De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 10 oktober pagina 6

10 oktober 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Vin* . .. ANTIEK UIT EGYPTE EN V AZI 1 ENIGE belangstellenden in de kunst der Oudheid hebben, zonder eenige andere opdracht dan hun eigen wensch en dien van de Vereeniging voor Antieke Beschaving het plan opgevat een tentoonstelling te organiseeren van antieke voorwerpen uit Egypte, jwelke zich in het bezit van particulieren in Nederland be vinden. In den loop der besprekingen werd besloten te trachten nog de beschikking te krij gen over Oudheden uit Voot'-Azië. en tevens om ook k u nsthandelaren uit te noodigen kostbaarheden af te staan. Zoo is deze tentoonstelling tot «tand gekomen: uit een overmoed, die velen gevaarlijk scheen, en uit een vertromven. dat gerechtvaardigd bleek. Welk een kunstzinnig volk is het Nederlamlsche te allen tijde geweest en gebleven. Deze voorwerpen, waar van wij veL» gaarne even in onze handen, zouden nemen om ze wat beter te bekijken, worden immers \ Tentoonstelling in voor een groot deel dag aan dag ge koesterd door de zorg van hen. die ze als bezit voor het leven hebben verworven. Hoeveel moeite heeft het dikwijls gekost ze na te speuren. Maar elk ervan is altijd een nieuwe vreugde geweest. Het naast zich te zetten, liet te verplaatsen, het te beiden mi eens van deze. dan van die zijde. nu eens in dit licht, dan weer in een ander, tot men eindelijk meent de ziel van den kunstenaar zelf te schouwen in liet kunstwerk, (ieen schooner gave immers heeft de maker ons geschonken dan dat iets van zijn geest bij ons is in zijn maaksel; geen schooner bezit dan dat wij zijn werk telkens, als het ons lust. mogen beschouwen en betasten, gelijk wij een boek, dat ons lief is, opnemen, tot ons hart zelf een is geworden met zijn klank en zijn kleur. Zoo moeten deze voorwerpen voor de eigenaars geworden zijn tot een levende vreugde, en het moet hun bijna een teleurstelling wezen ze terug te zien in een vreemde omgeving, waar ze samengedrongen zijn met vele andere en zichzelf haast onwennig .voorkomen, verstouten van hun war me plaatsje, waar ze zich veilig weten en zeer geliefd. Maar wij zijn den inzenders dank baar. Want wij mogen al dit schoons, dat verborgen was. nu eindelijk aan schouwen. Wij gaan van beeld tot beeld', van relief tot relief, van vaas tot vaas met steeds nieuwe ontroering. "Waarom? De vereering voor Egyp tische kunst is in de laatste jaren zofi groot geworden, dat, men haar bijna als een ziekelijke mode is gaan beschouwen. Maar er moet aan die 'iefde toch iets ten grondslag liggen, een onbewust verlangen, een vaag heimwee. Is het de rust in deze figuren, die men zoekt uit de warreling der wereld? Is het de hoogheid der gestalten, de onbewogenheid. die alle emotie van. dezen tijd schijnt te ban nen ? Is het haar eenvormigheid, die, door traditie geboden, vol zekerheid voor ons oprijst tegenover de veelbewogenheid van dit leven? Of is het haar schoonheid, diéontroert, de een voud van lijn, de ongewildheid, de kunsteloosheid, hier tot hoogste kunst geworden? Want de onbekende, im mers nimmer genoemde, vervaardiger van het kunstwerk heeft niet naar roem gestreefd; hij schiep, omdat hij niet anders kon. en hij vroeg niet of menschen hét schoon zouden vinden, maar alleen of het zou voortbestaan en leven in zich dragen in de eeuwig heid, welke de menschen dood noemen, maar die in waarheid leven is. Niet beeldhouwer immers heet de Egyp tische kunstenaar, maar levensschepr per; want hij maakt niet een beeld, maar hij herschept den mensch ze,lf tot het leven uit den dood. Xu staan en zitten zij daar vóór ons. menschen en dieren; zij zijn niet gestorven, want in,elk van hen trilt het leven en uit hun oogen' spreekt het weten der eeuwigheid. Zie den sperwer bij den ingang, of dien andere ginds in het midden. Zij schijnen hier neergestreken, om wat te rusten en ons te laten genieten van hun schoonheid. Of die katten, elk van een anderen aard, de «en PROF. DR. D. hoog steunend op zijn voorpooten, fel en wreed: de ander wat rondkijkend naar het lichte beweeg om haar heen. en een derde alleen maar zich bewust van haar gratie. (M die kleine zittende mannefiguur, die met rustigen. ver zienden blik peinst over het boek, dat hij opengerold houdt op zijn schoot. En dat kleine vrouwtje, dat zoo lieflijk en stil heel be scheiden door het leven gaat: of dien trotsehen koningskop. die nog over u gebiedt als hij u aankijkt. Komt er niet adem uit den neus van dat paard, dat zijn bek geopend houdt als om den toom te ontvangen, terwijl het andere, dat in beeldhouw werk is afgebeeld, haast goedig schijnt in zijn verlangen om u te behagen. Het plompe nijlpaard, zoo oud. dat het hout. waaruit het vervaardigd werd. versteend is. lijkt in al zijn lodderigheid u aan te staren, alsof het bij u wilde komen. Ende witte vrouw, het Rijksmuseum COHEN voor [den weemoed in de oogen van den eenzamen zwarten kop, die niet dood is, al zijn zelfs den steen wonden toegebracht. Het doet er niet toe wat het is of waarom juist dit het is. Wie eens deze schoonheid gezien heeft zal terugkeeren. En de eeuwen, die zijn voor bij gegaan, sinds dit gescha pen werd, zullen hem schijnen als een oogenblik. Want een mensch kan sterven, of een geslicht, of zelfs een tijd vak. Maar over hen heen reikt de geest van den een tot den ander, zonder ver gaan of ontstaan, zonder verandering, altijd bereid tot geven en tot ontvangen; geen afstand kennend noch tijd. Het Comitéheeft geluk gehad bij de uitvoering van zijn plan. Het heeft voor de Egyptische afdeeling de beschikking gekregen over een die toch geconstrueerd is volgens de strenge regelen der rechthoekigheid van vlakken, schijnt maar even uit te rusten van den zwaren .arbeid, haar door de eeuwen opgelegd, om graan fijn te wrijven op den ruwen steen. Ieder zal onder het tentoongestelde iets vinden, dat hem het allermeest be koort. Het kan bij verschillende menschen, naar hun aard, ge heel verschil lend zijn: de een zal niet moede worden de statigheid te bewonderen van de bronzen godheid met den leeuwenkop, die schijnt te ge bieden over een gansche zaal; een ander zal liefde opvatten voor den god Ptah, gehujd in een gladden nauwsluitenden mantel, een mysterie schijnend voor zich zelf, gelijk hij het is voor ons; weer een ander zal ontroerd staan deel van' de prachtige [collectie- von Bissing, die. al ia zij in het Museum Scheurleer te 's-Gravenhage ten toon gesteld, bij te velen nog onbekend is gebleven, maar die nu eerst recht bewondering bij de bewoners der hoofdstad zal wekken; en voor de Vcor- Aziatische afdeeling mocht ge rekend worden op, de rijke verzame ling spijkertabletten van Prof. Böhl. die, chronologisch en over zichtelijk geordend, niet alleen van his torische waarde ij n, maar ook van artistieke door de schoone indeeling van teekens en lij nen; de bij schriften, tolk van den in houd, vormen de note gaie der tentoonstelling, als zij een kijkje gunnen in het dagelijksch leven, dat vóór vijfduizend jaren al evengoed zijn huiselijke beslommeringen kende als liet moderne. ' >?* . Maar bovendien is het, door goed gunstige beschikking van de Directievan het Muséedu Louvre. mogelijk ge bleken hier enkele voorbeelden te laten zien van een kunst, die tot nu toe vrijwel alleen bezoekers van het Louvre konden genieten: de Elamietische en Perzische. Zóó dun en broos zijn de oudste vazen uit Susa, dat men met verbazing zich afvraagt, vanwaar een techniek, reeds zesduizend jaar geleden zóó verfijnd, kan stammen. Welk volk bezat reeds toen zóó hooge beschaving. zóó teere artistieke begaafdheid, dat het met enkele lijnen en strepen en figuren juist het karakteristieke wist uit te beelden in een dier. een vogel, een pl^.uc? De bok staat trotsch recht overeind, zijn machtige horens z,ijn drie, viermaal grooter dan hij zelf; de reigers (of zijn het andere vogels) re/kken hun halzen, tot zij den rand bereiken, de eenden waggelen koddig achter elkaar aan; de hazewinden. lang gerekt, schijnen elkaar te willen achterhalen. En dit alles is omlijst en opgevuld met nog eens lijnen en strepen en cirkels en driehoeken, in zoo volledige harmonie, dat er nooit overdaad is. maar ook nooit leegte. Eenzaam staat déze kunst in de Oudheid. Hoe rijk moet de geest der menschen zijn geweest, die deze visie hadden op de natuur en ze in deze volmaaktheid wisten weer te geven: hoe rijk ook de liefde van hen. die deze schatten bij zich wilden hebben in den dood. die ook voor hen het leven moet hebben beduid. En dan het relief van den boog schutter. Ik herinner mij nog mijn beschaming, toen ik , in het Louvre voor het eerst de fries zag. waarop zij achter elkaar staan, een lijfwacht voor den koning. Indien de Perzen deze kunst hebben geschapen, dan moeten zij toch. zoo bedacht ik. anders zijn geweest dan de (Jrieken hen voorstelden en wij begaan onrecht door hen de minderen te noemen. Pas later heb ik begrepen, hoe groot waarlijk dit onrecht is geweest tegen over een volk dat een zoo verheven geloof in de zegepraal van reinheid en waarheid in zich heeft gedragen en de kunst van het Oosten zoozeer ver rijkt heeft door zijn jongen geest. De felheid der kleuren, die het relief eens moet hebben bezeten, is door de tijden gedempt: maar de schakeering van het goud,tegen het zwart en het blauw van den geplooiden mantel ver raadt de meesterhand. die dit heeft ontworpen als schoone versiering voor het paleis van zijn vorst en als schoon bezit nog voor ons. # * Het is ons niet vreemd te moede. als wij door de zalen dezer tentoon stelling gaan. Zoo vertrouwd lijkt ons dit alles, dat de eeuwen, die de makei*» van ons scheiden, schijnen te zijn weg gezonken. En wij ontwaren, niet vreugde, dat het hoogste in den mensch gemeenzaam is aan alle tijden on onvergankelijk. Elk geslacht heeft rijn eigen blijdschap en , zijn eigen «mart. zijn zorgen en Vreugden. Maar <mbekomrrierd om dit alles gaat door do eeuwen heen* ongerept en yich zelf gelijk, de wil tot schoonheid. Hij is hier' tot ons gekomen uit tijden, die verschijnen.Wij voelen hem'gansch na bij ; en wij weten ons hier, bo,ven de tij den uit, vereenigd^met de eeuwigheid. XI «-u we Mcdedeelinycn. Orgaan van het Xederlandsch insti tuut van docto randi in de Han delswetenschap en van de Amsterdamsche kring van eco nomen. Uitgave Dorsman A: Odé, Ylaardingen. A. J.W.Kenaud, Xcderlandt-ich Eco nomisch Instituut Deel l en 2. Tabel- ^^._^^^ len en grafieken. «???SB^SBrtBMBBi Uitga ve Erven Bohn, Haarlem. M. J. ('ornelius. De Xederlandsche Heryortninijen op Jura. Een Westersche failure meer in het Oosten. Uitgave A. L. Smits, Heide bij Ant werpen. Dr. Sigismund Gargas. Der Oeflentliche Arbeitsnachiceis in den Xiederlanden. Verlagsbuchhandlung M. B. H. Gebr. Belinfante. Den Haag. Prof. Dr. Otto Pitsch. Over de ifaarde. u-elke voor de tncnschen hun lichaam heeft. Uitgave C. Boonacker, Amsterdam. Vereeniging van Xederlandsche ('e meenten, Jaarrcralay. il

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl