maar een andeie door A. Plasschaert TJipke "Visser en B Museum, Amsterdam. Wat het meeste werk van B. Essera hier aangaat is deze tentoonstelling geen verrassing. Integendeel, in vroe ger werk was een houding te waar deeren, die wij hier zelden vinden. Jan van Herwijnen Florence trek is hier bij Kruyder zóó openbaar. Maar toch is de vraag te stellen: is dat iedereen dien toch wel zal tv- ( wat Essers nu doet onjuist ten opzichkennen. Deze trek, deze eigenschap s ?' te van wat zijn talent eischt van hem? zoowel in zijn schilderijen als in zi.nl, Tk geloof niet, dat het onjuist is. Ik teekeningen te vinden. Zij is vanj, een satyrisch-ingestelden aard <.e ? zeer duidelijke bekentenis. Zij is n< >gf"! bedeesd in het aardige schild Herman Kruyder Herman Kruyder H. F. Boot eer rijtje met het gaande pastoortj >; zij is het sterkst in den Varkensdood-r (4)j ook in de Kat (wat de schildrijen betreft). De kleur van Kruyd T heeft steeds een persoonlijken rijkdom: zij begint met telkens een groot e intensiteit, die zich dan naar een b< ? paalde richting verijlt. Dat geeft levendigheid. De schilder komt verd r de voorstelling zeker door de kleur (rooden, gelen, groenen) bepaald vla c. Ook dat geeft tesaam nog eens a:zondevlijk de kracht der kleuren, hin levendigheid toch en het vlak-makt u der kleur. Wat de teekeningen vot-r het album steendrukken aangaat: zij .hebben zeker verdiensten (zooal het Varkenskot (16), déHaan (121 etc. Toch verkies ik boven deze teek t" ningen de schilderijen. De kracht H in de laatste fleuriger, rijper, rijkei. 'k Ontken anderszijds niet, dat Kruy der's Varkenskot en (pedante) Haar als satyre bij geen der schilderijen achterstaan. i erken het als juist. Want in die vroe gere werken met hun archaïstische Atyleeringen was het gevaar te vinden, dat hij zulke jonge teekenaar een steriliteit zal volgen, een ver starring. Verlevendiging kon slechts komen van een studeeren naar de natuur; haar vele schakeeringen toch in den vorm zyn een goed middel tegen de eentonigheid, die bij het uit het hoofd werken dikwijls ontstaat. Is dus deze verzameling iets van een teleurstelling, zij is wellicht vol aan duiding van een rijker worden van Esser's werk* Tjipke Visser laat in gips een aantal buste's zien naar bekende personen. Zy troffen mij in dit mate riaal zeker niet. Maar er is ander werk in wezentlijk materiaal, dat bleef ^erder bij. En daarvan noem ik in brons: een Oosterling, een naakt, een flamingo, de eeuw; in albast: des herten en nog eens een naakt, in hout de Schijnheiligheid en des eenen dood etc". Het meeste werk van Visser, wat ik u opsomde, is fatsoen lijk werk, maar rond-u i t gezegd: het i;an een meer bewogen psychologischen drift wel velen; vooral bij de menschefiguur is dat toch steeds aan genaam en noodig. W«lter Vae«" en Chagall te Antwerpen Zonder twijfel zoudt ge deze ten toonstelling van Kunst van Heden te Antwerpen, die van Vaea en van Chagall kunnen noemen.... De ove rigen rond dit tweetal vallen nu in intensiteit weg tegenover deze twee eere-gasten. Zij waren, of worden wellicht daar ook nog eens eeregast, voor zoover hun dat toekomt; voor zoover zij wezentlijk zijn. Ik kan echter niet zeggen, dat Holland door Leyden voldoende, wordt vertegenwoordigd. Er waren anderen daarvoor zeker meer aangewezen. Chagall is ruim genoeg hier te zien, ofschoon niet uit alle tijdperken van zijn geschakeerd werk, om hem te kunnen schatten. Maar als hoedanig 'f Het verrassende is, dat hij beter of meer een schilder toch is, dan ge van zoo'n litterairen geest zoudt ver wachten, van een zoo op letterkundige wijs vertellende schilder zoudt ver wachten. Want dat toch is de indruk van dit werk. Er zijn evenzeer schilders met phantasie; natuurlijk. Maar by hen begrijpt ge altijd, dat of de lijn, óf de kleur, de vlakvulling. het eerste er was, en dat daaruit de vormen, etc. die als phantaisieën kunnen gelden, zich ontwikkelen. Zij zijn niet primair als illustratoren. In deze werken van Chagall ontstond de phantaisie, het sprookje, de illu stratie eerst als vertelling.Daarna kwam de schildering, die ver rast, maar zij kwam daar-rui. Nog anders: de phantaisieën, de illustraties zoudt {ge ze moeten heeten van Chaguall zijn niet noodzakelijkheden van een schil der bovenal; 'hun eerste con ceptie is niet die der schilderkunst. Aanvaardt ge dat, dan zij t ge op den zuiveren weg der waar deering. En dan zijn er zelf s in het schilderkunstige dingen ge noeg te waardeeren, die ge bij den schilder Jespers (kundig ge noeg) als dingen uit de tweede Isaac Israëls hand ervaart. Hij is, Chagall, dooi de rijkdom aan sprongen zijner phantassie en door het vei mogen deze buitelingen in kleur te kunnen geven, n der twee kernen hier. De andere kern is Walter Vaes. Zijn tentoonstelling is een wezent lijk overzicht over deze betrouwbare schilderkunst, die technisch zeker en gewis, die Van een realist is, van een colorist, en die van verhalend in den beginne tot een absolute verd, zooals ge ook spreekt, tegenwoordig, van absolute muziek. Het eerste werk, figuur, land schap of gebouwen cf landschap met figuur is ongetwijfeld niet zoo volstrekt als het latere, dat het laatste nog niet zijn zal (Vaes zal nog wel het naakte lichaam schilderen in zijn stellig schoon, n in zijn lossen rijkdom). Het vroege werk is daarom niet te verwerpen, noch te ontkennen; er zijn landschappen, die vrij uit geschilderd landschap zijn, en rijk aan kleur, maar voor de meesten geldt Vaesterecht bovenal als de schilder van het stilleven, van de bloemen, van de eetwaren, van het gevogelte (in den laatsten tijd in de pluimen, vroeger meer geplukt) en van het portret. En ge ziet onmid dellijk, dat Vaes de noodzaak lijkheid en de schoonheid van het ambacht erkent, en onmisbaar acht in de vertolking. Omdat hij zóó kundig werd, kan hij soms lus zóó' vrij en zóó zeker schil deren ! Xaast de vastheid dus de zwier! Xaast de stof, de klem schoonheid, na de kleurschoonheid. de stemming. Ik ge loof, dat ge zóó schikkend, hem recht doot weervaren. A. G. Hulshoff Poll Herman Kruyder F. Everbag f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl