De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 17 oktober pagina 3

17 oktober 1931 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 17 OCTOBER No. 2837 i \ NEE, TANTE, NEE... door Herman Wachter Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Eelco Harmsen van Beek INDIEN gij mijn vriend Maurits kenilet. zoudt gij weten hoeveel vreugde mij ieder uitstapje niet hem vei-schal't. want werkelijk. Maurits K een jolige en welopgevoede knaap. En als ik zond» r oneerbiedigheid hem ondanks sdjn bijna veertig jaren ..knaap" blijf noemen, dan is dit on» uit te drukken hoe jong van hart hij nog is, en hue joviaal hij gebleven is bij al de vooraanstaande functies die hij in het maatschappelijke leven bekleedt. Gij behoordet hem te kennen, Maurits, aan wiens zorgen doorploegd gelaat de goedmoedigheid alle onvriendelijke uitdrukking ontnomen heeft. Hij schijnt altijd verholen en om een onnaspeurlijke reden te glimlachen, hetgeen mede gesuggereerd wordt door süjn ietwat vooruitstekende, meestal vochtige onderlip en zijn fletse, eenigszins saamgeknepen oogen. Hij heeft de goedmoedigheid van een dooi-gewinterden alcoholist over zich, en toch is hij zoo brandschoon ils een non. Bewonde renswaardig. ... want de man heeft zorgen, be/it een gezin, is betrokken1 in vele handelszaken en het zijn tenslotte de tijden wel.... Nu ken ik Maurits intiem genoeg om reeds lang de oorzaak van zijn goedmoedigheid en zijn on verwoestbaar optimisme ontdekt te hebben. Neen, hij is te fatsoenlijk voor een maintenee.... Maar hij bezit een tante, bij wie hij jarenlang als kleine jongen aan huis vertoefde, en die een zwak voor hem heeft overgehouden: een zwak dat trouwens wederkeerig is, want Maurits verwent haar met een maandelijkse!» bezoek, zonder vrouw en kinderen, daar tante niet tegen vrouwelijke drukte en kinderlijk la, waai kan. En zij verwent hem dan op haar beurt met een voortreffelijk , diner en een flesch van do vooi' - oorlogsche bourgogne, die al slapend in haar kelder delicieuzer wordt, gelijk tante van maand t o t maand haar rente ziet ver meerderen. Eens moet zij tegen Maurits gezegd hebben: ..Breng de volgende keer eens je vriend Herman mee", of zooiets. In ieder geval werd ik geïnviteerd door Maurits om hem te vergezellen naar Zeist, waar de oude dame toenmaals een buiten had. dat zij , al sinds menschcnheugcnis bewoonde. Het was onderweg dat mijn vriend mij toen beken de, dat tante Stine er warmpjes inzat, en dat hij omtrent haar eenige verwachtingen koesterde, 'die ook de meest benarde omstandigheden voor hem dragelijk maakten. Want eens zou....: och, het gaat een mensch nooit goed af om open over zulke dingen te spreken. S9K Maurits had een pakje bij zich, bevattende prachtige gehaakte antimacassers, en. toen zijn tante ze voor haar oogen gespreid hield, zei ze bewonderend: Maar jongen, je verwent me heusch. Gaan de zaken zóó goed?" ,,Neen, dat niet bepaald," antwoordde mijn vriend oprecht ; zijn tante zag hem even schalksch aan, en zei dan: Tje-tja. . . ." hetgeen Maurits danig verlegen maakte. Voor het overige was zij echter vriendelijk en beminnelijk, een echte ver standige vrouw, hetgeen bij een zelfstandigheid als de hare natuurlijk een onontbeerlijke eigen schap is. Zij onthaalde ons uitmuntend, en onder hield zich met mij over de politiek, waarin ik niet bepaald een bolleboos ben, en met Maurits over de beurs, waarbij hij zijn beste beentje voorzette, en hoog opgaf van zijn voorzichtigheid bij het zakendoen. Toen wij huiswaarts keerden zei hij: Je kunt je niet voorstellen wat een zelfstandige vrouw tante Stine is. Elke maand regelt zij zelf haar zaken met den notaris en met haar bank. Ze is op geen tien mille na te schatten, maar ze heeft een bepaald zwak voor me, vind je niet?" Ik kon niet anders doen dan zulks beamen. De bourgogne had ons in een heerlijke stemming gebracht. Enkele maanden geleden heeft Maurits zich een auto gekocht, een voertuig van luxueus aanzicht. Het zijn wel geen tijden ernaar", beantwoordde hij mijn verwonderde blikken, maar wie kan er tegenwoordig in zaken nog buiten? Het isjeuithangboi'd, kerel." .,Dat zegt de scharesh'ep allang", had ik hem kunnen antwoorden, maar ik zweeg om niet de verdenking van afgunst op mij te laden, want tenslotte moet een elk zelf weten welke luxe hij zich veroorloven kan. En met heel zijn goed moedigheid wist Maurits dit zwijgen te waar deeren. en vroeg hij mij eens met hem ., op stap" te gaan in zijn automobiel. ..Binnenkort ga ik naar tante Stinu", sprak hij, en het zou prettig zijn als je meeging, want ik weet nog niet hoe ze dat van mijn auto opvat, weet je.?> ..Je wilt haar ontzien", zei ik. ? ..Dat niet bepaald. Maar oude dames hebben soms ernstige bezwaren tegen nieuwe dingen. Ze noemen alles overbodige luxe." ,,Nu bekrompen is je tante toch zeker niet." Maurits echter scheen geprikkeld, meesmuilde iets van de laatste loodjes wegen het zwaarst". . het is ook mogelijk dat hij iets zei van het loodje leggen", hoewel een dergelijke uitdrukking voor zijn doen wel wat hatelijk en overhaast geweest zou zijn. Zijn tante zal amper de zestig gepasseerd wezen. Wij reden op een Donderdagnamiddag met een heerlijk gangetje over Bilthoven naar Zeist en stopten geruischloos voor het hek van Maurits' tante. Om de verrassing uit een arideren hoek te doen waaien, waren wij ditmaal maar onaangerneld gekomen. Dit zou het ook gemakkelijker maken, zet Maurits, om naar gelang de stemming zou zijn. het bezoek te verkorten of te rekken. Tot ons beider verwondering opende tante Stine zelf. ^?..(Uit. jongen, dat is hartelijk dat je gekomen bent," zei zij met iets \veemoedigs in haar stem. - ..f k heb iets meegebracht," sprak' Maurits meteen maar. . ' Heb jöweer onkosten voor mij gemaakt. ... en dat in dezen tijd?" Dat bedoel jk niet. tante. Ik heb een auto gf kocht." . . Jij? En ik die net wou zeggen: Stuur die taxi liever weg. Maar Marits, ben jij dan de eenige die niets verionen heeft met deze catastrophe?" Als iedereen verliest, verliest niemand."" O, meen je dat?" zei tante Stine plotseling; stroef; wij merkten het allebei, en Maurits haalde* «liep adem als een schooljongen die denkt: o ja ! Inplaats van een strafpredikatie te beginnen, nam de oude dame echter een batisten zakdoekje uit haar reticule en bette haar oogen af, en sprak daarna zielig, dat het mij door de ziel sneed: Ik ga verhuizen, Maurits.... o, je vriend mag het gerust hooren; het is iets heel gewoons in dezen. verschrikkelijken tijd.... ik heb zulke enorme* verliezen geleden met deze catastrofe.... O,. die schurken van Amerikanen." Zweetdroppels parelden op het voorhoofd van. Maurits. \roor de eerste maal sedert ik hem ken,. en dat is al van de schoolbanken af, zag ik dat detrek van goedmoedigheid niet langer zijn aange zicht sierde. Zijn oogen schitterden en schenen uit zijn hoofd te puilen; zijn vooruitstekende onder lip was geheel bespeekseld. Dan bracht hij stot terend, naar adem snakkend uit: Waren hetPhilipsen?.... Küchenmeisters?.... Steels?.... ' Wat dan?" Zijn tante was intusschen merkbaar gaan snik ken in haar zakdoekje, en schudde alleen telken» van neen. Ik zat natuurlijk op het puntje vanv mijn stoel. ? Toch geen margarine?" vroeg Maurits ten einde raad. Neen, aan dat heb ik nooit medegewerkt,'* zeide oude dame door haar tranen heen. Een wijle zaten wij zoo, trachtten elkander zoo goed het ging op te beuren. Tegen vijven ver trokken wij. De schemer is de gevaarlijkste tijd, voor autorijden," zei Maurits om zich te veront schuldigen. En er mag me niets gebeuren want het is een wagen van de zaak." Hij bleef tegen mij zwijgen totdat wij Utrecht door waren. Toen zei hij alleen: Onze laatste rit, Herman.*' , Ik had hem uit medelijden de hand wel willen drukken, als het niet levensgevaarlijk geweest was. Kunstzaal Rokin 126 van Lier Amsterdam Doorloopend tentoongesteld Kunstwerken van jonge Hollandsche en Buiten), meesters Bezichtiging vrij No. 2837 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 17 OCTOBER 1931 F; «i i Hy.KUHSIHAIDEiy.H.HOFSTEtDEElMUi Van 17 tot en met 31 Oetober SCHILDERIJEN * van ARNOLD BALW Vondelstraat 10 Amsterdam Dagelijks van 11 tot 5 uur MUZIEK door Constant van Wessem Jules BledüOe ~|?REDERICK Delius zegt in zijn voorrede i- van Johnson's Witte neger", dat hij gelooft dat wanneer Amerika de wereld eenmaal een groot componist zal geven, deze van het ras der negers zal wezen. Hij constateert zelfs, dat de negers veel muzikaler zijn dan alle menschen, die hij tot nog toe was tegengekomen. Inderdaad, maar de neger heeft zijn eigen muzikaliteit en is daarin sterk persoonlijk, hij past zich niet dan aangeleerd" bij de muzikaliteit van anderen aan en de muziek is voor hem een uitdrukking van eigen persoonlijk beleven en eigen ziel. Wanneer een muzikale neger de muzikaalste neger, laten wij aannemen ???? opgeleid wordt in de muziek van de blanke beschaving, zal hij veel aanleeren; hij zal loeren zingen zooals de blanken meenen dat gezongen moet worden. Op hun conservatoria zal hij de kunstmuziek der blanken leeren kennen, de beroemde liederen en aria's van beroemde componisten en hij zal ondanks zijn goeden wil en zijn leerzaamheid er voor onze ooren toch altijd iets exotisch van maken. Ik, heb verscheidene negers onze meesterwerken op het gebied der liedcompositie hooren zingen en ik heb, zelfs met waardeering voor het bereikte, het lied en de melodie altijd als de vermomming van een eigen expressie gevoeld, die door de noodzakelijke halfslachtigheid (meesterwerken zijn af en leenen zich niet meer voor het motief van een eigen ver vorming) ons oor onbevredigd liet, ook bij Koland Hayes. Liederen, in onze cultuur geboren en ge worden, liggen den neger niet en het is feitelijk een geluk voor de muzikale natuur van den neger te achten, dat hij haar niet kwijt kan raken in een andere muzikale taal dan de zijne. Maar daarom ook: waarom laat de neger zich op onze podia brengen met liederen der oude Italianen, van Mozart, van Schubert; van Duparc ? Bestaat daar eenige behoefte aan? Velen zingen deze liede ren uitstekend, voor den neger is een andere muziek weggelegd waarmee hij indrukwekkend, treffend en groot kan wezen, de muziek van eigen makelij en die van zijn eigen wezen getuigt. De neger moest meer op zijn gevoel van eigen waarde steunen om niet op onze podia te kijk te willen staan aJs een voorwerp van dressuur, maaials een mensch zooals hij geboren is. Hij kleedt zich in rok, hij heeft society-manieren, maar wij zien hem het liefst als een mensch, en niet als een voorwerp van nieuwsgierigheid: hoe zal een neger zulke Europeesche liederen er af brengen ? En dit is toch het geval: wij zijn nieuwsgierig» maar kunnen toch onze bedenkingen niet weer houden, wanneer wij onze geliefde en bekende liederen, de scheppingen van onze groote com ponisten met een andere stemtechniek en volgens andere schoonheidsnoiinen dan de onze hooren voordragen. Nogmaals: waarom moet dat? Het bleef ook de vraag, die wij ons stelden toen Jules Bledsoe, de neger-bariton, ons driekwart van den avond zijn aangeleerde" liederen van Monteverdi tot Thomas, den componist van .?Hamlet" en ,jMignon" voorzong om ten slotte in het laatste kwart ons zijn eigen wereld binnen te voeren, die van de spiritual en Ons op slag voor zich te winnen, nadat wij hem voordien met gemengde gevoelens van waardeering en afkeuring hadden aangehoord. Hier was dan eindelijk de muziek geboren uit de natuurlijke gave van den neger, volgens zijn eigen stemtechniek, die hier zijn wonderlijke, ontroerende klankeffecten en into naties heeft, waardoor de voor onze ooren beperkt heid van de negerstem geheel .werd opgeheven. Toen werd inderdaad alles anders en men kon spijt gevoelen, dat het niet eerder zoo geweest was. Tegenover het wonder van zijn eigen muziek voelen wij het gelijk op "-willen doen van den Militair Godsdienstonderricht Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan (Naar aanleiding van Ds. P. J. Smidt's npwckkiny om 'de film ,,Dc Gronte Parade" te gaan zien en de afschttwsiijkheid van den '(iciitc'grund goed t-it :ich te laten door dringen, is aan rijf adelborsten verbiden, hij dien predikant ter catccltisatie te gaan./ neger als een noodeloos snobisme. En wij kunnen Bledsoe verzekeren, dat hij het publiek onder schat wanneer hij meent, dat hij het niet met een geheelen avond van zijn eigen muziek zou kunnen boeien: wij wenschen waarlijk niets liever. En dan graag nog soberder, nog minder opera-achtig expressief, desnoods met een overdaad van bewe gingen als dit in de uitingen om natuurlijk te zijn veroischt wordt, maar geen opera meer! Het geweldige geluid van Bledsoe mag als ren storm over ons heen gaan, zooals het ook dien avond in het Muzieklyceum de eerste' rijen van zijn toehoorders op de vlucht dreef, verder de zaal in, maar dan moet het ook een groot roepen, een groot zingen wezen. »»p momenten dat de innigste overtuiging on i.ielskraeht dit grooto roepen en dit groote zingen als waarachtige en ontroerende uiting van het eigen gemoed draagt. I^aait Bledfoe ?ich revancheeren en wij zullen zeker komen. Onze nieuwsgierigheid vcor zijn aangeleerd kunnen is ruimschoots bevredigd. daaiom: geen Mnzart, geen Schubert, geen Reynaldo Halm of Duparc nieer, misschien nog wel een paar Spaansch-Amerikaansehe dingen, maarliefst alleen de negermuziek. Wij zijn wellicht critischer dan de menschen in Amerika. Wij willen een- ander soort succes, een natuurlijker, «en menschelijker ook. \ H-J-PAR.IS UITGEVER CASPER HOWELER Muziekgeschiedenis in Beeld UITVOERIGE BIJSCHRIFTEN 388 AFBEELDINGEN DE EERSTE PLATENATLAS OP MUZIEKGEBIED IN NEDERLAND Wenscht men een indruk van dit bijzondere werk, datveel meer geeft dan de titel doet ver moeden, don kan dit alleen door het in, te zien". Uw boekhandelaar zal het U gaarne voorleggen INGENAAID f 8.?, GEBONDEN f 9.25

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl