De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 19 december pagina 28

19 december 1931 – pagina 28

Dit is een ingescande tekst.

NORDDEUTSCHER LLOYD BREMEN 4 goedlcoope Middellandsche Zee-reizen 1932 l t n : ,* ~ . «V .met'het.dubbeischroefeteomschip^lCARLSRÜHE''' (11.000 Br. Reg. T.) Passageprijzen vanaf Mk. 385.Programma en inlichtingen verstrekken de Hoofdagenten voor Holland: n.v. Wm H. Muller & Co.; Passage- en Reisbureau Tel. 47008 (12 lijnen) Amsterdam ' Damrak 89-90 DE GROENE AMSTERDAMMER "Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. G. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam . Keizersgracht 355, Amsterdam G. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2847 Zaterdag 26 December 1931 Het voorstel Albarda c.s. tot Grondwetsherziening door Prof. Mr. F. G. Scheltema Door de heeron Albarda c. s. is het initiatief genomen tot eene grondwetsherziening her-' ,_ .lening n.l. van art. 187 der Grondwet ; hare strekking is, te bepalen! dat voortaan een mobilil <atie van ons leger slechts zal kunnen geschieden na voorafgaande machtiging der Staten-Generaal. ' Zal dit voorstel de vele hindernissen, die onze Grondwet aan haar eigen wijziging in den weg legt, «?eten te passeeren? Het is niet wel doenlijk, zich t ',\ dit opzicht aan voorspellingen te wagen; er /,ijn te veel onberekenbare factoren in het spel, lie het succes van dergelijke voorstellen kunnen in den weg staan. Maar dat het beginsel, waarop het voorstel rust, gezond is, en dat de aanvaarding .van dat beginsel voor de Nederlandsche staatsgemeenschap wenschelijk is, acht ik voor redelijken twijfel niet vatbaar; en men moet m.i. de heeren Albarda c. s. dan ook dankbaar zijn, dat zij het initiatief voor het aan de orde stellen van deze materie hebben genomen. ** * DJ zorg voor de buitenlandsche betrekkingen, waarmee de oorlogsverklaring en hetgeen daaraan voorafgaat nauw verband houdt, is door onze Grondwet, als onderdeel der uitvoerende macht, -aan. den Koning opgedragen. In een constitutioneele . monarchie met parlementair stelsel gelijk onze -monarchie er eene is beteekent dit, dat de buitonlaudsche betrekkingen worden behartigd P door de Begeering, die echter ter zake verant woording schuldig is aan het parlement. Daar die verantwoording intusschen eerst plaats heeft, nadat de handeling, waaromtrent zij Wordt afgelegd, is verricht, kan het gewenscht zijn, dat ten aanzien van zeer belangrijke onderwerpen . de handelingen der Begeering aan voorafgaande goedkeuring van het parlement worden onder1 worpen; en daartoe bestaat juist op het gebied van het buitenlandsch beleid nog een bijzondere aanleiding. Die aanleiding is deze, dat het buitenlandsch regeerbeleid, hoewel formeel op geheel ' dezelfde wijze onderworpen aan de werking van het parlementaire stelsel als ieder ander deel der uitvoerende macht, in feite daaraan in belangrijke mate is onttrokken. Het is een verschijnsel, waarop in 1018 wijlen prof. Struycken in zijn belangrijk geschrift over Het bestuur der buitenlandsche betrek[kingen de aandacht vestigde; en al moge sindsdien j'le invloed van het parlement op dit terrein eenigerate zijn toegenomen, nog steeds bestaat er groot erschil tusscheu de intensieve controle, die de 'amer door middel van haar begrootings- en iterpcllatierecht tot in de kleinste details op | .iet binnenlandsch bestuur uitoefent, en haar meer vlobaai toezicht op het buitenlandsch beleid. * * ' ? ? Uut is deze gedachtengang geweest, die er toe .iceft geleid, dat onze Grondwet voor sommige belangrijke regëeringshandelingen op het gebied der buitenlandsche betrekkingen de voorafgaande tï03lkeuring van het parlement heeft geëischt. EE valt in dit opzicht een geleidelijke ontwikkeling te bespeuren. Zoo was bv. het recht tot het sluiten van ver dragen door de Grondwet van 1814 onbeperkt aan den Koning opgedragen. Bij opvolgende grondwets herzieningen werd dit recht beperkt in dier voege, dat ten aanzien van bepaaldelijk aangewezen soorten van verdragen de ratificatie van vooraf gaande machtiging der Staten-Generaal werd afhan kelijk gesteld; by de laatste herziening, die van 1922, bereikte deze ontwikkeling vrijwel haar eindpaal, doordien toen ten aanzien van alle A'erdragen zulk een voorafgaande machtiging werd voorgeschreven. Met betrekking tot het recht van oorlogsver klaring ging het ongeveer evenzoo. Volgens vroegere grondwetten was dit een absoluut recht van de Kroon. Ter gelegenheid van de herziening van 1887 werd getracht, ook hier voorafgaande goed keuring der Staten-Generaal voor te schrijven; de tijd bleek daarvoor toen evenwel nog niet rijp; een desbetreffend amendement-fl"eWéwerd ver worpen op grond van het argument dat, werd het amendement wet, zijne toepassing in voorkomende gevallen louter op schijnvevtooning, en soms gevaarlijke schijnvertooning, zou uitloopen". Maar wat in 1887 nog schijnvertooning heette, werd na den wereldoorlog, bij de grondwetsherziening van 1022, als vanzelfsprekend aanvaard: art. 57 onzer Grondwet bepaalt thans, dat de Koning geen oorlog verklaart dan na voorafgaande toe stemming der Staten-Generaal. # * * Oorlogsverklaring vereischt dus, naar onze gel dende Grondwet, voorafgaande goedkeuring der volksvertegenwoordiging; maar de aan een oorlogs verklaring veelal voorafgaande daad der mobilisatie niet. Daarmee is een zwakke stee in het stelsel aangegeven. De ondervinding heeft geleerd, dat, indien het eenmaal tot mobilisatie is gekomen, juist daardoor de oorlogstoestand dikwyls onver mijdelijk wordt. De eigenlijke beslissing" zoo schrijven de heeren Albarda c. s. terecht in hunne toelichting over de vraag, of het land aan een oorlog zal deelnemen of daarin zal worden betrokken, zal in vele omstandigheden niet vallen bij de aanvaarding of de verwerping door de Staten-Generaal van een voorstel tot oorlogsver klaring, maar bij het besluit der regeering tot mobilisatie der weermiddelen." Indien dit juist is en het komt mij voor, dat aan die juistheid niet kan worden getwijfeld dan is daarmee het pleit ten gunste van het gedane initiatief-voorstel gewonnen. Het moet immers te onzent als een uitgemaakte zaak worden be schouwd, dat het oordeel der volksvertegenwoordi ging den doorslag behoort te geven bij de bepaling van het staatsbeleid. Maar dan gaat het ook niet aan, het belangrijkste, besluit, dat in een staats gemeenschap moet worden genomen, het besluit, waarbij over. oorlog" óf vrede" kan worden beslist, door de Begeering alleen, zonder mede werking van de volksvertegenwoordiging, te doen nemen. De Staten-Generaal, die in iedere naturaliInhoud: 1. Prof. Mr. F. G. Scheltema, Voorstel Albarda tot Grondwetsherziening. 2. Albert Heiman, Sprookjes en werkelijkheid. 3. L. J. Jordaan, Vastgeloopen. 4. Otto van Tussenbroek, De houtsneden van Joe Kaphael. 5. Mr. A. C. Josephus Jitta, De zendtijd. B. van Vlijmen, Amsterdam's oudejaar. 6. Dr. R. Feenstra. Tikblaadjes. 7. Dr. Jac. P. Thijsse, Duinstudies. Slipper Limped, Triumviraat. 9. H. v. S,, Alie van Wijhe?Smeding en H. van Raalte?Simons, Huwelijksgeluk. Constant van Wessem, Muziek. 10-11 A. E. v. d. Tol. Schilderkunst. 12. Mr. Frans Coenen, Bilderdijk herdacht. Spreek:aal. 13. L. J. Jordaan, Bioscopy. 15 C. A Klaasse, Loonstrtjd. 16. A\' H. Scholte, Dramatische Kroniek. 17. Alida Zevenboom, Croquante Croquetjes.?Uit het kladschrift van Jantje* 18. A. Thiry, De Generaal, teekeningen door Is. van Mens. ? l 9. Chronos, Door donkere dagen. 20. Letterraadsel. Charivaria. Viooltjes Voortreffelijke chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGERS Lef op den naam f satie moeten worden gekend, mogen bij het nemen van een besluit, dat voor het leven en het geluk van een overgroot deel der staatsburgers beslissend kan zijn, niet worden uitgeschakeld. * ' * . . . ? . * . De zwakke stee, die thans de heeren Albarda Cés. in onze Grondwet hebben aangewezen, was reeds vroeger niet onopgemerkt gebleven. Ter gelegenheid van de herziening van 1922 was een amendement-Marchant c. s. voorgesteld, strekkende om te bepalen: De Koning gelast geenerlei mili taire maatregelen, tegen een vreemde Mogendheid gericht, dan na voorafgaande toestemming der Staten-Generaal". Het amendement werd ver worpen; hot werd. gelijk prof. Hitart heeft opge merkt, begraven onder den spot en de bezwaren van die leden, die zich niet in staat achtten, om uit te maken, wanneer een militaire maatregel tegen een vreemde mogendheid gericht is". Tot de tegenstanders behoorden ook de leden der sociaal-democratische kamerfractie. Maar de geschiedenis blijkt zich te herhalen. Zooals in 1887 de tijd nog niet rijp was voor wat in 1922 als vanzelfsprekend werd aanvaard, zoo schijnt thans, in 1031, voor velen vanzelfsprekend te zijn geworden, wat in 1022 nog verwerpelijk heette. Laat ons hopen, dat zij de vereischte meer derheid aan hun zijde zullen vinden. Want al zal wel niemand zich de illusie maken, dat het moge lijk is, door grondwetsbepalingen alleen den vrede te verzekeren, men kan anderzijds niet de mogelijk» heid ontkennen, dat onder bepaalde omstandig heden naleving van het voorgestelde voorschrift tot vermijding van een oorlog kan leiden, die anders onvermijdelijk zou worden. Die mogelijkheid mag men, waar het om een zóó belangrijke zaak als die van oorlog of vrede gaat» niet verwaarloozen. n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl