De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 18 juli pagina 11

18 juli 1931 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 JULI 1931 No. 2823 DOOR ANTH. THIRY Teekeningen voor i3de Groene Amsterdammer" door E. ten Harmsen van Beek JT\ Was van hem dat men aan vreumJL de bezoekers gewoon was te zegiïeti: als gij een leelijken. heel lee1 ij ken vent tegenkomt, zie, dan is hij het niet, maar ontmoet ge er eenen nog leelijker, dan hebt ge den juiste voor. En zoo was het. Kr waren er leelij ken. heel. heel leelijken zelfs, maar zooals hij vond men geeneii tweeden. "t Was gewoon om er een schrik van te pakken ! Ken trroot. breed voorovorhangeud bovenlijf op korte, kromme beentjes ui.-t platte naar binnen gedraaide voeten. En daar boven op, uit omverWftsche vadermoorders, draaide er (???u echte apenkop. maar roos en gladgeschoren dan. m?fc diepliggende. wimperlooze oogkes. een plat ge stomp ten neus. een bovenlip van wel drie vingeren breed 011 aan de ingedeukte kin een stijven witten kransbaard lijk M-hippers soms dragen. 't Schoonste van al w.vs dat hij wist h«ie leelijk hij was en. al het mogelijke deed om het te laten uitkomen. Hij droeg een spannenden broek, een kort jrtsjt'. plette, haklooze schuiten van schoenen, en boven op zijn rosse, langhariu'e? p'.'iiik een zwart zijden ballonpet zooals boeren dragen. Als familie soms begon over dat kleed s»?!, dat het tod» niet noodig was pr-ci'es '/.oo zot te doen, haalde hij minachtend de schouders op en tirijnslachte eens. En met zijn diepe basstem dit- hij opzettelijk no;; dieper maakte, '/oo op zijn eigen manier, .zonder een fükeleii keer de bovenlip te vertrek ken, antwoordde hij dan: ..Als ze me 700 niet willen bezien, dan doen ze maar hun oogen toe. Zoo ben ik go' maak t en zoo ga 'k door de wereld. IVins ni da'k er beschaamd voor ben. Nog nooit geweest, geenen halven miniuit. En 'k zal het nooit zijn ook niet. Da' ze 't mij maar eens nadoen !" En dan rechtte hij zijn groot bovenlijf, stak triomfantelijk een vinger omhoog en liet zijn' oogskes pimpelen in een tevreden lach. En ja, hij mocht er wel fier en blij om zijn ! Thuis bij zijn ouders, in den krui denierswinkel ..In de Klok", hadden y.e vele jaren met de handen in het haar gezeten bij 't gedacht wat er'ian' dat arm gedrochtjélater zou moeten geworden. En nog dieper groeven en krabden hun vingers, tot op en in de schedelhuid, als hij per se muzikant wilde worden. Och Hecre, muzikant! Op wat moets dat uitloópen? Hoop en al op een variété-artistje f Een kind uit de oude. eerbiedwaardige ..Klok", gesticht A°Di 1712, variété-artist ! En wat ze ook probeerden, met de hulp van grootvaders, grootmoeders, nonkels en tantes, pastoors en paters, om hem er van af te houden, hij bleef koppig bij zijn besluit. rst kreeg hij wat lessen thuis, solfège 'en piano, dan bezocht hij de stedelijke muziekschool en nadien trok hij naar 't conservatorium. Een genie om do hoogten in te klautjren en daarboven nieuwe lich ten t' ontsteken was hij echter niet. Integendeel 't was alles man r middel matig. Maar daarentegen was hij in de breedte gespannen lijk geenen andere il al de conservatoria van 't heele land bijeen. Hij speelde niet alleen orgel. piano. harp. viool en cello maar ook fluit, hobo, hoorn, clarinet. saxofon, bugel. schuiftrompet of wat er ook nog aftii blaasinstrumenten te vinden is. Daarbij kon hij tamelijk goed zingen. En wat merkwaardig was en hem op dat gebied tot een fenomeen maakte WAS 't feit dat hij zijn stembanden stellen kon zoowel voor bas. als voer baryton of tenor. Spijtig dat Jef Denijn's biiiardschool toen non niet be stond, want vast e» zeker ware hij er ook naar toe getrokken ! Op 22 jaar was hij weer thuis, vol leerd en mot alle mogelijke diploma's die ze op een conservatorium geven kunnen, behalve dat -van tooneelspeler. Natuurlijk kon er niet aan gedacht worden hem lessen te laten geven, of dirigent te doen worden van een koor of van een fan f «re ! Met zoo'n pos tuur f En nog meer dan vroeger zaten ze in de Klok" met den daver op en in hun lijf bij 't gedacht aan die eenige mogelijkheid van variété-artist. Zeker, hij ware rijk geworden, alzoo, sehat-rijk. b.v. als musiceerendcm oerang-oetanir. Maar den naam, hunnen ouden naam! Neen, 't ware om te vergaan van schaamte ! En zo baden in 't genipt rozenhoedjes, lieten in 't genipt missen lezen en kaarsen bran den, opdat de hemel dat toch uit zijn kaal koppeke zou geweerd houden. Doch zie, 't geluk is immers wegge legd voor de geteekemlen ! Toen gebeiirdèer iets dot hom er met den slag bovenop hielp. In de oude Sint-Jozefkerk, de rijk ste kerk van de stad, gelegen in het sti'le en deftige rijkemenschenkwartier waar niet minder dan twaalf adellijke families uit den omtrek hun winterhuizen bezaten, hadden ze al met een keer een organist noodig. De vroegere een zuidelijke, vlam mende schoonheid met vuur in de donkere oogen en lang zwart haar ? die, zooals de gewoonte het wilde in die parochie, tevens mu/Aekleeraar van de adellijke jeugd, had er liet hoofd on 't hart van een adellijk freuleke met zijn muziek weten zot te maken en was er ten slotto met het schaap van door gefungeerd. Schandaal natuur lijk. En gezien het nu nummer twee was die zoo iets lapte, staken de adel lijke hoeren en de priesters hun ver ontwaardigde hoofden bij elkaar en besloten niemand anders te benoemen of 't moest een leelijke zijn. De zoon C'atrij. uit de ..Klok" kwam als geroepen. Kn om te laten zien dat hij goed verstond wat ze wilden l k-t hij zijn baard staan die toen nog ros was. plakte op zijn schedel, waarop slechts eenige witte varkensharen groeiden, een rosse pruik on kleedde zich ook navenant zijn leelijkheid. Seffens had hij den naam waarmee hij zijn luven zou dóórmoeten: de Pruik (Mrij. en waar hij hartelijk .om lachen kon omdab het toch nog zoo erg niet Wfts als b.v.: den Aap Catrij of don Boschmensch. 't Sprak van zelf, hij werd benoemd, niet alleen met do stemmen en de ap plaus van de heeren en de prirsters, maar ook met die van de nvevrouwen en de meiden on de knechten uit de twaalf adellijke hotels erbij. Sito verliet hij de ..Klok", huurde t' ende een veimpen, kwalijk-riokend arniomenschen stoegske dat doodliep op de Molen vest drie arbeidershuizekes die hij liet verbouwen tot n, en dat hij heelemaal op zijn arbeidersch meu bileerde, en.zocht zich in een der wees huizen van 't omliggende een neuzeloojs. scheel, kind nit tot meid. ..Voila !" zei hij, ,.nu ben ik inge scheept. Dat huis zullen ze mij niet afpakken en die meid nog minder. Daar'doe 'k het mijn heel leven mee. En zegt nu nog da'k niet geweten heb wa'k wilde !" Och, al sprak hij nog met zulk ge wicht van dat ingescheept" 't, was nochtans maar voor een heel gewoon varen, zonder iets buitengewoons en bezoiiders. 's Morgens speelde hij zijn missen in de Sinte-Jozofskerk. Er waren er «Itijd Velen, soms drie en vier, niets dan plechtige ziele-diensten bijkans, .die flink botaald werden, aan hem zoowel als aan de zancers en de priesters, uit legaten door 'k weet niet hoeveel adellijke, bograven-en-vergeten heeren en 'mevrouwen bij testament ter vetlochting van hun vagevuurtijd aan dit» kerk vermaakt. 's Achtornoóns zat hij in de holle, doodsehe lieerenluii/eii en gaf daar ? om goed te laten voelen zekers dat hij er niet kwam om schandaaltjes uit te lokken op strenge, bafsche ma nier zijn muzieklessen aan de angst igbibberende freulekes en jonkheerk^s, orgelde om zes uur zijn lof en trok nadien mot zijn kabas aan den arm de stad in om er zijn inknopen te doen. Groenten, vleeseh, brood, suiker, alles, tot solferstokskcs, dweilen en schoen blink toe haalde hij zelf ftan, want voor geenen waarom wilde hij dat zijn meid het deed. Zij was voor binnenshuis bestemd en 't .allereenigste wat ze buitenshuis mocht doen was den hof verzorgen. Zelfs voor de stoep en de ruiten nam hij een vrouw uit de geburen. Ja, ja!"'zei hij, ,,/.oo wil ik dat. l leur laten uitlachen en heur zoo kwijt spelen misschiens? Dat, nooit of ja mais 'k Heb heur genomen voor mijn léven-lang, pn'zoo zal 't zijn ook!" * * Haar hart en het hoofd weten zot te maken Eens terug van die commissies trok hij zijn laarzen uit, 'schoof in plaats van muilen witte klompen aan zijn voeten en zette zich in de groote, witgekalkte zijkamer, dat als een museum was van alle mogelijke muziektuigen, te repeteeren op een rij al die instru menten af, van ;de harp vio de cello en de fluit tot een bombardon toe. En ook precies, lijk dien eersten dag deed hij verder zijn werk, niet beter en ook niets slechter, zijn kerkwerk, zoowel als zijn muzieklessen aan zijn adellijke leerlingen. Neen, een genie was hij immers niet. En hij dacht wel niets anders of 't zou altijd zoo blijven. Maar intusachen stond de wereld ook niet stil. Peins eens dertig jaar ! Wat 'gebeurt er allemaal niet op dien tijd ! De heeren uit het kerkbestuur die No. 2823 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN n JULI 21 Belde om zijn knecht.... hem toenmaals met zooveel geestdrift en dankbaarheid hadden benoemd en iu hun huizen binnengehaald, gingen stilaan een voor oen hun voorvaders vervoegen in de familie-tomben in hun dorpen en zonder dat de Pruik Catrij er fijn had over nagedacht of er zich ook maar eenen minuut om bekom merd, had hij nieuwe meesters. 't Waren natuurlijk zoowat allemaal oud-leerlingen van hem die zich van dat schandaal van vóór dertig jaren zoogoed als niets herinnerden, en hem dus met heel andere oogen bekeken dan hun vaders 't hadden gedaan. En een was erbij, een baron, die zich wellicht de triestige, harde solfieer- en pianolessen uit zijn jonge ja ren al te sterk was blijven herinneren en den moed had. omdanks de starre traditie van hun nobiljonsche coterie, *him organist te passeeren, toen bij hem het uur kwam voor zijn eigen kinderen een muziekleeraar te benoe men. . 't Was voor de Pruik C'atrij als een slag midden in zijn gezicht. Wa's da' nu, wa's da' nu !" zei hij verschietend toen hij het te hooren kreeg van den koster en direct trok hij naar dien heer om te vragen waar om. De baron hoorde hem aan, 'belde toen om zijn knecht en zonder meer verzucht hij dezen, Mijnheer Catrij buiten te laten. Dien avond, voor den eersten keer, liut hij zijn meid de boodschappen doen en binst ze weg was begon hij «oo te bulderen, te vloeken en te sak keren dat het klonk tot bij de geburen en heel het steegje t' hoope liep in 't gedacht dat bij stapel zot geworden Was. ? Maar neen, zoo was het niet en 's anderendaags hernam hij heel ge woon zijn leven, precies of er was niets gebeurd. En zoo bleef het ook een maand of twee nog totdat op n schooncn morgen, toen er voor iemand uit dien baron zijn familie een plech tige zieledienst moest gespeeld wor den, hij vierkant weigerde een vinger or voor op 't orgel te zetten. Oc ziet van hier wat voor effect! Ken kerk in 't zwart, met een kat af al k en brandende kaarsen in 't midden van 't koor en overal veel volk, en de organist die er de brui aen geeft te spelen. De koster, de zangers tot de priesters toe baden en smeekten hem toch geen kuren uit te steken, maar hij bleef koppig als een steinezel, en luid op, dat ze 't beneden goed konden hooren, grijnsde hij: ,,Als ze me voor hun levenden niet noodig hebben, dat ze mij dan voor hun duoden ook maar gerust laten !" Tegen heug en meng en al zwoetcnd en zuchtend, want veel wist hij er niet meer van af, nam de koster op 't laatst zijn plaats in op de orgelbank en kou de dienst alzoo toch doorgaan. 't Spreekt vanzelf dat de Pruik toen in al die hoogt» strakke huizen de boter geëten had, en nog dien/elfden dag kreeg hij overal den bons als muziekleeraar. Den eene huisknecht na den andere kwam met opgetrokken neus het steegje ingewandeld om dan een brief onder zijn rond, groen deurko te schuiven. Natuurlijk zat het er toen nog veel erger tegen dan dien eersten avond. Den heelen nacht zoowat daverde het huizeken van zijn helsch lawijd en 't was pa? tegen den morgen dat het er stil viel. w * * 's Anderendaags, na zijn missen trok hij, kwaad als een echte aap, naar den pastoor, naar de onderpastoors, naai den deken zelfs om te protesteeren. Maar ook bij hen kreeg hij den wind van voren en gaf men hem den raad zich heel stil te houden en zoo rap mogelijk bij Mijnheer den Baron zijn excusses gaan te presenteeren. .,Datte?" bruischte hij verontwaar digd los. No.oit ofte nooit! Xog liever sterf ik!" En daarbij schold hij ze, nobiljons, pastoors en 't heele boetikske, allemaal uit voor judassen, schijnheiligaards en nog veel meer leelijks. zoodat ze niets anders konden dan hem met zacht geweld buiten schuiven. Neen, nu was hij bepaald zot aan 't worden. Heel de stad kon niet anders denken, als ze van zijn kuren? hoorden. En .zelfs zij die twijfelden, moesten het toegeven, toen hij dienzelfden avond,'na schijnbaar rustig het lof te hebben uitgeorgeld, binst het volk langzaam naar buiten stroomde, plots alle registers opentrok en met een lawijd lijk van een laatste oordeel, als een uitdaging door de kerk Het dave ren het anti-klcrikale verkiezingslied van: A bas la calotte, A bas la calotte, A bas les calotins ! («elukkig dat de zanger» direct het electrisch blaasapparaat stil legden en hem sito met geweld \an zijn bank trokken, want wie weet wat hij nog allemaal gespeeld zou hebben ! ?'? *** - Zot was hij echter niet. Want den volgenden dag liet hij zijn schamele meubelkeris en zijn colRuize-Rijmen T A AL R IJ M, II ? (Slot) Ik weejenielangmemme verze vermoeit', Maar wjezichesneeje heeft motter voor bloeie, Zoo spreekt toch, niewaar. dat ontken }e niet meer, De geschikste, beschaafste, beleefste meneer. Reeds, steeds, evenwel, inderdaad en bekomen Dat wordt in de spreektaal schier nimmer vernomen, Wie spreekt er van schenken, r«n doch of van schoon, Van tevens en zulks in den huislijken toon'; Ai'h (ot:h zeg je) 't is om den moed te verliezen, O rreemdling, die wier.s leest, en zeygen moet: diexen ! Voltoc ien, gewagen, teneinde, wellicht, Weleer, uittennate, nochtans, onderricht, Derhalve, geschieden, vooits, gaarne, vermaken, Ervaren, bevroeden, gewis, krank, geraken. Slechts, echter, inzonderheid, heden en thans Dat finjenalleen m antieke romans. Schrijf kije en bije als ken je en ben je, Maar niet, consequent, bij veryissiny Turken je. En spreken ze Xijtneyen Nimwegen uit. Dan dunkt me. dat oomeg een omtceu beduidt. Het meervoud i-an jij is ten hove zelfs jullie. Maar u-aarom nou zij te verslonzen tot zulliej' En immers is ommers in yalti-toilet, En weldra icordt strakkies. zooeren daarnet. Menichiederouwersdie iconen in Leie. 't Is erreg vervelend. ..." ..Wattan?'' ..Die Uttissoo. zekonnernekaarniemeer zien!'' ..Zoo'i Hieltsenetammettenandermeschien;'" ..Ja. juist, en dat ikket icel annepsienkomme. Dat wissenalhielukme strak vahdedomnie, Dat naat tegeswoordig yemaklijk en aaini'. Besjoer. en zoo hijenen andere vrome. Maar n-aar is memoederder poes nou. ik missum," Dat zey je toch weilis, en ..kijkisdattissum." 'k Herkende hen aunstonfdjs ??f de d :cy je niet) Wortattaniedikkelskorkonzesebiet ? ll'at dunkt u. heb ik in dit t-ern overdreven. ^ Is dit niet de taal van het dtnujlijksche. leren'; Lees al deze termen aeinaakt. gaffekteert. Dan zey je: 't is u:u<ir. «er// de dii-hter beirecrl. "\Vij Hollanders zijn zoo eenvoud!;/, j'c weet hef, M'ij haten yemauklheid en pose. zoo heet het. Maar nemen ivij eenmaal de pen i>p. u schijn! Dan veinzen tcc ploltttliny de/tiy te zijn. \ \ loctie instrumenten op een vorhuiswauon laden, hij zelf,.kroop daarop met .iijn oude meid in een huiirrijtuig on zoo samen vertrokken ze do stad uit. In elk'dorp. dat. hij door moest, liet hij stil-houden on informeerde er of or bij geval geeu huiseke leeg stond voor hem. Nergens vond hij echter iets dat In-m beviel, on vooruit ging hot wooi* Mei» Vertelde dat het eerst levers diep in do Walen was dat hij wat naar zijn gading vond. Hij loefde -er heel rustig, zei men. maarniet do kerk had hij gebroken. Nooit of mvut zette hij or nog een 'voet in .. .. 11 M met zijn beiden in een huurrijtuig tt' /;.'" t,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl