De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 19 december pagina 17

19 december 1931 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

>?**?<?'-«.....-. V II PI NGERS BONBONS i l Kousj-Kousi Herinnering aan de Marokkaansche Keuken door Henrik Scholte Teekeningen door Is. van Mens rTOWEEMAAL honderdduizend palmen telt de oase van Figuig. J[_ Zeven Arabische dorpen liggen daartusschen verspreid, vuilwitleemen opeenstapelingen van terrassen en veranda's, ronde muren die de hellingen der heuvels volgen en rechtlijnige moskeeën, die krachtig in den altijd trillenden hemel staan. Er is een murmelen van water, ver-weg en nabij, het tintelende water van kleine cascaden, die uit de djebels, die dit wuivend paradijs omsluiten, naar beneden komen, en het schichtig voortijlen van water, dat door de diepe en veelal overdekte goten langs de palmtuinen stroomt. Er hangt over deze onmetelijke, ronde oase een onnatuurlijk licht, een tegen licht als van zon en maan dooreen. Het verft de krui nen van de palmen indigodonker en het stolt in dezen kom tusschen de bergen tot een soort schaduw van licht: vieux-rose en okerbrons. In den laten namiddag liggen de steile djebels al weer dui ster, zij lijken de bevroren modderdrempels van een soort dof-lila maanlandschap. Achter hen loopt het roode gruiszand van de Sahara. Ik ben uit het Zuiden ge komen, om de eenvoudige reden dat het geld op was. Ik ben drie weken over tijd en ik ^moet naar Melilla, waar geld ligt. In mijn zakken heb ik nog maar een paar van die doormiddengescheurde vodjes, waarvoor men wel Franschman moet zijn om het. nog ruilwaarde te durven toekennen. Dan heb ik nog zoo wat ,,kippen voer", Marokkaansche en Algerij nsche munten, vooral vele met mooie, rondo gaatjes. Dat zijn alvast geen heele franken meer. Ik heb ook nog een stuk of -wat' Spaansche peseta's. Die zullen wel valsch zijn, want ik kreeg ze in Timimoun van een kameeldrijver. Dan heb ik no£ een veldflesch met lauwe, Algerij nsche wijn en een reep chocola, die in mijn zak middendoorgebroken is. Verder heb ik alleen maar honger. Ik ben een idioot geweest. Uit Beni-Ounif ben ik komen loopen. Beni-Ounif was in zijn soort een wereldcentrum, niet winkeltjes en brood en warme maaltijden in een soldatenkroegje. In Beni-Ounif had ik de bewoonde wereld weer bereikt en ik dacht dat het nu wel voorbij was met deze terugtocht uit de verre vallei van de Saoura, een terugtocht, die langzamerhand een soort vlucht geworden was naar het lieve geld toe. ? In Beni-Ounif had ik zelfs het spoorlijntje weer gekruist, dat een paar maal per week met open wagonnetjes het kale, stuivende grint van de woestijn over rijdt. Maar met anderhalf Fransch bankbiljet kom ik nooit per spoor die zeshonderd kilometer, die mij van de kust scheiden; en dan nog is Oran ver van Melilla. Daarom ga ik met de postauto van Vicente Aparicio, die eenmaal per maand van de oase Figuig het karrespoor langs de grens van Algiers en Marokko volgt. Hier begint op de kaart tenminste de grens weer. Zuidelijker stond alleen maar dwars onder alle drie Fransche koloniën groot en machtig het woord S-u-h-a-r-a geschreven, middenin een paars uitvlakkende arccering: het was Fransch en ook niet-Fransch. Wat had men aan een schep zand en een hoop vervuilde, tuchteloozc Berbers? Hier in Figuig, aan het zuidelijkste puntje van de grens Marokko-Algiers, vlak boven de eerste a van S-a-h-a-r-a, /al weer orde zijn, voedsel en welbeh n gen. Maar heel Figuig had alleen maar een schapenmarkt. Dat ontdekte ik pas den volgenden morgen, toen ik moe en stijf en uitgehongerd uit Aparicio's auto klom. Senor Yicente had ik gevonden onder een palmboom, dicht bij het dorp El Hamman Foukani, aan den uitersten rand van de oase, voor men den door de zon gebarsten en geroosterden djebel over klom. Onder de palmboom stond een leemen schuurtje en daar woonde deze zure, vette en slechtgehumeurde Span jaard met Migiiele, den hulpchauffeur. Dat wil zeggen, hij woonde er eigenlijk niet en daaraan schreef ik zijn slecht humeur toe. Hij woonde een 500 K.M. verder, bij Oudjda, waar hij vrouw en kinderen, een radio en een hond en meer van zulke dingen.had. Eens in de paar weken kwam hij hier met het vehikel, dat dan een dag-of-wat kaal, schamel en meelijwekkend in de openlucht stond, alsof liet door den regisseur van een komische film vergeten was. Van Aparicio was geen hulp in den vorm van voedsel te verwachten, dat was op het eerste gezicht al duidelijk. Ik denk dat hij van zijn vrouw het brood af gepast meekreeg. Of ik ergens anders eten kon krijgen, vroeg ik. Xee, kon niet, in Figuig woonden geen Europeanen, mochten geen Europeanen wonen, behalve de paar be stuursambtenaren vanden Cercle des Beni Guil, In de auto kón ik slapen, als ik wou zelfs in het gesloten achterstuk, dat echter naar visschigheicljes en rotte prij rook. Toen floot Aparicio den kleinen Miguele alsof het zijn hond was, en zij gingen heen. Wat de Spanjaarden dien nacht deden, dien kouden nacht, die vol geluiden was en waarin boomen, beesten en menschen in de oase geeri rust schenen'te kunnen vinden onder den o vér-helderen, angstig-nabijen sterrenhemel van het Zuiden, dat weet ik niet. Misschien vermoordden zij samen eenbuikdanseres, misschien stempelden zij ook alleen maar de post. Ik sliep nauwelijks. Deze kast zou hier nog twee dagen blijven staan, twee dagen zonder een, bord eten voor mij in al de zeven dorpen van Figuig. Toen mijn linkerarm mij pijn deed', dacht ik aan den linker arm van burgemeester van der Werf l' en aan ijzeren ketels niet Beignets-bakker i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl