Historisch Archief 1877-1940
I.
4
! i
?'
6
De Groene Amsterdammer van 14 November 1931
No. 2841
Vertalen en Idealen
door Mr. Frans Coenen
Er was een omloopbrief", van
wege een comité, dat met plannen
omliep iets (of veel) tegen het slechte
vertalen van buitenlandsche litte
ratuur te ondernemen, zich daarbij
aansluitend bij een artikel van Drs.
Premsela in de N.R.C., aan dit euvel
gewijd. Het comitéopgemeld, waarin
letterkundigen en n uitgever zitting
hebben", wenscht nader daarover te
vergaderen, en wel tegen kersttijd, als
wanneer de menschheid. vroom ge
stemd, met alles het beste vóór pleegt
te hebben. Het comitéwil dan, zoo
zegt het, tot een beteren toestand
op voornoemd gebied geraken" en
daartoe, contact zoeken met alle
deskundigen, die zich voor dit vraag
stuk interesseeren." Dat kunnen er
velen zijn, want vertalen doet half
Nederland, al is het dan niet altijd
des-kundig, en interesseeren doet het,
min of meer, ieder, die zich wel eens
aan slechte vertalingen heeft ge
rgerd. Er is dus kans, dat de ver
gadering zich in een talrijke opkomst
zal kunnen verheugen en de onge
twijfeld aangenomen motie (dat de
toestand slecht is en dringend ver
betering behoeft) zich over treffende
eenstemmigheid zal kunnen verheu
gen. Maar daarmee zal dan ook all
verheugenis opgebruikt zijn, vrees ik.
Want van maatregelen ter verbete
ring bijv. een centraal-bureau,
waarbij alleen competente vertalers
zijn aangesloten, óf eensgezinde pu
blieke afkeuring van elke slechte ver
taling moet men niet al te veel
effekt verwachten, zynde het pro
bleem vooral een economisch of wel
een van centen". Indien de uit
gevers voor, zij het maar correcte,
vertalingen voldoende geld over
hadden, zouden zij betere vertalers
kunnen kiezen en meer kunnen eischen.
Thans loont het werk niet genoeg
voor goede vertalers, en zoo dezen
het toch ondernemen, hebben zij lust
noch tijd hun gansene capaciteit er
aan te zetten. Vaak zijn ook de
oorspronkelijke werken dit niet waard
en is trouwens het debiet te klein
om veel te geven voor een vertaling.
En zoo sukkelen wij dan verder.
Er Wordt veel twrjfelachtigs slecht
vertaald, slecht betaald en slecht
verkocht. De markt wil eenvoudig
niet meer opnemen en het is zeer de
vraag of goede vertalingen meer
debiet zouden geven. Het lezend
publiek", niet litterair aangelegd, heeft
maar zelden last van de gebrekkig
heid der vertaling en het oorspronke
lijke is meest niet veel zaaks. Zoo is
de toestand vrij normaal, zoolang
het massaproductie of
confectie-boeken betreft en eerst als het echte
litteratuur of klassieke werken over
komt, dat «ij gehavend of
veihapHtukt op de vertalingsmarkt ver
schijnen, wordt de zaak pijnlijk,
want nauwlijks voor verbetering vat
baar. Uitgevers noch publiek zijn
uitermate ver in de onderscheiding
van ..goede" of litteraire en slechte
of fabriekmatige boeken, de eerste
leveren gemeenlijk nog minder op dan
«.te laatste, en men kan van den
aesthetischen zin des uitgevers maar zelden
venvachten, dat hij terwille van een
inderdaad litterair werk schade zal
begeeren te lijden. En dat zou toch
het gevolg zijn, als hij genoeg tijd en
geld beschikbaar stelde om een waar
lijk kunstzinnigen vertaler aan den
arbeid te zetten. Wat zullen, bij dezen
stand van zaken, letterkundigen hier
kunnen verhelpen? Zxillen zij het te
weinig aan honorarium bijbetalen of
de risico van een te vertalen werk op
zich nemen? Men moet voor zijn
ideaal wat over hebben en hetgeen
men van den uitgever, die maar een
koopman is, niet eischen kan, ware
toch eigenlyk niet te veel gevergd
van lieden, die voor dat ideaal leven.
En er soms zelfs van leven, al is dat
dan ook meest maar schraaltjes. in
dien dat Eerste-Hulp-comvtéboven
genoemd het waarlijk meent met haar
droefheid over de mishandelde vreem
de litteratuur en haar ijver om hier
afdoende verbetering te brengen, laat
het dan op die a.s. talrijke Kerst
vergadering voorstellen, dat elke Kun
stenaar des Woords telkens byv, een
derde van het honorarium voor zijn
jongste werk beschikbaar zal stellen
ter vorming van een fonds, waaruit
de prima vertaling van, zij het maar,
drie of vier, voortreffelijke buiten
landsche werken 's jaars kan worden
bestreden. Dit ware een daad van
ideëele kunstzinnigheid, dewelke de
zegenrijkste gevolgen na zich zou
slepen. Tegenover de glanzende grof
heid zulker vertalingen zouden de
louter commercieele dito's van schaam*
te blozen of verbleeken (naar be
lieven) en als de adel in den mensch
eenmaal gewekt wordt, kan men
nooit weten hoever die gaan zal en
of niet bijv. de Uitgeversbond spon
taan het lichtend voetspoor der
schrijvers volgen zal en ook zoo'n
fonds bijeenbrengen. En of niet een
elite-publiek juichend zich
abonneeren zal op de heele serie elite-ver
talingen ineens. Wat dan weer de
uitgevers zal aanmoedigen,... enz.
Kom aan ! zetten wij den eersten stap
op het t malle pad van het
VertaalIdeaal. Daarna volgen er allicht wel
meer schapen en zullen wij de mensch
heid met een bescheiden dosis Idea
lisme gediend en misschien menigeen
aan een beter broodje geholpen hebben.
HOTEL -CAFÉ-RESTAURANT
HET GOUDEN HOOFD
REMBRANDTPLEIN A M S T E R D A M
Modern Comfort-Lift-Stroomend water-enz. ,
Logies met ontbijt f 3.50 per persoon
Vraag roezendincj van
catalogus met beqroohnq
Sea-Horse
de allerbeste
Mouirijn Jenever
M.P.POLLEN & ZOON ROTTERDAM
Honing zonder Rijksmerk is geen honing.
OUD-BUSSEM levert uitsluitend honing
van prima kwaliteit.
THE AMERICAN LUNCHROOM Cy.
K A L V E R ST R A AT 16-18 AMSTERDAM
RESTAURANT A LA CARTE
PLATS DU JOUR
Snelschrift <~ ?, «^ *,l'^£ ln den Boekh en na
B Al T ?->*^^»- ' -"^ postwissel bij RIENTS
BAL l ^ ^ ^ BALT- Den Haag,
. 95 Ct. fr. * ****\>L*^t**~ Daguerrestraat 28
DEGELIJKE OPLEIDING, mond. en schrift, aan bovenstaand adres
KUNSTZAAL WILLEM BROK HILVERSUM.
TENTOONSTELLING
van Werken door:
JAN VISSER
SCHILDERIJEN TÊEKENINOEN
ETHA FLES
KUNSTNAALDSCHILDERWERK.
L. BOOTMAN
IKATWEEFWERK BATIKDOEKEN
H a ar l e m
LITHO'S ETSEN.
R o m e
Hilversum
SIERKUNSTARTIKELEN.
Dagelijks van 1O?5 uur.
tot 6 December.
Vóór U zich vestigt in
het land van de palmen
... vóór uw vertrek naar
Indië.... uw levëf» ver
zekerd bij de
MIUMIJ
'S G R A V E N H A G E
A msterdarn-Uirecht" Rotterdam
P -5 "f /
AMANDA
Koffie-chocolade,
waarop amandel
geglaceerd in
caramel. Iets a part s.
ZIET TOE DAT G 6
D ROST E'S KRIJGT
No. 2841
De Groene Amsterdammer van 14 November 1931
LICHT
door Dr. P. van Olst
Hoe «root is een brokje Hebt r
Dertig jaar bestaat reeds de theorie der quanta
van Max Planok, en toch zou ik er geen eed op
willen doen dat al mijn lezers en lezeressen weten
wat men onder een quantum" van Plsnck ver
staat, terwyl toch woorden als atoom" en elek
tron" langzamerhand al even weinig abstract
voor ons allen klinken als brood" eii thee";
hoogstens zal men niet dadelijk een definitie ervan
uit zijn mouw schudden, maar dat zal men voor
brood" ook niet oogenblikkelijk kunnen doen !
In mijn jonge jaren leefden wij nog ongestoord
in het chauvinistische genoegen, dat Newton als
Engelschman 't maar toch glad mis had gehad met
zijn corpueoulaire lichttheorie, die aannam dat een
lichtgevend lichaam kleine deeltjes (corpuscula)
uitzond, die de lichtstralen vormden en dat
Huygens, de Nederlander, het toch maar bij het rechte
end had gehad, toen hij lichtstralen opvatte als
trillingen van den aether, welke trillingen door het
lichtgevend lichaam veroorzaakt werden.
Maar kort daarna is Planck reeds roet in dit
eten gaan gooien door te beweren (en tegelijk zeer
aannemelijk te maken) dat er toch wel iets w aars
was in Newton's theorie, al moet men voorloopig
afzien van stoffelijke deeltjes," die uitgezonden
worden. Volgens Planck bestaat het licht uit
ondeelbare kleine deeltjes, die de
grondbestanddeelen zijn van een lichtstraal en niet in kleinere
formaten te verdeelen zy'n, evenmin als een
elektron, dat het kleinst denkbar een (voorloopig)
onmogelijk te deelen stukje stof voorstelt. Deze
ondeelbare kleinste lichtbrokjes noemt Planck
.,quanta" wat in 't hollandsch met
hoeveelheidjes" te vertalen zou zijn. Terwyl de elektronen
der stof echter alle onderling volkomen gelijk zijn,
zpodat hefc verschil van de eruit opgebouwde
atomen alleen berust op een verschil in aantal
en rangschikking van elektronen maar niet in
aard van deze "elektronen, zijn de lichtquanta.
onderling niet geluk. De lichtstralen, die volgens
de gangbare opvatting de kleinste golflengte heb
ben, dus violet, bestaan uit grootere quanta dan
de stralen met langere golflengte, zooals rood.
En ditzelfde geldt voor alle stralen, die als
aethertrillingen opgevat kunnen worden. Daarbij moet
men in 't oog houden dat een lichtstraal behoort
tot de stralende energie, dus dat men een quantum
moet waardeeren als een hoeveelheid arbeids
vermogen, dus iets wat niet te meten is met
geicicht-8eenheden, maar met iets andei's dat bijv. wel zit in
een vallend heiblok en niet in een stilliggend
heiblok, wél in een opgetrokken klokgewicht en niet
in een op den grond liggend klokgewicht.
Wanneer men uit het papier waarop dit artikel
gedrukt is eens een klein vierkantje knipt dat niet
meer dan n tiende millimeter lang en breed is,
terwijl het papier zelf ook een tiende millimeter
dik is, dan is het uitgeknipt stukje dus een klein
dobbelsteontje. Wryft men dit kapot in duizend
kleine stukjes en laat men n zoo'n stofje over
een afstand van een tiende millimeter vallen dan
heeft de aarde, die deze val veroorzaakt, daarbij een
arbeid verricht, die gelijk is aan het quantum"
van een Röntgenstraal. Voor het uitrekenen van
deze energie-hoeveelheïd, die een quantum vormt,
gebruikt Planck een getal dat zes en-twintig nullen
achter het dcoimaalteeken heeft eer het eerste
cijfer voor den dag komt (een zes).
Het onbevredigende is tot nu toe dat verschil
lende lichtverschijnselen volkomen te verklaren
&ijn door de quanta-theorie en niet door de
lichttrillingentheorie van Huygens, en dat een ander
deel der lichtverschijnselen wel te verklaren is
door de leer van Huygens en niet door de
quantatheorie.
Maar laten we de quanta nog eens nader bekij
ken. Een lichtstraal bestaat volgens de
quantatheorie dus niet uit iets doorloopends, iets wat
continu is, maar eerder iets als een stippellijn,
telkens brokjes licht, de quanta, onderbroken
door donkere, lichtlooze tusschenruimten. Ziet
men dus een lichtstraal, die in ons oog valt, dan
prikkelt deze niet doorloopend ons netvlies, maar
telkens onderbroken. We zullen dan dus geen
continu licht zien maar lichtflikkeringen, zal men
allicht zeggen. Maar dit is niet noodig, want ons
netvlies houdt een lichtindruk nog even vast als
Schimmenspel
Treken!ng door B. van Vlijmen
De crisis en haar schaduw
een nabeeld". Daardoor komt het dat wanneer
ons oog getroffen, wordt door een straal met
twintig flikkeringen per seconde wy heeleraaal geen
aparte flikkeringen zien, maar een continu licht.
De lichtsnelheid is 300.000 km per seconde:
indien dus de lichtquanta uit een lichtstraal met
tusschenruimten van 15.000 km. (ruim een derde
van de aard omtrek) achter elkaar volgden dan
kwamen er toch nog twintig per seconde in ons oog
en we zagen toch een continu licht. Nu kan
men met hulpapparaten (by v. met een zeer snel
draaiende spiegel) lichtflikkeringen onderscheiden.
die vél vlugger zijn dan twintig per seconde, maar
zelfs met de beste toestellen zou men bijv. een
flikkering van een millioenste seconde niet kunnen
waarnemen en bij een straal, die in dit tempo
flikkerde, waren toch nog tusschenruimten moge
lijk van driehonderd meter tusschen de opeen
volgende quanta. Op grond van zoogenaamde
interferentie-verschgnselen, waarbij twee licht-'
stralen elkaar kunnen versterken zoowel als
uitdóoven en waarvan we de resultaten ziet bij de
fraaie kleuren, die optreden, wanneer een dun
laagje olie op het grachtwater drijft, heeft Lorenz
reeds uitgemaakt dat een quantum in een licht
straal minstens ongeveer een halve meter lengte
moet hebben. Daar deze interferentie alleen
mogelijk is tusschen ondcrdeelen van eenzelfde
quantum, en bij de groote lenzen der astronomi
sche kijken interferentieverschijnselen geregeld
optreden tusschen het licht dat de lensranrfen
treft en het licht dat door het midden van de lens
gaat, moet een quantum van dit sterrelicht min
stens een middellijn hebben gelijk aan die' der
groote lenzen, dus eenige meters en nog wel meer
(bijv. bij Michelson's interferorneters l)
Maar aan den anderen kant: in Amerika heeft
men proeven genomen met twee zoo sterk
mogelijke lichtbundels, die men elkaar liet
snijden. Het zonlicht was in iedere luchtbundel
3600 maal intenser gemaakt en men kan zich
voorstellen dat op het snijpunt der bundels een
verkeersdrukte van quanta was, waarbij groote
kans was op botsingen,waardooi'lichtverstrooiing
7011 optreden. Maar men kou hier geen spoor van
constateeren en daaruit leidde men af dat in het
beschreven drukke snijpunt een quantum niet
dikker kon zijn dan drie honderdtrrllioenste deelen
van een vierkante centimeter! Naar gelang der
omstandigheden is dus een quantum zeer variabel
in zijn afmetingen, heel anders dan wij gewend zijn
bij de afmetingen van atomen en elektronen/Een
quantum licht wordt geboren in een atoom en
heeft daar dus in opgeborgen gezeten, en zelfs
eigenlijk in een elektron. Komt het quantum.
echter eenmaal vrij dan schijnt het zich onbeperkt
uit te kunnen zetten tot een biertonformaat en
allicht nog veel grooter, om dan door lens-werking
weer in te kunnen krimpen en weer opgeborgen
te worden in een elektron, zooals o.a. gebeurt in
het photo-element, dat ik onlangs beschreef en
waarbij licht wordt omgezet in electrische lading.
't*
U