Historisch Archief 1877-1940
n
? .-*
R'
M
m
'*?
f
k
ijMW
D4*
(bc^VVi
Amsterdammer
cdkblad voor Nederland
Kleine Adver tentiën
50 cent per regel
Aanbieding
vóór Woensdag 10 uur
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JOTA
Redacteuren: L J JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN
M. KANN. Secretaris der Redactie: C F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C.
Telefoon 37964
Postgiro 72880
Gem* Giro G, 1000
OPGERICHT IN 1877
No. 2817
ZATERDAG 30 MEI 1931
Medezeggenschap van
Gemeentepersoneel
door Prof. Mr. F. G. Scheltema
AAR aanleiding van een door het raadslid,
den heer F. van Aleurs, ingediende motie
benoemden in 1028 Burgemeester en Wethouders
van Amsterdam eene Commissie, aan welke werd
?opgedragen een onderzoek in te stellen naar de
vraag, of het wenschelijk en mogelijk is, aan het
personeel in dienst der gemeentebedrijven en
-diensten medezeggenschap te vevleenen. Het
rapport dier Commissie, die onder het voorzitter
schap van den wethouder voor de arbeidszaken
stond, verscheen dezer dagen; het geeft uitvoerig
de beschouwingen en meeningsschakeeringen van
vóór- en tegenstanders der medezeggenschap weer
on bevat oen tweetal uitgewerkte voorstellen,
waarin de medezeggenschap is belichaamd. Zelfs
Indien B. en W. of de raad de voorstellen der
Commissie niet aannemelijk mochten achten,
is het rapport voor de verdere ontwikkeling van
het vraagstuk der medezeggenschap ongetwijfeld
vangroot belang; ik zal daarom enkele hoofdzaken
ervan naar voren brengen.
* *
*
liet rapport laat buiten beschot min? de mede
zeggenschap van het personeel in zake de
vaststellinri. van de arbeidsvoorwaarden; deze vorm van
medezeggenschap immers is in Amsterdam reeds
geregeld in hot zgn. ,,georganiseerd overleg" en
behoefde dus thans niet te worden onder oogon
gezien.
Eén van détwee vormen van medezeggenschap,
waarmede daarentegen de Commissie zich wel
had bezig te houden, was die omtrent de om
standigheden waaronder en de wijze waarop de
ambtenaren en werklieden hun werkzaamheden
verrichten, de zgn. medezeggenschap aan den voet
fan het bedrijf. Vrjjwel eenstemmig was de Com
missie van oordeel, dat het niet alleen een recht
matige eisch van het personeel is, to dezer zake
eenigen invloed uit te oefenen, maar dat zulks
voor een goede, doelmatige bedrijfsleiding ook
ewenscht is:- de ondervinding, op een veel meer
beperkt terrein te dier zake met de
Veiligheidst;ommissies opgedaan, bc vestigde dat oordeel. Voor
gesteld wordt daarom, bij do verschillende takken
van dienst commissies in te stellen, bestaande uit
leden, die bij den betref f enden tak van dienst
-ambtenaar of werknemer zijn, onder voorzitter
schap van een hoogeren ambtenaar bij den dienst.
"!-><> taak dier commissies is een adviseerende: zij
?adviseeren het hoofd Van den dienst, die dus
vrij blijft, het advies niet op te> volgen, behoudens
. «yn verantwoordelijkheid jegens B. en W., aan
wie hij mededeeling doet van alje gevallen, waarin
;«;een overeenstemming is bereikt.
,,Hierdoor zal" aldus het rapport de
?rge.stie ten aanzien van de
medezeggenschap-i «m-ganen ter kennis komen van B. en W. en door
,.dit College toezicht worden uitgoefend, dat de
,,directeuren -tegenover het recht van. het personeel
een loyale houding aannemen."
Blijkens het rapport hebben de directeuren der
in aanmerking komende diensten en bedrijven
verklaard, zich met dezen ingestelden vorm van
medezeggenschap te kunnen vereenigen; zij achten
de ontworpen regeling iu het belang van de
diensttakken en in dat, van het personeel. Uit dit
-alles blykt, dat op dit terrein de gedachte der
medezeggenschap niet veel weerstand had te
«verwinnen.
Anders was dat ten aanzien van den tweeden
vorm van medezeggenschap, waarmede zich de
Commissie had bezig te houden, te weten die
omtrent het beheer en de leiding van de bedrijven
en diensten, de zgn. medezeggenschap aan den top
van het bedrijf. Moet den werknemers in het
(gemeente-) bedrijf medezeggenschap'worden ge
geven in vragen van beheer en leiding, in de
hoogere politiek van het bedrijf? Het is duidelijk,
dat deze vraag, zóó algemeen gesteld, uitermate
geschikt is, tot uitvoerige politieke en econo
mische beschouwingen aanleiding te geven; en
blijkens het rapport hebben de leden der Commissie
zich dan ook in het aanvoeren van rechts- en
billijkheidsgronden pro en contra niet onbetuigd ge
laten.
De beoordeelaar van het rapport staat tegenover
het vraagstuk gelukkig ietwat anders. Immers,
ondanks de vele, dikwijls principieele,
meeningsverschillen, die omtrent h^t vraagstuk der mede
zeggenschap aan den top in het algemeen in den
boezem der Commissie bestonden, is deze er in
geslaagd, voor een bepaalden, concreet
uitgewerkten, vorm van die medezeggenschap eengroote
meerderheid te vinden. En zoo is thans de meer
beperkte vraag aan de orde. of deze vorm van
medezeggenschap aanvaardbaar is.
* »
De door de Commissie voorgestelde vorm van
medezeggenschap aan den top van het bedrijf
is deze, dat de thans voor elk der bedrijven be
staande commissies van bijstand, gevormd uit
raadsleden, zullen worden vervangen door com
missies van advies, wier taak zal zijn, ..B. en W.
van advies te dienen omtrent al die zaken
betreffende de leiding en het beheer van den diensttak,
waaromtrent haar advies wordt gevraagd". Die
Commissies zullen staan onder leiding van een lid
van het college van B.enW., terwijl als leden daarin
zullen zitting nemen 4 leden van den raad, l ver
tegenwoordiger van de burgerij, door den raad
benoemd, en 2 eveneens door den raad benoemde
vertegenwoordigers van het personeel. Het zijn
deze laatste twee, die het element der medezeggen
schap in de commissies brengen: zij worden be
noemd uit voordrachten, opgemaakt door de
personeel-organisaties, en mogen niet in gemeente
dienst zijn. Aan hen zal het zijn, de inzichten
van het personeel in de commissies van advies
tot uiting te brengen.
Uit een en ander volgt, dat de medezeggen
schap van het personeel, wat de leiding van het
bedrijf betreft, in de voorstellen der Commissie
op vrij bescheiden schaal is belichaamd.
In de eerste plaats immers blijkt, dat het
begrip medezeggenschap" niet al te letterlijk mag
worden opgevat: de commissies van advies zullen
niets te zeggen" hebben, maar mogen slechts ad
viseeren. Dit is afgezien van de vraag, of het
wenschelijk ware, zoo het anders was bij ge
meentebedrijven niet anders mogelijk: onze Ge
meentewet verzet er zich tegen, dat de uiteinde
lijke bevoegdheid tot besluiten en handelen bij
anderen berust dan bij de in de wet genoemde ge
meentelijke organen: raad, B. en W. en burge
meester.
In de tweede plaats is de invloed van het per
soneel op die adviseerende commissies beperkt
Inhoudsopgave staat op pag. 20
tot den invloed van twee leden op een vergadering
van zeven.
* *
*
Door deze vergaande restricties verliest het be
grip ,,medezeggenschap" ook voor de principieele
tegenstanders van die gedachte veel van zijn
schrikwekkend karakter. En men kan dan ook,
dunkt mij, bij de beoordeeling van de in het rap
port vervatte voorstellen vele van de principioele
argumenten van vóór- en tegenstanders ter zijde
laten, wanneer men zich eenvoudig deze vraag
stelt: of liet niet in het belang van het bedrijf is.
dat zij. die aan dat bedrijf leiding hebben te geven.
bij de bepaling van hun gestie worden op do
hoogte gebracht van de inzichten daaromtrent
van het in dat bedrijf werkzame personeel. onv
omgekeerd, of van zulk een aan hot personeel
gegeven bevoegdheid eonig govaar voor hot be
drijf te duchten is? Ik voor mij kan niet, inzien.
hoe men de eerste.vraag anders dan bevestigend.
de tweede anders dan ontkennend zou kunnen
beantwoorden. Het is alleszins denkbaar, dat ver
tegenwoordigers van het personeel ook omtrent
beheer en leiding adviezen zullen kunnen geven.
waarvan B. en W. kunnen profiteeren: reeds
thans pleegt in menig particulier of overheids
bedrijf hot personeel te dier zake vrijwillig te
worden geraadpleegd. Dat. wanneer bij hot be
heer en de loiding personeelsaangelegenhedeii oen
rol spelen,'de vertegenwoordigers dor werknemers
niet geheel objectief zullen staan, is waarschijnlijk:
maar de medeleden der adviescommissie en de
gemeentelijke organen, die de eindbeslissing hebben
te nomen, zijn daar. om gevaarlijke eenzijdigheid
te koeren. Wanneer men nu voorts bedenkt, dat,
naar de principieele voorstanders der mede
zeggenschap verzekeren, de toekenning ervan
verhoogde arbeidsvreugde bij het personeel zal
Wekken, en de verhoudingen in het bedrijf zal
verbeteren, dan is er, naar ik meen, hoe men
ook omtrent een verdergaande ontwikkeling der ?
medezeggenschap moge oordeelen in redelijk
heid geen aanleiding, het doen van dezen beschei
den stap, dien de Commissie voorstelt, te wei
geren. ,
... - :.?? ? ? .. . * *-? ' ?'
Juist de voorstanders van het overheidsbedrijf
voor het ineerendeel tevens principieele voor
standers van de gedachte der medezeggenschap
zullen er voor moeten zorgen, dat niet buiten
noodzaak aan het overheidsbedrijf lasten worden
opgelegd, die het beletten, rationeel, of even
rationeel als het particuliere bedrijf, te
produceereri. Het zou denkbaar zijn, dat uit dien hoofde
óp dit oogenblik een vorm van medezeggenschap,
verdergaande dan de in het rapport voorgestelde,
beslist moet worden afgewezen. Het voorstel der
Commissie echter legt dergelijke lasten in geenen
deele op. Het beoogt, de leiders van het bedryf
beter nog dan tot dusverre te doen geadviseerd
zijn. Door het ontvangen van adviezen kan men
nimmer in een slechtere positie worden gebracht.
f