De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 24 oktober pagina 9

24 oktober 1931 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

i6 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 OCTOBER 1931 No. 2838 No. 2838 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 OCTOBER 1931 MONT A GE-PRIJS VR A AG ?N ..t. uante Groquetjes Aan bovenstaande inzending, die de verschillende rubrieken van De Groene" in Tweede prijs. Inzender B. K. H.Meijer, beeld brengt, kenden wij den eersten prijs toe. De inzendster, Frieda de Hartog, Rijn- Mathenesserw. 168, R'dam, die een opgave straat 35, Amsterdam, gelieve op te geven welke boeken of grammofoonplaten, tot kan doenvan verlangde boeken ofgrammoeen bedrag van tien gulden, zij wenscht te ontvangen. joonplaten tot een bedrag van vijf gulden. PUROL in huis! Bij Brand- en ''ruiwonden, Pijnlijke Kloven, Ruwe handen en Sch-ale hu d. BOEKBESPREKING H. P. Berlatje; Mijne Iniliwhe reis; <i?(l<tchten orer cultuur en, kunst. (\V. L. en J. Brusse's I'itffci'erft Maatsch, .V. T'. Kotter' dam 1031). Een reisverhaal, een verslag aanvankelijk.' hier en daar vol enthusiasme, dat min of meer tot overdrijving leidt en als zoodanig wel haar climax bereikt daar,waarde schrijver het heeft over zijn oponthoud te Sabang, waar hij natuurlijk ook het lieflijk gelepen borgmeortje ..Anak laoet" bezocht. Op zijn tocht daarheen ziet hij reuzenspinnen in webben als zonneschermen, ontmoet hij duizendpooten, die miljoonenpooten zijn geworden en glazenmakers met vleugels als vogels! De overweldigende pracht en groeikracht van het oosten hebben hier wel heel sterk gewerkt op de verbeelding van den schrijver. Daarna komt de reisbeschrijving lang zamerhand op den achtergrond. Verschillende gedachten over kunst, cultuur en beschaving, hier en daar nogal wijsgeerig getint, vormen den hoofdschotel. I Her kan men het stellig niet in alles met den schrijver eens zijn dit kan immers niet. vooral niet. wanneer het begrip ..kunst" in het spel komt. Doch door dit alles, wat tenslotte de wel zeer lezenswaardige quintessence ' van d il hoek vormt, straalt de. diepe en eerlijke overtuiging van een man. '/elf kunstenaar, wiens uieening men ma-ar niet zoo op zij kan zetten. doch die tot overdenking dwingt. Het is wel jammer, dat de schrijver te weinig tijd over had voor een eenigszins langdurig bezoek aan Bali. dien tuin der goden, het juweel der Kleine Soenda eilanden. Toch is hij er nog lang genoeg geweest om t o genieten van de schoonheid van enkele tempels. (tegenover wier overdadige versiering hij in den aanvang toch wel een beetje vreemd stond Ion het groote gevaar in te zien, dat deze ? cultureel»' schoonheid bedreigt. Hij schrijft: ,,Daar onze tijd beperkt was, huurden wij een auto, vooral ook omdat er op Bali nog geen publieke verkeers middelen zijn. Maar nu de rondweg" gereed is, het woord zegt het in al zijn verschrikking, zullen de touring-cars en autobussen wel spoedig den dienst beginnen. En dit beteekent, hoewel verkeers-technisch , een vreedzame indringing", toch cultureel een vijandelijken inval. En dit noodlot, dat nergens te keeren is, wordt in 't bizonder voor Nederlandsche Munt i Holland'* bette 10 cent* sigaar dit. eiland de geestelijke ondergang. NVant daar is nog cultuur en gelukkig nog geen beschaving, waarvan we nu weten, wat dat beteekent". Het boek is uitstekend verzorgd en gezet uit «Ie («rotiusletter corpus 10 van 8. H. de Roos. De HO reproducties naar teekeningen van den schrijver kunnen mij minder bekoren. Niet dat ik er eenige aanmerking op heb qua teekening op zich zelf, doch zij missen, op eene enkele uitzondering na, diepte en kleur, het helle tropische licht. Het is niet: Indié', wat zij geven. Het is jammer, maar waarschijnlijk daaraan te wijten, dat de cliché's voor het meerendeel ge maakt zijn naar gekleurde teekeningen. Afb. 2 geeft wel een zeer slechte voorstelling van den inachtigen waringin; zij had beter achterwege kunnen blijven. Ten slotte moet ik nog wijzen op een vriendelijke beleefdheid van den schrijver om den naam van den berg Sinai (bl. 10) te veranderen in den ge slachtsnaam van ondergeteekende. J. G. SINIA WINTERSPORT. Onze Wintersportreis voor de lezers van ,,de Groene" vertrekt 19 Dec. a.s. naar Igls. bij Irisbrück en duurt tot 29 Dec. d.a.v. Kosteloos ski-onderricht. Gelegenheid voor schaatsenrijden, bob-sleeën, etc. etc. Logies in 1e klas hotel. Treinreis l Ie klas over München. Reissom alles inbegrepen gld. 2OO. (Bij clubjes reductie). Nadere inlichtingen verstrekt de Vereeniging voor Geogra fische Reisleiding te Heemstede Zandvoortsche laan 6. l TRIANON" AMSTERDAM DE AMERIK. BAR IS EEN UNICUM IN AMSTERDAM Tunesische muzikanten Muziek van Tunis en Algiers door Lou Lichtveld Parlophon- en CJramophoue-platen VAN het uitgestrekte complex der arabischo muziek is de relatief kleino hoek «lor Tunesi sche toonkunst een van de belangrijkste sectoren. omdat evenals de meeste oud-Arabische zeden en gewoonten er vrij onaangetast zijn blijven voortbestaan, ook de oud-Arabische muziek er tot voor kort vrij zuiver is blijven voortleven. De Europeesche muziekwetenschap heeft dit pas laat beseft, en toen in 1900 dezelfde dr. von Hornbostel. die thans de platen-reeks ..Musik des Orionts" verzamelde, in deSammelbande der Int. Musikgesellschaft zijn studie over Phonographierte Tunesische Melodiön"in het licht gaf, kon hij deze beginnen met de op merking, dat in zijn geschrift voor de eerste maal de nieuwere vergelijkende muziek wetenschap de Afrikaansche bodem betrad. Wat men tot dan toe van de Arabische muziek wist, berustte bijna geheel op de theoretische beschouwingen van de Arabische geleerden, die evenals wij elders waarnamen, een materie behandelen welke weinig heeft uit te staan met de alledaagsche muziekpractijk. De Xcderlandsche geleerde, prof. J. P. N. Land heeft in het laatstekwart van de vorige eeuw een der beroemste geschriften der Arabische muziek, de Kitab al-Mousiqa van Al-Farabi vertaald en bestudeerd. De conslusies waartoe TTornbostel gekomen is, zijn in hoofdzaak de volgende: dat on danks de nauwkeurige theoretische intervalberekeningen der Arabieren, de Tunesiërs hun toonaf standen met tamelijk groote willekeur en vrijheid vormen. Het gevoel voor gelijke afstanden (?Distanzprinzip") doet zich sterker' gelden dan het gevoel voor zuivere samenklank (?Konsonanzprinzip"). Als normaal-toonladder schijnt sedert den tijd van den grooten theoreticus Zalzal (8e eeuw n. O.) een reeks gebruikt te worden, die een neutrale terts en een neutrale sext bevat. Alléandere toon ladders worden door veranderingen der intervallen van de eerste afgeleid. Het tweedeelige rhythme is in de Tunesische muziek 'overheerschend. De Berber-muziek. die nauw vergroeid is met de Tunesische, kent ook de 3/4 maat. Gecompliceerd zijn alleen de trommelrhythmen, welke de meeste ' Tunesische muziek begeleiden; zij hebben meestal een eigen beweging, schier geheel onafhankelijk van die der melodieën, welke zy begeleiden. Terecht merkt Hornbostel op. dat door de uitsluitende homophonio van deze muziek de rhythmiek bet gebied vormt, waarop de Tunesische muzikant zijn vindingrijkheid kan toonen. Er is daar dan ook sprake van een zeer rijke rhythmische polyphom'e. :Naast een populaire vrije" Vorm hebben sommige melodieën er een zeer gekunstelde vorm, waarvan wij in de Indonesische muziek allerlei analogiën aantroffen. Echte chromatiek Vindt men er zelden, wel het eigenaardige glissando dat ken merkend is voor alle orientaalsche zangkunst. Reeds bij een oppervlakkig bezoek aan Tunesi bemerkt men, dat de Arabieren in dit land zeer muzikaal zijn, gaarne musiceeren en hooren muciceeren. 'Straatventers en werklieden zingen er; sprookjesvertellers en liedjeszangers komt men er in elke straat tegen, en meestal worden zij begeleid door het een of ander snaar- of blaas-instnunent. De vertellers begeleiden zichzelf soms met slagwerk ? Ken eigenlijk notenschrift heeft men er niet. De traditie die in het gansche leven van doze menscheii zulk een ontzaglijke rol speelt, zorgt ook voor het voortleven der oude melodieën. Wat niet wegneemt dat vooral 'm de kuststeden de Europoesche beïnvloeding der muziek sedert de laatste 50 jaar gestadig toeneemt. De Boy van Tunis bezit een Europeesch fanfare-orkest, dat langen tijd de gewoonte had om oriontaalsehe melodieën uniono te spelen, waard at vandaag reeds evenveel behagen schept in marschen van Sou/.a. In plaats van de rebab zag ik al heel veelde Euro peesche. viool gebruiken, die echter altijd op inheemsche wijze tusschen de knieën gehouden werd, als een cello. Met twee Tunesische opnamen (Parlophon t'. H7037) besluit de platen-serie ..Musio des Orients". De eerste opname, een kunstlied, Maqam Mezmum'Y bevat de meeste kenmerkendeei gen schappen ; het is een gezang, waarin de Europeesche viool afwisselt met de stem, terwijl een luit be geleidt. De neutrale terts valt onder de intervallen nauwelijks op; ze is mild en week en houdt de tonaliteit tusschen majeur en mineur zwevende, in een aangename, ietwat nerveuze verwacht ingsspanning. l f et lied wordt gezongen door een fraaie tenor-stem, gelijk men ze vaak in Tunis hoort. De tweede opname, een Derwischen-ge/ang ..Nlaqam Dil". kan men ..in werkelijkheid" slechts hooren, wanneer men toegang heeft tot een deitalrijke, godsdienstige confrerios, die ten huize van brave ..schiok's" bijeenkomen.' Veel van dergelijke wïsselzangen worden dan gezongen. tenvijl de deelnemers op het rhythme der muziek hun bovenlichaam of hoofd bewegen, en aldus een religieuze tegenhanger scheppen van «Ie pro fane huikdansen. Arabisch verteller Buikdanseres Naar een et s van I s. v. Mens Eindeloos gaan zulke liederen door, tot<lat de zangers in een trance geraken, de beweging ver snelt, en extase of bewusteloosheid volgt. Ook in deze opname kan men het hooren: na iedere, vers regel van den voorzanger volgt het ' koorrefrein: ..Allah-allah", terwijl voortdurend nieuwe woorden worden gezongen op de oude melodie. Donker en ruw klinkt de bariton van den voorzanger: fanatiek vallen de anderen in met het korte refrein. D beweging versnelt, en breekt plotseling af.... Van de Tunesische muziek onderscheidt de Alge» rijnsche zich, door de grootere Europeesche beïn vloeding, welke daar valt waar te nemen. Het is begrijpelyk. Het gcheele voorkomen van NoordAlgeriëdoet Europeescher aa»n; de kustplaatsen zijn toegankelijker, staan in drukke verbinding met de Noordelijke Middellandsche-Zee-kusten, en de .macht van de Franschen is er veel meer geconso lideerd dan in Tunesië. Men moet verder west waarts reizen, naar Marokko, om weer een ver hoogd arabisch cultuur-bewustzijn" te ont moeten. ; Jules llouanet, die in deel 5 van de Kncyclopidie Lavignac een studie van meer dan 500 kolommen over de Arabische muziek schreef. heeft daarin bizondere aandacht besteed aan de muziekbeoefening der inwoners van de Maghreb. Kort en goed zegt hij, dat alle volkeren van do Maghreb volop in artistieke decadentie zijn. Onder de musici van al deze volken, hebben die van de Algerijnen zooal niot het rijkste, dan tocli het duidelijkst gerangschikte repertoire. Aan de spits staat de ..klassieke" muziek, die nog ,.Andalusisch" heet te zijn, en afkomstig uit het oude (irenada. Het laagst staat hot populaire liedje. Een vriendenhand bezorgde mij een viertal gramophoonplaten uit Algiers, met welker vermel ding ik Wellicht sommigen een dienst kan bewijzen. De eerste (FC?.'1723) heeft aan beide zijden een dans van Xohra ben Oudha (Mielal. De dans DjibaiH aan de eene zijde is de begeleiding voor een buikdans zooals men die overal in de kasbah's kan hooren. Een fluit speelt met eindelooze herhalingen een en hetzelfde motief, en de darbuka. een aarden vaas. die op de plaats van den bodem een trommelvel heeft, markeert het rhythme. De monotonie van deze muziek wordt alleen verbroken, doordat het. slagwerk zoo nu en dan zwijgt, en de fluit alleen doorgaat.' Ook komen kortej kreten van de danseres in het begin de muziek aanvuren: er volgt een climax door de begeleiding van harde stokslagen of handklappen. die a&n het geheel wordt toege voegd, en die afwisselt met de languitgehaalde gillen welke voor alle Arabische Vrouwen do typische vreugde-uiting zijn, en die veel weg hebben van bestiale bronstkreten. Ook is er een mannenstem, waar schijnlijk van den darbuka-speler, die op zijn beurt <ie danseres aanvuurt. Het totaal is de echte treluids helft van een dans-voor stelling. De dans Allaouf aan de keerzijde heeft een ander motief en andere schreeuwen, maar is overi- gons geheel gelijk aan de eerste dans. Opvallend is het syncopeeren dat de slagwer ker somtijds doet. £ (iramophone K 1214 is een lang gezang uit ^Zuid-Oran, uitgevoerd door Chikh IFammada. De begeleiding geschiedt door zwee fluiten die unisono blazen met den tanger mee. en door een darbuka, die alleen de tusschenspelen rhythmiseert. En K 4221 geeft een dergelijk lied. eveneens uit. Zuid-Oran. maar gezongen door een vrouw (Klüra («uendil) mot een scherpe,' penetrante stem. die in geen enkel opzicht beantwoordt aan onze Euro peesche vocale idealen. Ken zanger, Lili-abbasi heeft twee'verschillende gezangen uitgevoerd op (.ïramophonc K 3995: hij wordt niot door de fluit begeleid, maar door «Ie fal, een soort van hobo; waaraan later een hooge fluit is toegevoegd, en die ondersteund wordt door een luit. Het lied Qoulou?L'yamna" héft ondanks deze oudorwetsch -bezette begeleiding een zoo sterke Europeesche inslag, dat het zich tot de klas sieke Arabische, muziek ongeveer zoo verhoudt als krontjong tot gamelan muziek. Maar het is een genre dat heel veel meer dan andere orientaal sche muziek tot ons spreekt, zoodat wij dit speci men zelfs mooi" kunnen vinden, vooral aan het einde, dat een prachtige lange vooalise brengt. na-geëchood door de fal. In Bou Salof-aïcha", het andere lied, is het niet duidelijk of de fAl niet vervangen werd door de rebab; het timbre geeft eenigèaanleiding tot twijfel. Het gezang zelf zou bijna oen FransChe cabaret-lied kunnen zijn. waarin een solo-instru ment alterneert met den chahsonnier. . Men heeft hier een duidelijk overgangsstadium. Wie weet binnen, hoe korten tijd de totale nivel leering zich zal hebben voltrokken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl