Historisch Archief 1877-1940
L
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN l AUGUSTUS 1931
No. 2826
i'
E S C A L E
door J. Slauerhoff
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer"
door Henri v. d. Velde
V.'
P e r s o n e n:
CONCHA TALAVERA, Duitsch
Spaansche 35 j.
PEHCY WELLESLKY, Purser
GreenStar" 40 j.
PEPITA TALAVKRA, 9 j.
JOSÉTALAVERA. Haciendero 45 j.
CARMARERA 70 j.
T o o n c p. l: de een verdieping hoog
gelegen verandah van een hotel in
de troptn. Palmkroonen hangen over
de balustrade lusteloos naar binnen.
Zes tafeltjes, f.anijs Ken wand een rij
schommelstoelen. Als 't bet/int hoort
men twee stooten van een atoom f l uit
nwt ver u-eg en zit Concha nan eun
tafel en rouwt juist ccn krant open.
.CONCHA: Ik heb het mi al tienmaal
gezien en telkens wil ik het weer
siien dat de Alaric" vandaag Hio
Grande aandoet. Ik weet niet zeker
ut Percy er nog op is. Hij 7,011
toen misschien op de ,.The »doric"
overgeplaatst worden. Maar mijn
telegram is niet teruggekomen. Had
ik niét moeten telografeeren. ben
ik niet al te veel tegemoetkomend
geweo-st? Als ik eens toevallig aan
boord was gegaan en hem op 't
'V dek wa« tegengekomen dau zou ik
direct geweten hebben hoe of het
stond of er nog wat over was van
?£t.i V"t. groot e. toen. dat ook maar
ee-yL^vïpaar da;*en en een nacht heeft
w i^JKluurd. De groote liefde in ecm
'?' l kleine hut. tienmaal kleiner dan
de hut op de heide maar honderd
maal luxueuser.
Maar het was een heel koel tele
gram: als je me weerzien'wilt. kom'
<lan in hotel Metropole, CVmcha.
(Drager* vun hel hotel met
unilortnpetten loopên achter [anijs en
gaan de trap af. Buiten hoort nit>n
het aanslaan run een motor, j
Zal ik t.och aan boord gaan?
Misschien kan hij niet aan land;
door de dienst (naar de verandah
loopend, roept)
' Wacht, wacht ik ga mee....
'\ Maar als hij onderweg is, of als
h ij niet van plan was te komen?
Of half, dan zal hij zeker als hij
mij ook nog aan boord ziet, den
ken, dat ik hem naloop.
Neen ik blijf hier (roepend naar
beneden) Rijdt maar weg -(men
hoort lachen en de auto wegrijden).
SCHRUF-FACTUREER - EN
BOEKWUDMACrONES METREKENWERK
Amsterdam
Rokin113 Tel. 35660
Agantan door het geheet* land,
Als hij niet komt, wat zal het
dan een eeuwigheid zijn en een
kwelling, de vier uur die de
.,.Marie" hier ligt. Had ik maar
niet getelegrafeerd dan kon ik doen
wat ik wou en nu moet ik hier
zitten, lijdelijk afwachten.
Maar als hij er een uur voor ver
trek niet is dan kan ik nog gaan en
hen» zien. Neen dat zal verschrik
kelijk zijn, dut eene uur onder de
drukte van het weggaan.
neen hier (zij omhelst haar), je
bent lief hoor, je »noet nu zoet
/.ijn on dan mag je straks nog even
in je Tyrolerpakje terugkomen.
PKPITA (gaat gehoorzaam weer naar
de kamer).
CONCHA (loopt heen en weer, slet over
de balustrade, gaat terug naarde tafel,
neemt de krant, hoort een auto,
loopt naar de balustrade, keert terug,
stappen op de trap. Concha staat
half op gaat weer zitten. Percy
witte scheepsitnif orm, onzekere leeftijd.
CONCHA (staat op gaat een paar passen
op hem toe, blijft dan iceer staan) :
Daar ben je. Heb je mijn telegram
gekregen.
PERCY (steekt zijn hand uit): Hoe
maak je het. Ja ik heb het gekregen,
gisteravond, l k kon niet eerder weg.
Kan ook niet lang blijven. (Concha
blijft stil staan, hij trekt zijn hand
weer terug): Maar hoe kom je hier?
CONCHA: Uit Europa, wacht hier op
Kon ik maar iemand sturen om
te zien of hij er is.
(Pepita een lang kind van 9 jaar
komt, een pop aan de eene hand,
slenterend de verandah o)t)
CONCHA: Wat doe jij hibr, ik heb je
toch gezegd in de kamer te blijven
spelen.
PEPITA: Mucho calor.
CONCHA; C»a dadelijk weer naar binnen
arider3.;nioet je een uur vroeger naar
bed Vahavond. * ? ? ?'
PEPITA (gaat enen langzaam weer weg).
CONCHA : Kom hier Pepita, kom bij me.
Zou je oom Percy van de boot nog
kennen als je hem terugzag.
PEPITA: No salie.
CONCHA: Zou je 't niet louk vinden
samen nog eens naar de boot te
gaan?
PEPITA: No quiro.
CONCHA: Zou je er dan alloen heen
willen, doen wat je wou daar op het
dek?
PEPITA: (blijft staan de handen op
den rug, mokkend zwijgend)
CONCHA: Ga naar je, bed, naar kind,
mijn man.
PERCY : Wanneer komt hij ?
CONCHA: Morgen, overmorgen op zijn
laatst, dan gaan we samen verder
naar Han-Juan.
PERCY: Hoe lang ben je weggeweest?
CONCHA: Bijna een jaar, meest bij
rnijn ouders, in Madrid.
PERCY: Dus morgen komt hij en dan
blijven jullie zeker verder altijd
?bij~iE>lkaar.
'CoxcÉfyt .Ta, altijd bij elkaar in San
Juan.
PERCY: En ik moet over twee uur
weer weg en dan zien we elkaar
waarschijnlijk nooit weer.
CONCHA: Neen, nooit weer.
PKRCY: Waarbin heeft mevrouw mij
gevraagd te komen.
CONCHA: Waarom? Waarom? Weet
je dan niets meer van toen?
PRRCY : Nataurlijk weet ik alles nog.
alles, maar daarom juist, waarom
moet ik hier voor twee uur nog eens
verschijnen?
CONCHA : Was dan maar niet gekomen.
PERCY: Niet gekomen? Ik dacht
natuurlijk dat je mij ergens voor
noodig had.
CONCHA: Waar zou ik jou nu voor
noodig hebben?
PERCY: Als je hier alleen in zoo'n
nest zit. ... wel ik dacht dat je
moeilijkheden had, met paspoort
of zoo, niet verder kon ....
CONCHA: Neen ik kan ook niet verder.
Maar jij kunt me niet helpen.
PERCY: Was ik maar niet gekomen.
CONCHA : Ja. was je maar niet gekomen.
PERCY: Had je maar niet getelegra
feerd.
CONCHA: Dus je maar laten voorbij
varen, terwijl ik hier was en jij op
de boot, dat kon ik toch. niet!
hoelang is het nu geleden.... .
PERCY : Een half jaar, geloof ik....
CONCHA: Een half jaar? En ik heb
je juist vertelt dat ik een jaar in
Europa ben geweest. Bijna ander
half jaar is het geleden.
PERCY: Je moet me niet kwalijk
nemen, op zee gaat de tijd driemaal
zoo vlug voorbij als aan land.
CoNCHA'.En vergeet je tienmaal zoo vlug.
PERCY: Ik ben niets vergeten,
CONCHA : Alles bijna, alles !
PERCY: Neen niets, ik weet nog hoe
wij voor 't eerst 's avonds samen
waren, naar de sterren zagen, over
de verschansing leunden.
CONCHA: Ja.
PERCY: Kn ik je hand nam, het was
op liet sloependek....
CONCHA: Nietwaar, je bent het ver
geten, je bent in de war, met een
andere reis. niet een andere vrouw.
Het wa» niet op het sloependek, 't
was op 't wandeldek en je hebt niet
eerst mijn hand genomen, je hebt
mij direct gezoend.
PERCY: Dat kan niet, dat doe ik nooit
en ook, op 't wandeldek zijn altijd
veel te veel mensehen.
COXCHA: Ga weg, als je blieft, ga weg
(wendt zich af)
PERCY: Goed (gaat naar den uit
gang, blijft slaan bij de trap, tegelijk
zien ze om en komen elkaar tegemoet,
omarmen elkaar.
CONCHA: Percy. ken ,je me nóg?
PERCY: Jou, altijd, uit duizenden
'(teil haar kussen)
CONCHA (dringt hem terug) : Neen, zoo
niet, zóó niet.
PERCY: Hoe dan wel?
CONCHA: Ach jij. Ik wilde je alleen
wérzien, begrijp je dat niet.
PERCY: Neen, dat begrijp ik niet.
Er was toen niets tusschen ons
dan dat, waarom zou dat er nu niet
zijn. Waarom heb je dan getelegra
feerd, dat ik hier zou^komen?
CONCHA: Zoo was er niets tusschen
ons dan dat kussen en....
PERCY: Jk ben er nu zeker van dat
ik toch rst je hand genomen heb.
Maar wat doet het er allemaal toe ?
We zijn er toen gelukkig, door
geweest al was het kort. En nu....
CONCHA: Bederf ik het, niet?
PERCY: Dat zeg ik niet. .Neen, we
zullen het niet bederven. .Ik, kan
' twee uur blijven, laten we niet
downhearted zijn, bij elkaar zitten,
goede vrienden zijn, dat kan toch?
CONCHA: Ja dat kan. Blijf nog eten
hier en ga dan weer naar boord.
PERCY (weifelend) Het zal gehaast
zijn. Zullen we niet . liever hier
rustig blij ven 'uitten. *" . '
CONCHA: Maar wat moeten we al die
tijd doen?
PERCY; Al die tijd, al die tijd, nu is
het plotseling weer te lang, je bent
wel grillig, maar je hebt eigenlijk
gelijk, laten we dan maar samen eten.
.CONCHA: Goed. En drink je vermoufch
met mij? Whiskey is hier niet.
PERCY: Ja goed vermouth. (Concha
' belt. Een oude vrouw met hoofddoek
komt, waaraan zij bestelt i Comida
a 7, dos vermouth)
PEKCY; Elegante bediening hier. Wil
je een cigaret? i
No. 2*26
AMSTERDAMMER VAN i AUGUSTUS
4
.1
i;
r
CONCHA: De dames in dit land ronken
niet.
PERCY: Beschaafd land hier.
CONCHA: Straks als de camarera
weer weg is.... (de oude vrouw
brengt vermouth en olijven en gaat
ie eer weg).
PERCY: Wil je nu?
CONCHA: Ja (Percy houdt haar zijn
koker voor, trekt haar meteen naar
zich toe. zij geeft zich over).
PERCY: Concha, zoete Concha.
CONCHA: Percy, weet je 't nog van
toen?
PERCY: Ja.
CONCHA: Alles?
PERCY : Ja, alles !
(Pepita komt uit de kamer. Zij
is in een Turoler jongenspakje.
blijft staan, vrij lang, slet toe. roept)
PKPITA: Mamita. (Percy en Coucha,
laten elkaar verschrikt los.)
PERCY: Ah, dat is je zoon, dat is
Cavloa. Wat is hij groot geworden.
CONCHA: Mijn zoon Carlos? Mijn
dochter. Ik dacht dat je alles nog
wist.
PKRCY (wrevelig) hoe kan ik nu
zulke dingen onthouden en wat
doet het er toe of jij nu een zoon
of een dochter hebt. dat heeft
mei dat andere wat jij alles noemt..
COXCHA: niets te maken. Met dat
wat ik alles noem. Neen met wat
jij alles noemt, iedere koer en het
kan maar een keer zijn. Ach was
je maar niet gekomen.
PKRCY: Was ik maar niet gekomen.
CONCHA: Had ik maar niet getelegra
feerd .
PERCY: Neen.
l 't »NCH \: Maar ik moest toch wat doen.
PKPITA (die nog vlceils roerloos fttaal) :
Mamita.
PERCY: Ken je me nog Kaquel.
PEPITA: No se, No soy Haquel.
CONCHA: Laat haar maar. Zij Is al
haar, engelsch vergeten, spreekt
niets dan .Spaansch. verstaat wel
Engelsch. Maar jij zeker nog geen
Spaansch. wel? Je zou tenminste
de eerste Spaanschsprekende
Kngelschman zijn. die ik ontmoette.
Pepita ga nog maar wat in den
tuin, lief. maar ga niet buiten 't
hek. Mamita zal je wel roepen
PEPITA: Bueno (gaat weg. Stilte).
PERCY: Wil je nu i-ooken?
CONCHA: Ja. geef hier. (sij rookun)
PEHCY: Zij is groot geworden.
CONCHA: Vind je?
PEKCY: Ja. Maar ze? lijkt niet op je.
('ONCHA: Ik hoop het tenminste niet
dat zij latei- zoo zal zitten nis ik nu
hier.
PEKCY: Vind je het dan zoo ver
velend? "
.('ONCHA: Neen. vervelend niet.
PKRCY: Zoo zondig dan.
CONCHO: Neen zondig niet.
PERCY: Niet zondig genoeg dan?
CONCHA (maakt een boon armgebaar)..
l'ERCY: Het wordt donker. De sterren
zullen tsauw te zien zijn.
CONCHA: Net als toen.
? PKRCY: Maar niet zoo mooi. Een
Mchip i£ maar een schip, maar de
zeenachten op tropische zeeën zijn
toch verrukkelijk. Als alles stil is,
en je, hoort alleen het ruischen
van dm /.»« en het stampten van de
machine, dan H het of jóJVjWeëft.
?. OoNcirA: Zoo'n omgeving kan ik je
hier niet aanbieden. " '
PKKCY: O, mant* hier is het toch ver
rukkelijk. Denk eens aan de ruimte
die. je. hier hrbt en hoe nauw de
hut was. ?'.,''?
CONCHA: .Ia, ruimer is het hier wel.
PERCY: Hel* j'e een aardige kamer?
CONCHA: 't (fuut. Veel stout er niet
in. Wat kun ji- h 'u «r verwachten !
Ik hL'b Irtimiiisl i- een balkon.
(stilte, ronken)
CoxciiA: Wil ju eens ? zien?
PKKCY: Ju.
CoxciiA: Muur ik luat du deur open ?
PERCY: Natuurlijk.
C'ONCHA: Natuurlijk?
PERCY: Nu goed, dan onnatuurlijk.
COXCHA: Hoe lang kun je nog blijven?
PERCY: (zit-t op zijn horloge) vijf kwar
tier. Waar een half uur voor eten
afgaat.
CONCHA: Ach ja. ik heb eten besteld,
zal ik ?
PERCY: Je woont in een kleine stad
en het eenigste hotel.
CONCHA: Laten we.... kom toch
even zien. ...
PERCY: Goed.... (zij loopen dicht
tegen elkaar over de vcrundah en
gaan de kamer binnen. De deur blijft
openstaan, wordt na een minuut
van binnen dichtgetrokken.
CAMARERA (ziet rond, luistert aan de
deur, knikt goedkeurend, neemt de
vermouthglazen mee).
PEPITA (Wil de deur opendoen vind
ze gesloten, loopt naar de tafel, eet een
paar olijven en gaat weer weg).
PEHCY: Niet?
CONCHA: Nu ja, maar ik had het mij
heel anders voorgesteld.
PERCY: Wat wil je, in een kwartier.
C'OXCHA: Jij. altijd....
PERCY: Ja. ik weet wat jij bedoeld,
hand in hand zitten en
sentimenteele gesprekken houden.
COXCHA: Juist.
PERCY: Dat kunnen we nog doen.
COXCHA: Hoeveel tijd heb je nog?
PERCY: Drie kwartier. Maar ik kan
ook nu weggaan.
COXCHA: Percy.
PKRCY: Ja. Wat is er.
CONCHA: Toe. Niet zoo.
PERCY: Goed laten we dan
COXCHA: Ja even Een nog een
(ze honden elkaar omvangen, laten
elkaar nog bijtijds los als de camarera
,nct een blad komt, deze dient een
gerecht op. gaat weer iceg.)
PKRCY: Zij heeft niets gezien.
CONCHA: Nu niet. straks wel.
CAMARKRA (dekt een tafeltje in een
hoek van,de verandah. De deur gaat
weer open. P^rcy en Concha komen
naar buiten. CONCHA ziet ile gedekte
. tafel en sLtakt een zachte kreet).
PERCY: Wat scheelt je.
CONCHA: De camarera heeft het ge
merkt.
PERCY: Wat gemerkt dat wij in je
kamer waren on foto's bezagen?
CoNCHA: De deur was gcgrcndeldjiriteg
Bleutel. was niet in. %^p*~
PERCY : . A«h denk je'«dat -die oxide
.suffe vrouw iets voriuoedjl?
CONCH A: Je hebt zelf gezegd*een kleine'
stad, het eenigste hotel en je hebt
daarbij gedacht, haar man die
morgen, misschien overmogen komt.
PlïUCY; Ik mag toch wel eens aan je
veiligheid, denken.
CONCHA: Er aan denken ja dat deed'je
HiisWhien.Maai1 cv iets voordoen."...
PKRC Y : Er iets voor laten.... ?
CONCHA : Juist.
PERCY: Waarom in Godsnaam heb je
mij laten komen.
CONCHA: Ik heb -j« niet laten komen.
PEKCY:, Neen. Kom laat ons gaan
zitten (zij eten zicijgcnd. Pepita
kitmt binnen).
C'OXCHA: Ben je daar uu pas. Ik had
toeh gezegd een kwartier. ..*
PEPITA: No.
PERCY : Je had gezegd dat je haar zelf
halen zou.
CoxciiA: (ia naar bed Pepita.
(Pepitateeg. Zij 'in halverwege,Concha vliegt op.
- - ?- ? 'i t
TTOUrrv "«^Utbd^^UTïSifcCOT^-iv ;«*«,£*?«?;
de .kamer binnen. Pepila^aat ztcij~
"'gend naar Petcy te kijken die niet
opziet. ' * .
CONCHA: Kom Pepita.
PERCY (Kei zwijgend.Onderwijl komt
Talavera binnen, groot, vrij gezet, in
tropenklccding. Zij zien elkaar aan.
Ta'avera draait sich na een paar
tellen om en gaat da kamer binnen.
Percy houdt op te eten, staat op,
neemt zijn pet gaat naar de trap,
bedenkt zich, legt zijn pel icccr neer
en gaat v:ccr zitten).
PKIU Y-. Vervloekt wat een geschiede
nis. Ik'wou dat ik weer aan boord
zat. Nu, gauw genoeg. Als ze nu
maar komen. Als hij haar maar
niet Misschien, meteen....
zoolang in de binnenlanden. Alleen?
Ach Brazilianen, mulatinnen....
Als ze niet komen moet ik weggaan,
zoo als of ik bang voor hem was.
Ik kan toch niet gaan aankloppen.
(De camarera komt op met een blad.
Hij wijst huur aan te kloppen. Zij
grijnst van neen en houdt haar
hand op. Hij geeft een munt, zij blijft
haar hand ophouden, naar de deur
wijzend. Hijsrhudt resoluut van neen.
C'OXCHA en TALAVERA (komen samen
uit de kamer).
C'OXCHA (voorstellend):
Welksley.purser van de Alaric .... Mijn man. Hij
is vroeger gekomen dan hij dacht.
TALAVERA : Ja voor 't eerst sinds jaren
was de boot die Rio Grande afvaart
precies op tijd.
PERCY: Dat trof u.
TALAVERA: Ja, en daardoor trof ik u.
Hoe laat vaart die Alaric.
PERCY: Om acht uur.
TALAVERA: Dan hebt u niet veel tijd
meer te verliezen.
PERCY : Neen over tien minuten moet
ik weg gaan.
TALAVERA: Ik dacht dat de officieren
een uur voor vertrek aan boord
moesten zijn.
PERCY: Ik weet zelf mijn tijd wel te
kiezen.
TALAVERA: Dan /.ou u nu heengaan.
CONCHA: Ik heb Mr. Wellesley voor
het avondeten uitgenoodigd. .
TALAVKRA: En ik ben ongenoodigd
gekomen. Als ongenoode gasten op
een intiem soiree binnen dringen,
trekken de invité's zich veront
waardigd terug.
PKRCY: Ik geloof dat mijn tegenwoor
digheid op 't oogenblik.... Maar
ik kom hier terug (met een vaste
blik. op Talavera) over twee
maanden doen wij weer Kio Grande
aan. Ik hoop dan. '. . .
TALAVKRA: Hoop liever niets.
(Ca»tercrt( loopt achter hen langs naar
Concha. stuot haar aan houdthaarhand
op. Concha iril haar taschjc openen.
Percy ziet htl. schuilt van neen
TALAVKRA. Wat neen? (de C a merera
naat u-cer. >
C'OXCHA: Ik geloof dat het heu'sch
tijd wordt. Goede reis Mr. Welles
ley, het was een genoegen u te zien,
hoe toevallig ook dat u hoorde dat
ik iu dit hotel woonde.
PERCY: Ja, wel toevallig.
TALAVKKA: liet eenigste
Hio (Ivando.
PRRCY: Dat een van de honderd
havens is die
COXCHA: Als
reis....
TALAVEHA : Wij wonen twee dauen «Ie
rivier op. kom gerust als u tijd heeft.
PERCY (geeft Concha een. hand, buigt
even voor Talavera. gaat heen.)
TALAVERA (gaat aanhct tafeltje zitten).
.We zullen maar doorgaan?
C'OXCHA (toonloos): Goed.
TALAVERA (schrokkend): Ik ben
xtitgehongerd. Het eten op die
rivierbonten, is miserabel, veevoer. Toch
een goed idee van je zoo vroeg
avondeten te bestellen.
CAMARKRA (kontt tcér achter Concha
"W^ï^i^g"?**
hotel in
'/uid-Amerika
u tijd heeft volgende
TALAVERA: Eet j. /.elf htet.
COXCHA: Ja. Ik wacht oj$ het volgende.
liiktviseh is mijn lievelingsgerecht,
weet je dat niet meer ? (de stoom j'lu it
is drie keer in de verte hoorbaar).
TALAVEHA: Daar gaat je inktvisch. Als
hij tenminste op tijd gekomen is.
11 ij lijkt me niet een van de vlugste.
COXCHA (smijt haar servet neer en
vlucht in de kamer, men hoort de
sleutel in het slot omdraaien)
TALAVKRA (haalt de- schouders op en
eet verder).
Doek..
^ _ r
, ?
\_ J^
? ?»»?"??-- ? "