Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 SEPTEMBER 1931
No. 2833
No. 2833
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 SEPTEMBER 1931
l
Afscheid van den Spectator
door Albert Heiman
A. l>«'fre*ne: II«-t cftliiifa \)
GEMAKSHALVE klassificeer ik voor mijzelve
de vertellers en romanschrijvers in drie groe
pen: *1°afbeeUlei's, de zelf scheppenden en de
omwentelenden. Verreweg liet grootste aantal
auteurs reken ik tot de eerste groep: het zijn
menschen die met meer of minder talent weten
mede te deelen, hetgeen zij zelf direct of indirect
beleefden; dio datgene te.boek stellen, hetgeen
de natuur vooraf voor hen heeft klaargemaakt.
Op de onderste trap v«,n deze categorie staan zij.
die alleen weten te verwoorden hetgeen zij zelf
van a tot z beleefd hebben die dus in zekeren zin
eeuwig en altijd bezig zijn memoires t» schrijven.
Ken weinig hoogev staan de soortgenooten, die
nauwkeurig afbeelden wat zij om zich heen zien
geschieden, en die daarbij de dingen weergeven
z joals deze door hun eigen inzicht gekleurd worden.
De natuur gezien door een temperament.
Geringer is reeds het aantal schrijvers dat tot
«ie tweede categorie, die der zei f scheppenden be
hoort. Buiten zijn eigen persoonlijkheid om nieuwe
gestalten scheppen, levens uit te denken die zich
A oldoende los van het eigen leven afspelen, duizend
levens compleet te doorleven, zonder dat het eene
het andere beïnvlocdt,zonder dat men zich partij stelt
zóó dat men volkomen vrij staat tegenover iedere
gestalte van eigen of anderer-creatie, dit alles is
een helaas zeldzaam verinogen. Ken Balzac en een
Flaubert bezaten deze gave; al kan men niet
ontkennen dat'menig boek van deze beide auteurs
tot de eerste categorie moet gerekend worden.
De meeste schrijvers, die tot de zei f scheppenden
.gerekend moeten worden, zijn hun carrière begon
nen als heel nederige atbeelders.
Tot de derde groep, die der omwentelenden,
reken ik de zeer zeldzame schrijvers die ons wer
kelijk beïnvloeden. Zij doen dit. omdat zij in hun
werk de voortgang van een of ander gewichtig
levensproces schilderen, waaraan wij allen op de
een of andere wijze deel hebben en waardoor wij
tot klaarheid gebracht worden over onszelf en
over den te volgen levensweg. Zij vergunnen ons
een blik in hun eigen omwentelingen, in problemen
die zij gaandeweg in hun oeuvre oplossen: wij leeren
ze kennen in hun toestand van omwenteling, zij
voeren ons mee. en eindelijk tot de harmonische
oplossing geraakt, bekennen wij ons hun adept. Er
zijn zoo van die enkele boeken.... na jaren neemt
ge ze nog eens ter hand met een gevoel van liefde
en dankbaarheid.
Deze onderscheiding is niet nieuw noch par
ticulier, maar ik leg op haar de nadruk omdat nog
t u vaak bij de beoordeeling en waardeering van
boeken deze indeeling en haar rangordelijke gevolg
trekkingen verwaarloosd v/orden. Iemand kan
bij voorbeeld een volmaakt p.fbeelder zijn, maai
de grootste stunteligheid vertoonen.. zoodra hij.
zich aan eigenlijke schepping waagt: en een schrij
ver met de grootste creatieve talenten kan ons nog
betrekkelijk arm laten, terwijl een auteur met veel
minder knapheid zulke waardevolle dingen tot
ons verstand en ons hart zegt, dat wij hem on
willekeurig ook een grootere kunstvaardigheid
toekennen, dan waarop hij aanspraak mag maken.
Het komt er maar op aan wat men vraagt van
een schrijver, wat men zoekt in literatuur ;? en dat
schijnt voor vele menschen iets zeer verschillend»
te zijn. Formeele schoonheid? Xeen zeggen zij die
bezorgd zijn voor een veelbeteekenenden inhoud.
Oroote ethische kracht? Die nemen wij graag op
de koop toe, maar slechts wanneer eerst aan alle
-eischen van de vorm is voldaan, zeggen de gedegen
«choonheidszockers. En dézoogenaamde vitalisten
maken zich van de moeilijkheid af door te zeggen:
het eene kan immers zonder het andere niet
bestaan. Toch weten zij zelf voorbeelden bij de
vleet te noemen van werken voor hun leven, van'
.groote beteekenis, zonde* dat deze de geringste
vormschoonheid bezaten,of van artistiek-volmaakte
oeuvres die toch alleen maar aan kwaliteiten van
structuur en bewerking hun effect te danken hadden.
Wanneer men deze verschillende onderschei
dingen goed uit elkaar houdt, kan er veel
minderverschil van meening bestaan in de appreciatie van
allerlei kunstwerken/Kunst der af beelders de maat
staven aan te leggen van die der scheppenden, in
een technisch-volmaakte fotografie de kwali
teiten zoeken van een subjectivistisch schilderij,
sticht de grootste aesthetische verwarring.
Lof voor . Defresne's ..Eethuis" als voor een
bizonder soort van afbeeldingskunst, behelst met
een de terugwijzing ervan tot de laagste categorie.
De proef op de som is het gevoel dat men tijdens
en na de lezing van dit boekje heeft :? Wie is nu die
meneer, die zittende in hetzelfde eethuis zoo achte
loos het voedsel tot zich neemt, dat hij zich kan
verdiepen in het karakter en den vermoedelijken
aard van zijn mede-bezoekers ? 't Is iemand wiens
nieuwsgierigheid grooter is dan zijn honger, behept
met een zekere bemoeizucht en mogelijk met een
maagkwaal, die hem noopt zijn aandacht op andere
dan gastronomische onderwerpen te vestigen.
Er is geen sprake van een creatie: er is een soort
van monoloog, waarin men voortdurend echter
de gezegden over andere niengchen verneemt:zoo
ben ik nou, de etende auteur, de geestelijke
opmerker in het eethuis. De menschen die er komen,
zoeken materieel voedsel; de schrijver echter
voedt er zijn geest. En. hij is daarin een echte
Nederlander, hij eet niet, maar voedt zich.
Eten.... een van de grootste geneuchten, die
een mensch zich kan indenken (en hierbij mijn
stille hulde aan u, Jean Cazenave, aan u Faul
Bouillard.aan u, gastvrouw* die ik niet noemen wil)
maareen vreugde, die evenals alle andere oprechte
vreugden, volle overgaaf en concentratie vraagt;
en den geheelen mensch opeischt. De heer Defresne
heeft echter gelijk; het eethuis dat hij bezocht
heeft moet wel zoo erbarmelijk slecht zijn, dat
men zich er alleen maai' voeden kan. Geen wonder
dat hij dan ten minste geestelijk voedsel prefereert;
en geen wonder dat hij daarbij ook een zekere
zwartgalligheid heeft opgeloopen.
Ik had gehoopt eindelijk eens een Nederlander
te hooren delireeren over de vreugden der maag;
schelden op het gemeene patatten-voer dat ons
gewoonlijk in de Hollandsche huishoudens en
gaarkeukens wordt voorgezet: droomeh van de
onbeschrijfelijke streelingen die een welgeslaagde
schotel ons verhemelte laat doorvoelen. En niet
slechts ons verhemelte. maar ons gansche lichaam,
tot onze vingertoppen toe.
Deze schrijver is echter, wat zijn inleider
Victor van Vriesland .er ook van zeggen moge,
niet afgeweken, van de goede Hollandsche traditie,
die een auteur van aanzien belet te spreken over
zulke zoogenaamd platte dingen, en hen liever
heele vertoogen laat houden over de menschen
die zich daar al of niet aan te buiten gaan. Niet
alleen in zijn mentaliteit, maar zelfs in zijn vorm
doet dit boek mij dan ook denken aan den
eerzamen Justus van Effen, die ook voor zijn tijd een
geestigaard moet geweest zijn (overigens stierlijk
vervelend vandaag), maar ontoegankelijk voor.de
gewone menschelijke genoegens, omdat hij te veel
van redeneeren hield, teveel van waarnemen en
afbeelden, terwijl er iets beters te doen was.
Neen. ik wil u niet aanraden de 300
spectatoriale vertoogen er op na te lezen. Gij zoudt u
onklaar maken voor de geheele verdere
Nederlandsche literatuur. Maar wanneer ge bij geval
eens te zi?n krijgt, wat genoemde hoofdacte
stokpaard verhaalt over de koffiehuizen (Vertoog
132) bijvoorbeeld, dan zult gij met mij verwonderd'
zijn over de wijze waarop de heer Defresne een
oude traditie tot nieuw leven heeft weten te
brengen.
Zijn grootste verdienste is, dat hij thans in de
beoefening van het genre vrijwel alleen staat, en
dus ten volle aanspraak mag maken op oorspron
kelijkheid. Hij vertelt eerst hoe verschillende men
schen zich gedragen bij het tot-zich-nemen van
voeder. Daarna vraagt, h ij zich af: wat kan ik
afleiden uit hun bizoudere kenmerken? En gaan
deweg reconstrueert hij. gelijk een geestelijke
detective, hun heden en hun verleden, hun aard
en groei, zelfs hun meest verborgen gedachten.
Hij gaat uit van directe waarnemingen en volgt
een vooropgezette dialectiek. En wat hij weet
vertelt hij 'in een deugdelijk, spectatoriaal Neder
landsen.
Hoezeer ik overigens ook voel voor de autonomie
van den kunstenaar, ik moet toch toegeven dat
het Eethuis dat hij frequenteert er alle belang bij
heeft hem de toegang te ontzeggen. Een kellner
die hem de deur wijst niet de opmerking: ..meneer,
we spelen hier geen bioscoop Voor u", is volkomen
, in zijn recht. Waarom t hij ook niet, opdat hij
ons des te smakelijke.* daarvan vertelle?
VveSAUTB
ETFILS
EPÊRNAY
Xuvée de Reserve
Nature 1922
Gebr.
BOER
Champagne
delicieux
beulj
AgentS:
VLAARDINOEN
Gerant Wal se hap: E r Ie 2)
Met zijn vorige boek Adelaïde, en het vervolg
daarop, Eric, heeft de Vlaming Gerard Walschap
getoond, in niet geringe mate het vermogen te
bezitten, afgeronde en boeiende gestalten téschep
pen en ze te begiftigen met een eigen karakter.
Men kan den auteur van deze werken ophangen
aan het feit, dat zijn scheppingen alleen maar
boeiend en onderhoudend zijn, en riet passen in
de categorie welke het innerlijk ferment oplevert.
Maar daarmede veroordeelt men het eigen genre
van den schrijver niet. Hij boeit en ontroert zelfs
een enkele maal zijn lezer, al treft hij hem toen
nooit diep genoeg om geestelijke omwentelingen
(of noem het: katharsis) tot stand te brengen.
Over Adelaïde heeft iedereen zoo het zijne ge
zegd. Wat wilt u.... een pathologisch geval.
Maar daarmee is niets anders beweerd, dan dat
van Venus gezegd wordt: wat wilt u.... een pla
neet. Adelaïde heeft echter zeer stellig vele
algemeen-menschelijke eigenschappen. En deze
werden, hoewel verzwegen, toch voelbaar; hetgeen
een groote kwaliteit is.
Na Adelaïde, waarin de hoofdpersonen tot
allerlei uitersten komen, is Eric, met zijn weergave
van dezelfde verschijnselen in een hereditaire,
afgezwakte vorm, een hachelijke onderneming
geweest, waarvan men op de voorhand niet veel
heil kon verwachten. Des te grooter is de ver
rassing nu blijkt, dat Eric als creatie geenszins
onderdoet voor Adelaïde. Zijn ,.geval" is wellicht
minder interessant dan dat van zijn moeder, het
is echter ook veel subtieler, en zyn gestalte is
zeker evengoed uit de verf gekomen, hij staat nog
duidelijker en afgeronder vóór ons. Natuurlijk ook
omdat hij als romanfiguur profiteert van de
praemissen, in het eerste boek vervat.
Over een romanheld die met eigen karakter,
zijns Weegs gaat, valt weinig te discussieeren,
zoolang hij niet zondigt tegen de wetten der aan
neembaarheid. Men kan er dus vrede mee hebben
dat Eric vrij plotseling tot een huwelijk raakt,
tegen het einde van het boek! Maar hier heeft de
auteur dan toch minstens een zonde tegen het
groote rhythme begaan. Na in bepaalde mate te
hebben uitgeweid over allerlei innerlijke veran
deringen bij Eric, gaat het niet aan, zoo kort en
oppervlakkig den grooten groei van zijn kluizenaar
schap tot aan zijn huwelijksleven te beschrijven.
Wij hadden door al het voorafgaande er recht op,
meer daarvan te wreten.
Dit is mijn voornaamste bezwaar tegen de
makelij van Eric. En daartegenover staat zeer veel
opmerkelijks,; in de eerste plaats een beknopte
en sobere verteltrant, een zeldzame zin voor
realisme dat niet zijn kracht zoekt in allerlei
beschrijvende adjectieven, maar in teekenachtige
en vaak schokkende anecdoten; voorts een heldere,
psychologische kijk, zooals van een goede dokter»
die klaar de symptomen ziet en zich niet bekommert
om hun metafysische beteekenis; een onbevangen
heid tegenover de veelsoortige bevolking van het
boek: niemand wordt te lijf gegaan met de parti
culiere opinies van de auteur.
Er schuilt ook iets jongs in dit werk, iets dat
de verwachting gespannen houdt voor de toekomst
van Walschap; men heeft het gevoel dat hij te
eeniger tijd nog veel meer zal kunnen, en dat hg,
hoe moeilijk het ook schijnt, in. het derde deel
van de triologie nog best Adelaïde en Eric zou
kunnen overtreffen. Onze jonge, groeiende roman
kunst rekent op hem.
HET CIRCUS KOMT!
l) U iïijave Letter Nijpeh, Maastricht.
2) Uitgave Xijgh en van Ditmar, Rotterdam.
]S het circus dood? Men pleegt dat
met dezelfde hardnekkigheid te
vragen, waarmee men sinds
menschenheugenis het tooneel, de draak, de
musichall. het cabaret en, wie weet,
morgen ook al weer de film den dood
bidder op het dak wil schuiven. Men
vraagt dat misschien alleen maar
opdat een ander eindelijk eens uit
verveling zei zeggen: Ja! ! en men
dan. van een obsessie bevrijd, weer
openlijk kan propageeren: Henri de la
Gard ere is niet dood. neen, hij léft!
Het circus kan daarom al niet uit
sterven, omdat er dan teveel in het
<lagelijksche leven aan zou blijven
herinneren, dat geen veiligheidsklep
en geen maatstaf tot vergelijking meer
7,011 hebben. Maar hoe zou daarvoor
ook gevaar bestaan zoolang als het
.gevleugelde woord van Barniun A:
Bailey opgeld doet. die eens ant
woordden op de vraa-?, waar zij toch
hun onuitputtelijk vertrouwen in de
gunst van het publiek vandaan
haalden: ,,There is a fooi bom every
minute". En dat moge al statistisch
niet gecontroleerd zijn. de zekerheid
daarvan leeft toch wel in ieder mensch,
of die zich nu al dan niet tot die a la
minute geborenen rekent.
De eigenlijke circusvoorstelling is
.slechts een plechtigheid, kort eu
formeel, zooiets als de Troonrede.
Maar wat daaromheen en van te voren'
tot de verbeelding spreekt, is bij het
?circus de organisatie en de reclame.
Het geheim van het eerste (misschien
ook wel van het tweede) kocht de
Duitsche keizer destijds van Barmim
A: Bailey: soldaten, paarden en ka
nonnen werden in HUI volgens hunne
tabellen naar de fronten getranspor
teerd.
* *
En thans opnieuw, vreedzamer, is
er deining aan onze Oostelijke grenzen
ontstaan en het gerucht van paarden
en menageriewagens, van clowns en
kwispelende hondjes, van vuurvreters
en dubbel ge vouwen dames. Hans
Stösch-Sarrasani (kordaat in het wit,
met een zweep, zoo maar vlak voor de
.slurf van 'een olifant) is Arnhem
binnengetrokken, Utrecht, en binnen
een week staat hij onderden
Marathontoren van het Stadion. Waar men niet
reeds vrijwillig over zijn komst ge
schreven heeft, zorgde hij daar zelf
wel voor. Trouwens, is bij een circus
de reclame niet een deer van de voor
stelling en zou men ooit in een kijkspel
kunnen gelooyen, als hét zich niet
terstond aanmeldde als het eenige en
-allesbeheerschende, allesovertreffende
summum van
wat er ooit ver
toond werd. op
dit gebied of op
een ander?
Tegelijkertijd
werd echter
en daarover durf
ik in het gezicht
van den komenden storm met meer
vrijmoedigheid schrijven de
circuslitteratuur met een geestig document
verrijkt: een boekje Vive Ie C'irque".
half plaatwerk, half reportage, beide
van de hand van den eminenten
teekenaar-schrijvei- Serge l). De cir
cuslitteratuur is niet gering alleen
de bibliotheek van Paolo ? Fratell.ini
telt reeds 5000 deelen, van XVe
eeuwsche incunabelen af ! maar
juist den laatst en tijd dreigde zij te
verwateren, hetzij in zwaarwichtige
philosophemen over'het'
complexCircus, hetzij in onbelangrijke anec
doten.
Serge nu heeft, recht op den man
(en het beest) afgaande, een boek
gemaakt, waar de heele lucht van het
circus in ligt. in.de scherpe, opmer
kingen v.in den tekst, in de uitbundig
heid der schelkleurige teekeningen.
die men van hem kent en niet het
minst ook in een rijke verzameling
..documents photographiiiues" aan
het slot, waar de vergeelde foto's uit
oude artisten-albums staan naast die
van Germaine Kriill e.a.
* *
Bont en onsamenhangend, zooals
ook een circusprogramma maar kan
zijn, werden deze studies naar levend
model, interviews en persoonlijke
notities gemengd met kleine annonces
uit de vakbladen der Variété-artisten,
oude programma's van
rarekiekkasten, paardenspullen en kermistenten:
van de zeer beroemde Madame
Stencgry, vlooiendresseerster, die van haar
geëerd publiek het materiaal inkoopt
tegen do hoogste prijzen", n.l. een
frank het dozijn, mits niet van beesten
afkomstig, of van het
griezelpanopticum van Ladam. die
zich bij onderschrift
tevens aanbiedt voor
het net en onzicht
baar helstellen van
kappersbustes.
Zoo tusschendoor laat Serge ook
den circusroem der XlXe eeuw
passeeren! wonderen, die wij op groot
vaders knie gezeten, te hooren kregen:
van den beroemden clown Auriol. die
een dubbelen salto kon slaan en
middenin zijn sloffen uit- en weer
aantrok, van Toni Pouce. van
Chocolat en Footit. dien wij op zijn ouden
dag nog net even hebben kunnen zien
in de film ..Fièvre" van Delluc; van
het Zeewijf, in de golf van Aden
gevangen, die nojr net kans /.ag om
haar kroost in de armen van den
onderduiknnden meerman te werpen
voor zij gillend en' krijschend binnen
boord gehaald werd (alles authentiek
geconstateerd door den Franschen
gouverneur van Somaliland).: van de
UU-jarige negerin, die 110 jaar een
trouw lid van de Baptistenkerk was
geweest en nog aan den vader van
George Washington had toebehoord
(het succesnummer, .waarmee Barnum
in zijn jeugd zijn eersten roem vestig
de); van den man, die een cigaret door
zijn oogen kon rooken en kringetjes
uit zijn mond blies; van den
ventriloqueur, die pp hetzelfde oogenblik
tweestemmig met zyn pop kon
spreken; en van Blondin, den koord
danser, die heen en terug over de
Niagara wandelde langs een koord
van 1ÜOO voet lengte, een touwtje liet
zakken op een stoomboot onder hem.
er een flesch wijn aan opheesch en
zich toen dwars over het koord te
slapen legde (een reden, waarom de
pers van 1859 meende, dat hem de eer
toekwam, na I^afayette de grootste
Fransche volksheld in de oogen der
Amerikanen te zijn geweest.)
* '#
#
Kn de heele wereld van het circus
ligt misschien het zuiverst in dat een
voudige verhaal, dat Serge van een
beroemd contorsionist te hooren kreeg.
Toen die zich namelijk in een waan
zinnige bocht verwrongen had. viel
op de eerste rij een dame flauw, uit
angst dat al zijn botten gekraakt
zouden worden. De man. die dit met
zijn hoofd tusschen zijn beenen zag
gebeuren, begon zich daarop terstond
weer uit den knoop te halen, maar nu
schreeuwde het publiek, dat het geen
waar voor zijn geld gekregen had !
Tusschen angst en desillusie blijft de
ei re u s -emotie voortdurend vibreeren.
Men hoopte wat men niet wilde dat
zou kunnen gebeuren.
Wie na den langen tijd. dat wij hier
eigenlijk geen ouderwet sch groot cir
cus gehad hebben, eenigszins ontwend
mocht zijn aan deze luidruchtige sfeer
van al het absurde en excentrische, van
het bengaalsch vuur met de
oenvpamuziek in de tent met de hooge mas
ten en dien penetranten geur van strno
«?n ammoniak in de, stallen, vindt in
dit boekje genoeg om met den mees
ten spoed weer in de. juiste ..stem
ming" te komen !
HENK I K SCHOLTE
1)
gc : ..Virc Ie Cirque" ( Ph
ttoAcrobate*. Clotcnn. Fanrett)
Marcel
Nieuwe Uitgaven
.1. (r. ra n Hamel: ,(.!<?){ iwh
Handboek, nt'jtive H. D. Tjecnk
Willink en Zn. Haarlem. '2e
Druk.
Tjeenk Willink's serie
Oud-germaanpche handboeken hebben reeds
lang hun Waarde en beteekenis
bewezen, en dat thans reeds een
tweede druk kon volgen \an prof. van
Hamel's .,Gotisch Handboek", is nog
een heugelijk feit te meer, omdat,
daarmede aangetoond wordt, dat men
in Nederland het eenige
Nederlaudsche werk over deze materie de
plaats toekent w aarop het recht heeft.
In. deze herdruk zijn bovendien
enkele veranderingen aangebracht,
waarin de resultaten van onderzoe
kingen uit den laatsten tijd verwerkt
werden. Zoodat wij thans op dit
gebied weer bij" zijn.
Een Werk dat gedurende tal van
jaren zijn practische bruikbaarheid
bewezen heeft, behoeft natuurlijk
geen enkele \erdere aanbeveling meer.
? ' ?". ' ' A.'
I