Historisch Archief 1877-1940
i;
bij
ir
zo
W'
\
\ ?
»
if
A
V
l
l
i
>
k ?
i
..p.
<*E
stf.
} v'
i d
h
is.
te
VI
j;
?*'
g
i
e
t l
t 'i
. t
'
A»
i >
?
2.'
S, *
'
?P
/'i
MIJ
1 ' .'i
<'
3
1
?: 1
? <,\
.-.-f
. ', 9 '
V.
T
% .'.
i
18
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 20 JUNI 1931
No. 2820
Jorens Ivens
Regen
B I O S C O P Y
door L. J. Jordaan
OPMEHKKLUK is het snel toenemend aantal
werken overliet brandend onderwerp: de film.
Dit verschijnsel wordt nogal eens gewraakt en met
schamperheid bejegend, door hen, die gaarne
spreken van de ..koene werkers der practijk" en
de bleeke theoretiseerende oestheten" hetgeen
dan als schrijnende tegenstelling' van twee
onvereenigbare en zelfs onderling vijandige groothed -n
bedoeld wordt. Dat deze tegenstelling even onjuist
gezien is als de gelaatskleur van gezegde aestetheii
er zijn voortreffelijke sportslui ouder ! behoeft
hier wel nauwelijks meer betoogd te worden. De
onvermijdelijke en onmisbare wisselwerking tus
schen het u-erk eu de reageerende Icschouivinr/
óver dat werk, is een historiseh-erkendo en vol
komen natuurlijke noodzakelijkheid. Niet het
minst bij die vormen van meiischelijke activiteit.
welke zich tot kunst sublimeerden, («een sterveling
denkt eraan, geschriften over beeldende kunst.
muziek of are'.iteetuuv te diskwaüficeeren als
steriel getheoretiseer en zelfs de jonjie danskunst
verheugt zich reeds in een vrij uitgebreide eix
volkomen geautoriseerde litteratuur. Alleen aan
de film schijnt men een dergelijke levens- en
ontwikkelingsvoorwaarde nog steeds niet algemeen
te gunnen. Curieus 'genoeg overigens, waar zij.
meer dan eenige andere uitingsvorm, een
orienteerende beschouwing bitter van noode heeft.
De film toch, hybridisch product van. geestelijke
en technische activiteit, vraagt om do klaarheid
brengende, definieeremle beschouwing, als om een
verlossing. Een verlossing dan uit de verwarrende
en de verstikkende banden welke haar aan een
rücksichtlose eenzijdige industrie ketenen. Van
het oogenblik af aan. dat het kunstprincipe in de
film werd ontdekt, bestond de urgentie van een
orienteerende eiv critische beschouwing en het
mag een verheugend verschijnsel genoemd worden,
dat die urgentie met den dag dringender gevoeld
wordt. ?' '
' * *
Terwijl het buitenland reeds lang geleden
voorging in liet publiceeren van goedgefun*
deerde, uitgebreide werken over de film en haar
kunstmogelijkheden, l cpaalde ons land zich tot-nog
toe vrtfwel tot den essay-vorm. Het laatste be
langrijke boek over dit onderwerp, Ter Braak's
Cinema Militans", was in wezen niets anders
dan een verzameling gebundelde essay's. Hoewel
in Nederland een zeer fcterke btrooming leeft,
die zich in geschrift en metterdaad voor.de pro
paganda der. etnografische kunst heeft opgeworpen,
bleef een 'samenvattend boekwerk over deze
materie-nog steeds uit. Met uitzondering van
enkele min of meer ernstig bedoelde pogingen uit
de aanvangsperiode der filmemancipatie, liet het
syntethische boek over film en filmkunst op? zich
'wachten. Met recht mag men de aarzeling tegen
AMSTEQOAM
rhemdcn naar maat
over een dei-gelijken enormen arbeid waardeeren.
Een boek over de film in 1920 en een boek over
de film in 1031 beteekent een honderdvoudig
uitgebreide kennis, inzicht en critisch vermogen.
Het terrein, waarover de ciuegrafische werkzaam
heid zich uitstrekt ia in technisch en aestethisch
opzicht welhaast onbegrensd geworden. Waar
moest, zelfs onder onze beste filmcritici en
auteurs, den man gezocht worden, die over vol
doenden tijd, gezag en universaliteit beschikte, om
zulk een zware taak op zich te durven nemen?
Zeer waarschijnlijk heett de heer O. J. («raadt
van Itoggen zich door dergelijke overwegingen
laten leiden, toen hij zijn samenvattende, publi
catie over filmkunst den vorm gaf van n serio
monografieën l). Het werk werd aldus verdeeld over
verschillende schrijvers, die in Nederland als
publicisten ten aanzien van deze materie op den
voorgrond tradon en ieder hunner kon zich aldus
geheel concentreeren op het onderdeel, dat hem
als speciaal studie-object werd toegewezen. Deze
o.i. zeer juiste waardeschatting van de bijna on
overkomelijke bezwaren aan een samenvattend
boekwerk verbonden, biedt behalve de reeds
genoemde tactische arbeidsverdeeliug nog
enkele andere voordeelen, die hier wel aanstonds
genoemd dienen te worden. In de eerste plaats
vermeed men door een dergelijke methode, het
altijd dreigende gevaar van persoonlijke eenzij
digheid, die met den nog altijd wisselenden status
nascendi van het onderwerp in flagranten strijd is.
Het feit, dat de auteurs, ieder naar eigen visie en
geaardheid, hun ideeën over film en filmkunst
binnen de grenzen van hun speciale taak tot uiting
kunnen brengen, waarborgt een ruimte van horizon
en veelzijdigheid van blik. welke de arbeid van
een enkelen samensteller maar al to dikwijls mist.
In de tweede plaats lijkt ons de practische zijde
der zaak er uitermate mee gediend. Immers ?
hoe verheugend de belangstelling voor het onder
werp in quaestie ten onzent ook moge gegroeid
zijn, zoo blijft het nog altijd een hoogst riskante
GENERAAL AGEXTEN VOOB
AMATE Cll-KIXO- UITK USTING
FOTO-SCHAAP & Co.
SPUI 8 AMBTERDAM
onderneming een enkel lijvig standaardwerk iu
den handel te brengen. Maar zeer weinigen,
vreezen wij, zouden zich de kosten en de moeite
getroosten, zulk een formidabele foliant te atta
queeren. In den handigen, aantrekkelijken vorm»
waarin de monografieën, blijkens het voor on»
liggende eerste deeltje, uitgegeven zijn, lijken.
ons een coulanten verkoop en daarmee gepaard
gaande kans het beoogde doel te bereiken, aan
merkelijk gestegen.
Voor een heterogene verwarring behoeft men.
daarbij geenszins te vreezen. Hoezeer ieder
schrijver een persoonlijkheid opzichzelf genoemd
mag worden, zijn zij allen blijkbaar met
zorggekozen uit dezelfde krachtige, militante beweging,
die in ons land de propaganda der film-als-kunst
bewust nastreeft. ,,Monografieën over filmkunst'*
zegt de verzameltitel nadrukkelijk en hiermede
is het gemeenschappelijk credo dezer
verschillendeindividualiteiten volledig gekenmerkt.
Zoo is dan de inleiding tot deze serie studies.
over filmkunst verschenen en de inleider, Mr.
C. J. O raadt van Koggen, heeft dit moeilijke eiu
ondankbare deel van den gemeenschappelijke!!
arbeid naar het ons voorkomt met veel scherp
zinnigheid en uitgebreide kennis van zaken tot
?«r
No. 2820
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 20 JUNI 1931
stand gebracht. Wat het meest frappeert, is de
concise en zakelijke vorm, waarin het geheel is
gegoten. Hoewel de auteur het moeilijke vraagstuk
van de algemeene aestethischo principes der film
kunst en haar verhouding tot cultuur en maat
schappij geenszins uit den weg gaat, verliest hij
zich nergens in het omstandige, vage en zwaar
wichtige gefilosofeer, dat den gelegenheidsschrijver
zoo onverbiddelijk kenmerkt. Met enkele strakke
en beknopt geformuleerde aphorismen verkent
hij het terrein rondom de film en valt dan zonder
omwegen met de deur in huis: ,,De film is de kunst
van de zichtbare beweging op dezelfde wijze al«
de schilderkunst de kunst is van kleur en lijn...."
Van dat oogcnblik af houdt hij zich alleen met de
film en niets dan de film bezig en hij beheerscht
het onderwerp voldoende, om zich de weelde van
een dei-gelijke zakelijkheid te kunnen veroor
loven. Dermate is de schrijver zelfs van zijn on
derwerp vervuld, dat hrj naar onze meen ing
op sommige plaatsen het gevaar van teveel in te,
beknopfcen vorm te willen zeggen, ternauwernood
ontgaat. De film" zegt G'raadt van Koggen
ergens ,,... .de film is opgebouwd uit visueele
bewegingen, die elk voor zich symbolen zijn en
te zamen door associatie of contrast un sensatie
te weeg brengen. In zekeren zin kent het tooneel,
naast vele andere (literatuur) ook deze zelfde
begrippen. Ook hier bewegingen. Maar beweging
van mensehen en dingen ten opzichte van elkander
op in verhouding constante grootte, welke grootte
meestal uitzonderingen als Chantecler daar
gelaten overeenkomt met de natuurlijke af
metingen. Het spreekt vanzelf, dat hier de be
weging bijna steeds den mensch tot middelpunt
heeft. De mensch heeft de rijkste, bewegings
variatie ten opzichte van en met de doode dingen.
Van hem gaat alle beweging uit. Hij spoelt, ter
wijl er niemand tusschen hem is en het publiek.
de rol van tallooze personnages, omdat hij
debegenadigde is, die de gave heeft om anderen te
kunnen spelen. Het moment, waarop de illuzie
wordt geboren en de kunst het leven krijgt, ligt
tusschen speler en publiek. Alle middelen kan hij
gebruiken, die de illuzie kunnen versterken, voet
licht, schmink, decor en pruiken. In de subjectieve
laag. die tusschen tooneel en zaal hangt, die in
werkelijkheid zetelt jn het kunstgevoelig oog van
den toeschouwer, verdwijnt het gekunstelde van
eiken truc. Het levende oog heelt alle wonden.
reinigt de onzuiverheid tut gave schoonheid.
Hoc anders is de filmkunst van aard ! l Fier
zoekt de cineast zijn materiaal in do werkelijkheid.
gelijk de beeldhouwer zijn steen, de .schilder zijn
kleuren. Hij toetst de deugdelijkheid met tech
nische instrumenten en conserveert ze met objec
tieve middelen. De onbewogen lens grijpt het
leven van dingen en menschen, den val van water
en de doodsangst van een .vrouw, maar de harde
l-ns verbloemt niets, liegt niet. heelt nooit, bouwt
geen illuzie. Ze schept niet mee, gelijk de toeschou
wers met de spelers het levende kunst
werk scheppen, dat tusschen en bo
ven hen is. De lens ziet en neemt.
Ze ziet helder maar ze is niet, gelijk
een genieter van kunst, helderziend.
Ze doet niets en geeft nimmer. Ze
laat door. En wat er voor den cineast
op tafel ligt, als hij film gaat ma
ken, is een hoeveelheid zorgvuldig
opgezamelde materialen, stukken
werkelijkheid, gelijk er woorden
verzameld zijn in het woordenboek
van den dichter. Dan pas en niet
eerder wordt er kunstwerk verricht.
D n htaat de kunstenaar voor zijn
taak en tusschen hem en den toe
schouwer is de wondere gemeenschap
van de kunst. En in zijn arbeid,
découpage en montage, is alle tru
cage die decors en schmink en voet
licht vormen voor het tooneel. Ze
worden hem vergeven door het
heelend kunstgevoelig oog van den
toeschouwer, die alles vergeet omdat
hij de schoonheid wil...."
Ziehier de uiterst gedifferentieerde
verhouding van tuoneel- en filmkunst
op voortreffelijke wijze in ..a
nutshell" vastgelegd. Maar hoeveel on
voorbereide leeken, zullen een der
gelijke gecompliceerde passage moeten
lezen en herlezen, om er uit te halen
wat er in zit? Voor het meerendeel
echter zijn de kort-geformuleerde
stellingen van den schrijver van een verrassende
klaarheid en duidelijkheid, een zeer 'scherp beeld
gevende van zijn visie op film en filmkunst.
lillustratie en verzorging van het boekje
vertoonon dezeh'de strak-gerichte zakelijkheid en
denzelfden ernst.
(?een ..picturale" fot;/s van (Jarln.- of
Jïmninifs of het Odeiuval l uit de
XibelunKt'iifilm maar filtustrookcn. klaiv.
praegnant-j shot's. montage-contrasten. Men heeft het
Veili.e gevoel te doen ts> hebben met een werk.
waar hot om.de film en daarom alleen t? doen'is
en de titi-l: Het linnen venster! is op zichzelf
reeds een trouvaille. die voor ly.'t gevreesde ..witte
doek" noir slechts tusschen huiverende aanhaling
it^'c'keiis plaats laat....
l) Het linnen venster"' door C. J. Cf randt r.
Jif)f/{/en. Inl?idinf) tot de serie nunior/raficrn over
filmkunst onder redactie van JWY. C, J. (imndt van
Rotjycn, H*. L. en J. Brusse A*.T'.. .Rotterdam.
Toerin
Bij ons verkrijgbaar N.R.V. MONTA SCHOENEN
Ppedowkin
Storm over Azi
Fleischer
Teekenfilm
Toerksib
Nieuwe Uitgaven
In het bij van Lochum, Slaterus' U. M. ver
schenen .,Knc\ clopnedisch handboek van het
moderne donken", komen oenige artikelen voor,
waarop in het bijzonder moet worden gewezen.
Het spreekt vanzelf dat persoonlijk inlicht de
artikelen van het haii lb< ek rr.in of meer kleurt..
Doch v«!orz!n»\vr dit beoordeeld kan worden, wa?
bet n*M>cens himl'M-Ji.'k <-u gff no:-irens anuleiilhiu
IM< misverstand. Dit is e<-hter niet iu-t geval in
die JU'tikelen Wt-lte betrekking hebben op
kunstbeirrippen. die uiteraard ook. moeilijker weten
schappelijk te omschrijven ziju.
Deze artikelen, van <!e hand van Dr. K. !?'. Proost.
zijn V'.M'ljil'«eer aanvecht baai' eu in ieder geval
eenzijMiger gedacht dan men in een dergoliik
encyclopaedUch handboek znn AveissflitMi. Kon artikel als
dat iti voco ..Kxpivssi.inisme" bijvoorbeeld, is in
Innige mate misleiden» l bij .il zijn sehoolsrhhcid.
Het bevat ook aperte onjuistheden, zooals deze:
..In de muziekwereld is het Claude Debussy dien
wij expressionist zouden kunnen noemen". Ik ge
loof niet dat er oen muziekkonuor.'zal te vinden
ziju. die Debussy zijn aiouden naam vun ..Impres
sionist" zal willen ontnemen terwilli» vjm-iïie'eencr
zoo na-oorlogsche kunstrichting als het expressio
nisme, dat Debussy (hij stierf in K'IS) zelfs bij
namemoeilijk bekend kon zijn.
De misvatting wr.jiraan deze en elders mei r voor
komende fouten te wijten zijn. ligt vermoedelijk
dieper. Kunst is niet bepaald een vorm van modern
..denken", althans niet in filo.sol'isrben zin. Wie
dat meent, beziet alles reeds a priori foutief en
verwrongen.
J1ELMAX
Veryilhit' Acneis, met inleiding en commen
taar door Dr. J. Mehler. Kcrtitc deel.
Bock I en f I Bij J. B. Wollcrs Gronin
gen?Den Haaij. 1030.
. Deze Ifdlandschc Acneis-uifcgaviv verschij
nende in de bekende reeks ..Antieke Cultuur",
wordt-te oordeolen naar de bewerking der eerste
twee boeken een der beste, welke studeerenderi.
en bewonderaars van den grooteii llomein ter
hand kunnen nemen. Het moderne commentaar
is voortreffelijk; als bizondere kwaliteiten dienen
genoemd de rake vertalingen, de talrijke verge
lijkingen niet de dictie van Knnius, Lucretius en
Homerus, zoo uitermate geschikt om den lezer
in te wijden, iu de eigenaardigheden' van het
Vergiliaansehe vers, en de zorg, besteed aan het
nauwe verband tusschen gedachte en versrhythme.
In den tekst zijn alliteraties discreet door een
iets vettere letter aangegeven, terwijl veel geci
teerde passages zijn gespaticerd. De voornamelijk
historische inleiding is degelijk, maar geeft weinig
houvast voor een waardeering van Vergilius' kunst
in esthetischen zin.
E; S.
4
l