De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 8 augustus pagina 7

8 augustus 1931 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

??Ë. DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 AUGUSTUS 1931 No. 2827 No. 2827 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 AUGUSTUS f ? V t: Radio en Grammofoon door Lou Lichtveld «>u llat-lon«' manier van zingen IHotrioli die Pola talentvol tot aller ver Po In O K Xegri wondering demonstreert, zou kunnen wijzen dat er een soort van film-zangstijl aan het ontstaan is. welke, wanneer men dezen .vergelijkt met den concertzangstjjl. .ruwer en minder*gecultivi'eitl. maar ontroerder en pathetischer schijnt. Het laat zich begrijpen. Terwijl concert zangei-s een deel van hun voordrachtswijze stellig zullen geloerd hebben van de tooneelspelers van hun tijd, is het ontwijfelbaar zeker dat de filmsterren, in zeor korten tijd ge transformeerd tot zang-sterren, al zingend trachten met dezelfde mid delen en dezelfde verhoudingen van effecten te werken, nis waarmede zij. zwijgend, op het witte doek hun sucessen behaalden. Dezelfde code van film-sentimentaliteiten. dezelfde eanon van fUm. dramatiek bleef gelden. En evenals wij het ontwend zijn jn de actje onzer beroemde stars nop nnvheden en primitivismen te zien.'die toch bij iedere vergelijking, met de klassieke eonxédie francaise bijvoorbeeld." zou den moeten opvallen, evenzoo zullen wij spoedig het ..minder zangkunstige" over het hoofd gaan zien. dat thans iederen orthodoxen muziekliefhebber wel zal moeten hinderen in den zang van Pola Xegri ,,r Mariene DHetrirh. Des te gemakkelijker zal dit gaan, omdat al zulk gemis ruimschoots wordt v.ei-goed. 'Er is opeens met een zangkunstige traditie (die in de meeste gevallen al aardig vervelen ging) gebroken, en er wordt lustig» over nieuw begonnen. Er is oorspronkelijk heid en groote zeggingskracht in dat ietwat ruwe en mannelijke geluid. Het past met zijn diepte hij de moderne afwezigheid van elke preciositeit, bij oigaretten-rooken en bij de vei-jiiannelijkte morfologie van de. flappe . Morgen komt er wel weer eon reactie van neo-bi'ederineier, en krijgt de origineole Gretchen weer haar beste kansen. Maat- vandaag verheugen wij ons nog in de interessante symptomen van een egaliseeringsprocea, dat in de stemnuance onzer nieuwste zang sterren nog een van zijn elegantste uitdrukkingsvormen vindt. Hiermede tracht ik ook een frap pante overeenkomst te verklaren tüsschen de intonatie van Pola Xegri. die zeker nog niet aan het eind van haar lat ij n is, en Mariene Dietrich, die het op het oogenblik echter nog van haar wint in raffinement. Beiden vertegenwoordigen zij eenzelfden stijl, hebben zij eenzelfde gamma .van emoties te zingen. Pola Negri doet dat reiner, ingetogener, minder dijwaarts; maar haar zang heeft ook dat ietwat berekende en suspecte eener onverwachte deugdzaamheid. His Masters Voice heeft twee zigeunerliederen van haar opgenomen: Farewell my gypsy camp" en Black eyes", waarin zij, geassisteerd door een guitaarspeler en een koor, zich in al haar distinctie doet kennen. (B. 3820). Haar ras zal haar de inter pretatie van deze weeke Russische Een verrassing voor alle muziekliefhebbers! Som Swaap'speelt Vieuxtemps ?"?"*. l c 4865 r Polonaise ) De beroemde orkestmeester van het Residentieorkest speelt Vieoxtemps voor U f Een plaat, die in geen enkele verzameling ontbreken mag. FBITZ KREISLER (VIOOL) en SERGE RACHMANINOPF (PIANO) Duo voor viool en piano in A, Maj. Op, 162 (Schubtn) DB 1465-7 PHILADELPHIA SYMPHONY OBCHESTBA O.l.V. LEOPOLD STOKOWSKI 18 th. Century Dance (Uaydn) . . > Mennet (Boccherini) . \ D MARCEL WITTBISCH (TENOR) MET ORKEST BEGEL. ... JIJ _, VJl 1 ? J» _ ^ m «? ?* * k 1864 Nor wer die Fran'n nie fragt (Miklós) .~\ ."".?T"j EG »,ilir wimderschönen Frau'nfLóWj ) 2255 Was wflr'ich ohne ench BEBT AMBBOSÈAND HIS OBCHBSTBA When yonr lover bas gone - Fox «rol .... One lirtle Raindrop ? Fox trot ...... "l" T S'echtt een heuse vit de raMfke meutoe platen voor JuR P ^FTITVn 1 r/Vr/1 19? B 6014 N. V. Dutch Gramophone Company, Den Haag Het wflgdige supplement francr -n aratia <»/> liedere.ii wel vergemakkelijkt hebben. Zij valt niet buik-u de sfeer van het kooitje, en geeft het gevoel dat haar stem zich nog zeer zal verfijnen, «u mogelijk zelfs een salonstem zal kunnen worden. In ieder geval is zij. alleen al blijkens deze opnamen, een der weinige gelukkigen, die uit de oude filmschool gekomen, een volledige kans maken in de geluidsfilm. Haar donkergekleurde stem is voortreffelijk voor reproductie en past evengoed bij haar uiterlijk als bij haar naam. Nieuwe opnamen welke H.M.V. van Mariene Dietrich bracht,j geven dit maal geen aanleiding tot enthousiaste aanprijzingen. De song uit de film Nie wieder Liebe" haalt niet bij haar vorige prestaties, En al ligt dit voor een groot gedeelte aan de muziek van .Spoliansky, die weinig raffinement vertoont en haar niet zoo op het lijf geschreven is als die van Hollaender, ook in het lied van dezen laatste, Wenn ich mir 'was wünschen dttrfte, is haar voordracht matter en minder treffend dan anders. Het is begrijpelijk dat een kunste naar telkens weer naar het anders" zoekt, en zichzelf respecteert door niet in herhalingen te vervallen. Doch zoo komt ook alle beperktheid aan het licht. Wanneer Mariene ,Dietrich zich in hoogere regionen begeeft, haalt zy het niet; of laten wij haai- recht doen en zeggen: nog niet. Het is al te gewaagd om nu reeds haar muzikaal lot te willen voorspellen, torwij I haar filmcarrière pas begonnen is. Met liederen als Spoliansky 's ,,Leben ohne Liebe kannst du nicht", behoeft ze het echter niet te probeeren; die «ouden ook in C'aruso's mond ver velend geweest zijn. (E.G. 2205). En overigens is het vergelijkings materiaal nog erg klein. Wanneer krijgen wij Jannings te hooren? En Garbo ? En Brigitta Helm of haar Hollandsche dubbelgangster? Boekbespreking Jan Walch. Galatea en Hans Bril, inet teékeningen van L', van Hoogstraten, N. V. Maatschap pij tot verspreiding van goede en goedkoope litterateur te 1931. De oolijke Haagsche doctor in de letteren, die iederen morgen geestig moot zijn en dit drie maal in de week ook werkelijk w, heeft met zijn Galatea en Hans Bril een aardig werk verricht. Hans Bril is een kabouter óf een Duitsch natuurgeestje, die hier op de menschelijke aarde van omstreeks 1030 een kijkje komt nemen en Galatea, hoort van ouds thuis in Griekenland.' irx Arkadia. een nymf, die ook al weer omstreeks IÜ30 uit een verdooving van eenige, eeuwen ontwaakte.... Maar het verhaaltje" durf ik hier niet over te schrijven. Dat zou veel te veel ruimte in de kolommen vereischeix en deze ruimte is dit boekje van don heer Walch toch eigenlijk niet waard. Het is wel eens cynisch, het is mér gewild cynisch, het is wel eens hu moristisch, maar mér gewild humo ristisch, het is wel eens wijs en deze wijsheid is van den heer Jan Walch, die weten wil dat hij wijs is. Dat is jammer, want het boekje is ook vaak hél aardig. Vél humoristen hebben wij niet in onze romanlitteratuur. Wij had den eens Job Steynen, die nu in vele talen zwijgt. Wij hadden ook vooral Nescio, wiens goddelijke God van Nederland, meer humor in de oude oogen had bij zijn wande ling langs het Bokin, dan deze wijsneüzige Hans. Maar toch: het is wel een aardig boekje geworden deze stoute fantasie van n nuchteren Neder lander, die niet geheel los is kunnen worden van deze materieele aarde, omdat er te veel zware vaderlandsche klei aan zijn stevige schoenen is blijven hangen. Wel aardig", dat kan ook van de,' 'n tikje fantasielooze, teekeningetjes gezegd worden. E. ELIAS ZOMERTOONEEL door Henrik Scholte ELK jaar in de bondsdagen, als de brave Stadsschouwburg nog midden in het proces eaner uiterst behoedzame opkalefater in g verkeert en het Bika Hopper Theater voor de zooveelste maal zwaar gaat van grootekunst-plannen, barst op den l sten Augustus het spektakel in de rest van onze schouwburgen los. Het i» het zotneronweer van het amusement, dat men maar niet al te critisch over zijn hoofd moet laten gaan. Wat daar gezegd, gezongen of gedanst wordt, kan nu eenmaal niet op een goudschaaltje gelegd worden en het wil dat trouwens ook niet. Het is een bonte ,,entree des clowns", een genre, dat in het Amsterdamsche tooneelleven nog niet zoo slecht vertegenwoordigd is. Men kan bijvoor beeld in het Centraal Theater, in e«n stukje huwelijks-dialectiek, dat den zeer wijzen titel ,,Vraag niet waarom...." draagt en waarvan het buitenlandsch fabrieksmerk (W. Bennett) niet boven alle verdenking verheven is, Louis de Bree en Johan Kaart zien, echter niét in de gebruikelijke formatie van twee amokmakers. Integendeel, Louis de Bree heeft de dieptreurige rol van een Don Quichotterigen huisvriend, die maar zoo'n beetje een aanhangwagen is van den onraad en ontrouw speurenden echtgenoot (Theo Frenkel, herkenbaar aan den dophped") en die, als hij tenslotte heelemaal niet krijgt wat hij in zijn hertzou willen hebben, maar met een eertijds afgedankt vriendinnetje genoegen moet nemen. Het vereischt het rustige, bijna zakelijk-komische talent van de Bree om daarmede toch een heelen avond lang de zaal in die zenuwachtig-lachgrage stemming te houden, waarvoor men veel xxitgekraaiden onzin op den koop toeneemt. Johan Kaart verschijnt slechts een oogenblik ten tooneele, in het rolletje van een duor gchade en schande wijs, sloom en slaperig geworden Ober, de vader van zeven rooie en een zwart schaap, een rolletje, dat evengoed aan een z.g. utilité" gegeven had kunnen \vorden, maar waarvan Kaart, die toch wel een der zorgvuldigste typeurs is, die wij' in de amusements-,,branche" hebben. een kleine wereld van onnoozelheid maakt. Er behoort talent toe om het woord Papperlepap" te zeggen zooals hij dat doet. Gij gebruikt dat woord, zoo het al in uw vocabulaire thuis hoort, wellicht als een stoplap, zonder het recht te weten. Bij Kaart is het echter een bezweringsformule. Deze Ober zou met dat woord op de lippen ook gestorven zijn. * » » Van ander slag is de jongH-hondenhunxor van Harry Boda, die bij den overbuurman in het Grand Théatre de boel op stelten /et, omdat hij, de bloode student met een onuogelijk vlashaard je, gevolg moet geven aan de heftige impulsen van een warmbloedig vrouwtje, dat hem vraagt ..Kom schaak me toch !" Weliswaar gold dat verzoek om met geweld aan het ouderlijk (en hier vooral broederlijk) gezag onttrokken te worden, minder de onweerstaanbare attracties van dit prototype aller leeraren uit een vorig geslacht dan wel de stomme tactiek van een Indischen prins, die zich door amoureuze afdwalingen het warmbloedige vrouwtje, dat onder den naam van zijn verloofde doorging, onwaardig heeft getoond. Maar in een en ander, op een wijze als dat in de operette gebruikelijk is, vindt de reserve-schaker toch plotseling de noodige kracht voor de plicht-en, en later ook de rechten, van een tweeden Monsieur Topaze. Hij wordt formidabel, het groote abc def manlijkheid waait hem vanzelf aan, en dit te doen. dit met een brutaal-onnoozele luidruchtigheid amusant te maken, kan op het oogenblik Harry Boda in de operette beter dan zijn meeste soortl genooten. Hij heeft zich de laatste jaren op merk waardige wijze van een middelmatig zanger ont wikkeld tot een soort jeune premier-komiek en over deze metamorphose, die wel voor goed een ver andering van. koers schijnt te beteekenen. zal niemand hem hard vallen. Amsterdam heeft er een acteur in een zeer bepaald genre bij gewonnen. Dat nu de operette, die hier trouwens comédiu musicale" heet, daarbij het gebied van de .,klucht met-zang" tot in het oneindige uitbreidend, in muzikaal opzicht te kort komt. lag minder aan Harry Boda, die tenslotte toch ook nog zeer be hoorlijk een liedje kan zingen, dan aan Enny de Leexxwe, die na het schoone en suikerzoete zangspel Mozart" plotseling geineend heeft. den draai van het tooneel naar de operette te moeten maken. Ik weet niet of het zin heeft om hier van een Verbetering, c.q. van een achteruit gang te spreken. Het resultaat van stem en spel was even hachelijk en wat er dan nog aan spelroutine aanwezig mocht zijn, werd ten eenenmale bedorven door een niet te harden affectatie en effectbejag. Het begint langzamerhand moeilijk tt> worden om niet te gelooven. dat dit actricétje. dat oorspronkelijk toch een frisch en levendig talent had, door het afprevelen van een onnoemelijk aantal Rozekvansen" en de daarmede gepaard gaande aanbidding in provincie-theaters hart grondig bedorven is. # * * Johan Kaart en Louis de Bree In den Plantage Schouwburg bloeit de ?A danxHche volksrevue. opnieuw met den dvogt-n, raken joodsehen gijn van Sylvain Poons. misschien de. eenige acteur, van wien ik niet geloof, dat hij op het eene oogenblik weet wat hij het volgende oogenblik gaat zeggen of hoe in het geheel zijn rol. en daarmee het geheele stuk, dien avond zal afloopen. Dat echter met de revue ,,'n Geel'Bandje. Me neer?" een urgente sociale kwestie van onze hoofdstad afdoende gecommenteerd is, zou ik niet durven beweren. Het snordorstaxietje (waarin door oen verkeersongeluk te sterven voor een zichzelfrespecteerenden Amsterdammer wel do schaamtelijkste dood is. omdat niemand voor zijn evennaaete weten wil, dat hïj ook wel eens van zoo'n even goedkoope als nuttige potkachel gebruik maakt), dit gele bandje" dan is niet meer dan een los aanloopje om een avond onzin, ongenietbaar als Poons er niet was, losvast aaneen te rijgen. Het is jammer, dat deze volkskomiek niet, of nog niet, den lijfarts gevonden heeft, d ie' hem zijn dieet beleidvol voorschrijft. Tenslotte was daar, a grand spectacle gemon teerd en met veel bombarie aangekondigd, de oude operette Madame de Pompadour' 'in C'arré, met twee internationale sterren, die zich te rechter tijd herinnerden, dat zij ook nog Nederlanders zijn: Beppie de Vries, Van Broadway en Willy Thunis, van Dresden. Wat Beppie de Vries betreft, het valt moeilijk te Beppie de Vries dat oen langdurige internationale schol i» c een veelzijdig en aangeboren talent (en temperament niet te vergeten !) in zijn soort ge perfectioneerd hooft. Zoo'n ..Madame do Pompadour", dio voor mij om haat- nxuziok en ook om haar knappe mtriprxie mot de vele trouvailles nog altijd boven do meeste van haar s oor t genoot eix staat, doot waarschijnlijk op hot oogonblik niemand in Nederland haar na: feilloos on warm gezongen on. als in do lange scónos van do tweede acte. met allo technische knepen van hot tooneol. ovon voor treffelijk gespeeld. Dat Willy Thxmis, na hot rumoer dat zijn entree vooraf 'tdng. een teleurstelling zoxx worden, voelde mon al na zijn eerste optreden. Kenners hebben voor dezen stem stellig waardeering, maar liet totaJo effect van zijn optreden, het rlichévan zijn manieren en dat voortdurend quasi-innemeud naai de zaal lachen (wat.de Duitseher mi eenmaal ein still vorgnügtes Schweitichen" ploegt te noemen), hebbeu hom tot dxisverre laten zion als een middelmatige kracht, mot veel pooha van reclame eromheen. De dorde groote rol in deze operette, die eigenlijk een bezetting van louter Asterren" vraagt, n.l. die van den peonharigen dichter Calicot, word meer gespeeld dan gezongen, door Johan Boskamp, nog «exi dier komieken, dio ik gaarne aan hot bogin had willfrix noemen, als jxiist deze Calicot niet oen zekere matheid on ordinairheid had, dio aan do rol /elf vreemd is, on als niet Boskamp .vroeger andere partijen mot moor busloskeu humor vertolkt had dan dezen Calicot. die in letterlijken zin op zijn gele t ootschconen droef. Nieuwe Uitgaven i . Onder leiding van Jan Denucéon J. A. Grois verschijnt bij de Uitgevers'1 Maatschappij Elsevier" een belangrijk werk over Vlaanderen. De uit gave is in afleveringen; in vier .en twintig deeltjes zal het boek gereed zijn en dan circa 700 groote en kleine afbeeldingen en twee gekleurde platen bevatten. Aflevering 7 ligt thans voor ons; deze is gewijd aan Vlaamsche Beeldhouwkunst en Bouwkunst. De artikelen geven uitvoerige historische .overzichten (lier kxmsten (dat over de Bouwkunst zal irt aflevering 8 worden voort gezet) en zijn uitstekend geïllustreerd. Verschil lende bekende schrijvers werken aan deze verzanxeluitgave mede. letterkundig Leesboek II. bloemhr/Jng uit de Nederlandsche littcratuxir verzameld door Dr. 'C'. G. N. de Voos, J. H» van den Bosch en Dr. D. C'. Tinbergen beleefde reeds een /tweeden druk. Het boek is bedoeld als leesboek voor de middelbare scholen, e.d. Uitgave van J. B. Woltèrs, Groningen?den Haag. Van prof. Dr. Albei-t SchWeitzer's groote werk: ' Cultuur en Elfiiek, verscheen thans ui de Neder landsche vertaling van J. Eigenhuis, het tweede deel: Cultxiur-Philosophie. II. D. Tjeenk Willink en zoon te Haarlem bezorgden deze Nederlandache uitgave. i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl