De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 8 augustus pagina 5

8 augustus 1931 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 AUGUSTUS 1931 No. 2827 No. 2827 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 AUGUSTUS 1931 T \ J. D. STRUIJS & Zn. Tel. 37906 -Amsterdam - Prinsengr. 837 Begrafenissen (naar verkiezing met auto's en rijtuigen) Crematie en Transporten van uit alle plaatsen N* V. Meubelmagazijn Eden" MOLSTEEG - AMSTERDAM BOEKENKASTEN HOTEL -CAFÉ- RESTAURANT HET GOUDEN HOOFD REMBRANDTPLEIN , AMSTERDAM Modern Comfort-Lift-Stroomend water-enz. _ Logies met ontbijt f 3.50 per persoon GRAND HOTEL ZANDVOORT Telefoon 2O3 Rustige ligging direct aan Zee. Het beste Familie-Hotel ter plaatse, 120 kamers, 200 bedden. Modern comfort, voortreffelijke verzorging. Volledig pension 7.- per dag (ook in Hoogseizoen). Weekeind f 15.?. Garage voor 30 auto's. Lunch f 2._, diner f 3... Schitterende gelegenheid tot het hou den van partijen en vergaderingen. 20 tot 400 zitplaatsen. J. J. HARDENBERG, Eig. G.). DE KONINGSZOON Keizersgracht 447, Opgericht Ao. 1739 WASCHTAFELS. 'lll&l ???ati Voor alle doeleinden i CheraKunatinricttting iDirkSchnabel *, Amsterdam. * Adverteert In ,.Do Groene" BEGRAFENISVEREENIGING SAX Jr. AMSTERDAM Z (Hoofdkantoor) P. C. Hooftstraat 38 Tel. 20341 242BO BUSSUM (Bijkantoor v/h Gooi) Brinklaan 138 Telefoon 2275 BEGRAFENISSEN - CREMATIE - TRANSPORTEN Koldewey & Corbière Leidschestraat 30 - Amsterdam Specialiteit in: Wiegen en Kinderledikanten BJASPIBOM«B: BOEKBINDER KERKSTRAAT 55 AM5TBTOAM PENSION IE" RANG POUR JEUNES FILLES DE BONNE FAMÏLLE excellente nourriture Belle situation, chambres confortables Mademoiselle DE BROT V111 a G r a m m o n t l 4 . A v e d e s A l p e s L A U S A, N N E Facultédérecevoir l'enéeignemcnldufrancau et de l'anglait a. la maifon, ou fa juivre leó coun de l'Univcrtitc et dca coteó de mujtque. Réjérencc* en Hollande: Mddeniouelle N. M. Middelbeek Flatgcb. Zorgvliet LA HAYE Voornaamste Kleedinginrichtinn op elk gebied Ethnografi e door Jos. W. de Gruyter Naur aanleiding van een be/.oek aan den Ethuograflfetchcn Kunsthandel AaJderlnk T\ E kunstwetenschappelijke sttidic, die men l r aanduidt mot den naam volkenbeschrijving (Ethnografie), en die feitelijk een onderdeel uit maakt van de geheele studie der nntmu-leer van den geest en het lichaam der menschen (Anthro pologic), is betrekkelijk een nog jonge studie, Dit is, algemeen beschouwd, begrijpelijk. Deze studie hangt ten nauwste samen met de geogra fische en was in eerste instantie geheel afhankelijk van den voortgang op het gebied der aardrijks kundige onderzoekingen. Vóórdat mannen gelijk Vinzon, Vasquez de Coronado, Behring, Bougain ville, Cook, Vancouver en tallooze anderen hun gevaarlijke en schitterende ontdekkingstochten hadden ondernomen, kon van een vergelijkende studie der gebruiken en der kunstproducten uit de verschillendei duizenden mijlen van elkander over de heele aarde verspreide landstreken geen sprake zijn. Dit in de eerste plaats. In de tweede plaats was ook de belangstelling voor de nu en dan als buit medegebrachte ethnografische voorwerpen miniem. Honderden jaren achtereen bleef men blind voor hun vaak waarlijk niet geringe schoonheid. Men beschouwde ze als curiosa, afkomstig van stammen zóó barbaarsch. dat men deze eer voor kudden wilde dieren dan voor menschenmassa's aanzag. Wij weten dat de Spanjaarden bijv. de maatre gelen der Inquisitie niet van toepassing achtten op de Amorikaaiische inboorlingen. Geenmenschenliefde, lezer: de Indianen kwamen zelfs dazir niet voor in aanmerking zoomin als honden of katten. Terloops mag hier dan ook worden opge merkt, dat de bovenbedoelde onderzoekingstochten. die ik schitterend noemde en het inderdaad van ons standpunt uit ook waren, meestal fataal bleken voor de bewoners der ontdekte gebieden. Want daargelaten, dat de Europeaan, overal waar hij op weerstand stuitte, de inheemsche be volking eenvoudigweg uitroeide, met een niets ontziende wreedheid, waarbij de wreedheid deizwarten of wilden vaak gunstig afstak (denk slechts aan de verhouding: Engolschen tot Maori's, of Engelschcn tot X.-Am. Indianenstammen) botlekende op zich zelf reeds gewoonlijk elke aanraking van Westersche met primitieve cul tuur het doodvonnis over deze laatste. En dit onvermijdelijke feit is eigenlijk al van vol doende belang, om ver der te kunnen zwijgen over de verderfelijke invoering van het,, vu urwater" in uitgebreide gebieden der wereld, waar tot dan toe sterke drank niet of nauwelijks bekend was, en van de moorddadige, zij het ongewilde verspreiding der Europeesche ge slachtsziekten, epidemi sche ziekten, oogziek ten, tuberculose etc. onder volkeren, die deze ziekten niet kenden en er dus ook niet den minsten weerstand tegen konden bieden. De ver nieling, door pokken, mazelen en andere epi demische ziekten, in Noord-Amerika, op de Polynesische eilanden en elders teweeg ge bracht, grenst aan het ongeloofwaardige. De ironie van het leven nu wil, dat de belangstelling voor de ?ethnografiebij denEuroT- 'j. +. i* ? ~ ~~ peaan pas volledig ontTotempaaltje van ^kt^lijkt _ J het de Haïda-indianen j\ dan nog in een kleinen kring! in een tijd, waarin de gelegenheden voor de bestudeering ervan heel snel afne men. Vrijwel nergens ter wereld toch zijn de dagelijksche gewoonten en de magische gebruiken zuiver intact gebleven, overal doet zich langs directen of indirecten weg de invloed van den orang belanda" gelden, terwijl de primitieve kunstsoorten of geheel ten onder gegaan of zeer aanmerkelijk verslapt zijn, in het bijzonder als gevolg van de touristen-belangstelling en de in voering hier en daar van industrieel-technische werkwijzen. Immers, men kan van een werkelijk ontwaken van de belangstelling voor ethnografie en ethnografica pas spreken in hot laatste deel der 10e eeuw. In het complex factoren dat hiertoe bijdroeg gaf de ontwikkeling van het biologisch inzicht en het daarmee verband houdend geloof in een evolutieleer den doorslag. Want toen pas werd het duidelijk, dat de zgn. hoogere culturen der oudheid uit lagere ontstaan waren en deze weer uit de allerlaagste hetgeen dus inhield, dat ook wij après tout nog wel iets hadden uit te staan met deze barbaren en hun zoo minderwaardig geachte kunstproducten !.... Op deze aanvankelijk te mechanisch begrepen evolutieleer is terecht wol het; een en ander afge dongen, maar aan haar hoofdstrekking twijfelt Bamboekokers. Dajaks van Borneo. geen denkend wezen. Wij weten thans, dat wij ons in den loop der eeuwen ontwikkeld hebben'uit een allerprimitk'fst ras van diernienschen; wij weten voorts of kunnen het weten, niet enkel dat déze ontwikkeling geen zuiver stijgende lijn toont. misschien eer gedacht moet worden als een spiraalsgewijze omhoog gaan, maar tevens, en dit is van het grootste belang, dat winst in bepaalde opzichten regelmatig gepaard ging aan verlies in andere. En waar tot vóór korten tijd de Westerling prat ging op zijn winst" ten opzichte van alle overige wereldbewoners, die hij met een grenzenlpozen rassenhoogmped als onontwikkeld" over n kam scheerde, begint thans, langzaam maar zeker. een pijnlijk en zelfs beklemmend besef van een zeker verlies" zich meester te maken van vele der diepst-denkenden en fijnst-besnaarden onder huidige Europeesche kunstenaars en wijsgeeren. Reactie en mode, zegt een lezer, schouder-op halend! Alsof het hier enkel gaat over een groepje modleuzen, die dwepen of gedweept hebben met negerkunst (waarom bij voorbaat altijd Afrikaansche en niet bijv. Indonesische of Polynesische plastiek?) of over een groepje reactionnairen die zich bedwelmen aan Indische Wijsheid (waarom per se Indische en niet eens laat ik zeggen Midden? of Zuid-Ainerikaansche mystiek?). Deze opper vlakte-verschijnselen raken de kern van de zaak Houten trommel uit Nieuw Guinea onlangs gestorven novelist niet! In den grond gaat het hier om het feit, dat de tegenwoor dige mcnsch zijn oude, magische denkwijze voor een nieuwe, we tenschappelijk- techni sche heeft verwisseld. In het ontwikke lingsproces der West europeesche-Amerikaansche beschaving heeft men geleidelijk alles gerationaliseerd, tot zelfs het Godsbe grip toe. Het verstand heerscht oppermach tig. Met zijn verstand wapent de tegenwoor dige Westerling zich tegen de natuur, tegen zijn medemensen, te gen zijn God zóó hij nog in een God gelooft, en tenslotte zelfs tegen zijn eigen lijfelijke ge voelens. Dit laatste gelukt hem. inmiddels niet steeds ? en ge lukkig, want misschien zal ons lichaam in dit opzicht onze redding blijken, als laatste con tactpunt met het ma gische oerleven, mis schien ook berust hier op goeddeels de over schatting van het sexueele element als levensvernieuwende fac tor bij den grooten. D. H. Lawivnce. Zeker is. dat de meeste onzer kunstenaars zich bewust zijn van een leegte in het huidige Europeesche geestesleven. Xeem Picasso, neem Mondriaan, neem Permeke wien ge maar wilt onder de kenmerkende figuren van dezen tijd. Op de meest tegengestelde wijzen, zoowel langs den weg der geometrische Vereenvoudiging en veralgemeening, als langs dien der z-auwe. ongeremde gemoedsuitstorting, zoeken zij toch allen naar een leven aan het oer, naar een Eerste Beginsel der kunst. Zij verzetten zich tegen de verstandelijkillusionnaire en de verstandelijk-decorntieve kunst. gelijk men deze sedert de renaissance in Europa gekend en beoefend heeft, zij willen zuiver-beeldende, volstrekte waarden daartegenover stellen. Het blijft bij een zoeken, dat meer boeit dan be vredigt, maar het zoeken is zinrijk, ook al meent de leek dat deze schilders en beeldhouwers hun tweede kindsheid ingingen. Wat uit dit alles groeien zal. moet echter voorloopig afgewacht worden. Vooreerst kan men bij de primitieven in de leer blijven. Niet om hen te imiteereu, maar om iets te begrijpen, of liever te ondergaan, van den geest van levensbevreemding. Archaïsche kunst is niets dan de erkenning van het levenswonder?niets meer, niets minder. Het zijn enkel de dieper-algemeene, de onbewuste, massale en religieuze krachten in natuur en inensch die den primitieven kunstenaar drijven tot zijn sublimeering van het donkere, onverklaarde, van magische scheppingsdrift doortrokken leven. Hij versiert" niets, hij maakt" niets, in zijn be schilderingen of plastieken komt hij aan een voorstellinr" in den gebruikelijken zin niet toe, hij belycu tllëen zijn geloof in het wonder van het zijn, geeft enkel uitdrukking aan de als met electrioiteit geladen werkelijkheden van bloem en plant, dier en mensch, wind en regen, zon en ster ren. Aan het maken van kunst denkt hij hierbij niet; hij gehoorzaamt slechts een onverbiddelijke en onontkoombare geestelijke autoriteit. En juist daarom krassen Dajaks, Bataks, Toradja's, Timoreezen, en de Papoea's uit Nieuw Guinea, alle stammen op een laag cultuurpeil staand, orna menten zoo levendig en abstract tegelijk in het glasharde oppervlak van hun bamboekokers, dat onze beste sierkunstproducten onbezield en overbewust ernaast zouden aandoen; daarom treft men houtplastieken aan van de Maori's uit NieuwZeeland, of de Haida en Kwakiutl-Indianen uit de Noord-West Ameiikaansche kusteilanden, waar voor ik terstond het oeuvre van Zadkine en Archipenko zou willen inruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl