Historisch Archief 1877-1940
,'i
12
De Groene Amsterdammer van 26 December 1931
No. 2847
No. 2847
De Groene Amsterdammer van 26 December 1931
13
V!
r ?
*
Bilderdijk herdacht
door Frans Coenen
De herdenking van Bilderdijks honderdsten
sterfdag in verschillende steden van Holland heeft
getoond hoeveel zgn naam nog voor velen
beteekent, gewis niet als dichter alleen voor Vondel
pleegt men hier eenigszins warm te loopen
maar als wekker van vernieuwde volkskracht, als
wijzer naar het eigenlijk wezen der natie» als her
ontdekker van de ware bron onzes volksbestaans.
Hetgeen beduidt dat op het hooren van zijn
naam Calvinisten, traditionalisten, nationalisten
met heimwee naar Holland's glorietijd aan- en in 't
geweer komen, om, meer of min tartend, hun eer
bied, sympathie en verwantschap te belijden in
het gezicht van paganisme, internationalisme,
rationalisme, modernisme, kortom al datgene
waar Bilderdijk zoo gloeiend het land aan had
en dat toch eigenlijk het meerendeel der
natie uitmaakt. Die eenigszins vale neutrale meer
derheid staat nu ietwat twijfelend en verlegen
?dit gansch niet onbeteekenend eerbetoon aan te
staren en weet niet recht wat Bilderdijk voor haar
beteekent, of hij nog iets beteekénfc en wat dit
dan zou zijn. Nademaal zijn christelijkheid immers
voor haar niet kan zijn, en om de politieke gevolgen
eerder weerzin inboezemt, terwijl zijn dichter
schap haar belachelijk uit de oude, 18e eeuwsche
doos voorkomt. Zoo zijn die neutrale velen dan
maar geneigd de figuur van Bilderdijk aan ons
Christenvolk" over te laten, als zijn particulieren
heilige, gelijk men, schoon met meer weerstreven,
Vondel eenigszins als Boomsch geestelijk bezit
pleegt aan te zien.
* *
Maar juist is dit toch niet en noodig is 't
eigenIgk ook niet. Men behoeft Bilderdijk volstrekt niet
enkel te zien als den Calvinistisch en herbelever, als
den te laat geboren 17e eeuwschen vrome, die aan
de schijnbaar verouderde cbristenbeginselen
weer nieuwe levenskracht en aan Holland een,
men zou zeggen, verouderde cultuur schonk.
"Want per slot was hij nooit enkel en nooit geheel
wat men van zekere zijde" van hem maken wilde.
Hg was het en oneindig meer, en in niets kon hij
aich, zijn leven lang, geheel bekennen. Juist omdat
hij was, en daarin deel had aan den algemeenen
Europeeschen geest en daarvan de zeer Holland
sche representant beteekent.... omdat hij was
onze eerste en misschien grootste Romanticus.
In hem neemt Holland voor het eerst waarachtig
en beteekenisvol deel aan de groote renaissan
estrooming, die in het laatste der 18e eeuw over
Europa ging, en nog maar zwak, hier en onder het
Durgerlijk-redelgke bedolven gewerkt had. Om bij
de litteratuur te blijven: Van Alphen, Bellamy,
Feith hebben» zou men zeggen, die vreemde
tonen van verre gehoord en er vol sympathie
naar geluisterd, doch hun wezen was nog 18e
eeuwsch: burgerlijk, bezadigd, gezond rationa
listisch en zoo kon hun reactie maar oneigenlijk
zijn, ongeveer zooals de eerste Chineezen, die
Europeesche kleeren droegen. Zij stonden hen
vrij mal, en zij legden ze ook niet ongaarne weer af.
Haar Bilderdijk was het Romantisme met huid
en haar, en zijn neurasthenie, zijn ongeneeselijke
melancholie zijn er de uiterlijke teekenen van
geweest. Want melancholie bleek de dominante
trek van de nieuwe herleving, die allereerst een
vérruiming, verdieping was van het gevoel en de
verbeelding. Beide waren in de 18e eeuw
drooggeloopen en de wereld was er eng en benauwd door
geworden, al te bekend, al te vlak, al te gewoon,
Maar nu, tegen het eeuweinde, braken die bronnen
weer open, en onvervulbaar verlangen en onvrede
waren naar" eerste openbaringen. Onvrede met de
doode, zelfgenoegzame wereld, heimwee naar een
POLROGER&C1^
LE CHAMPAGNE EN VOGUE
JAGER-GERLIHGS HAARLEM
betere, rijkere, grootschere, die het kind, waartoe
de mensch weer geworden was, zou steunen en
helpen in zijn angst, zjjn verbazen, zijn gemis
vooral van een blijkbare Macht, om hem te redden,
uit zijn verlatenheid. Vandaar een terugverlangen
naar tijden waarin die Macht het zekerst gebleken
was, de Middeleeuwen vooral, en een haat tegen
hetgeen de menschheid uit dat paradijs had
verdreven: het verstand, de rede, die in
verwatenheid de souvereiniteit van den mensch had durven
stellen.
Doch voorioopig was er in de wereld, zooals de
18e eeuw haar gelaten had, niet veel om zulke
nieuwe gezindheid te troosten of te steunen. De
godheid was ver, de menschheid allesbehalve
kinderlgk-ideëel, en zoo vervielen de beste en
zuiverste geesten in hun machteloosheid tot een
melancholie, die eigenlijk het gansche
menschenbestaan in zijn vreemde ijlheid omvatte en wan
hopig tastte naar eenige vastheid te midden van
het vluchtige, maar ook het harde en wreede
van dit onbegrijpelijke leven.
Bilderdijk, de Hollander, heeft naar het geloof
der vaderen" gegrepen en zijn leven lang getracht
daar redding te vinden voor een niet te diagen
leegte en eenzaamheid. Of hij daarin geslaagd is?
Zijn verzen en brieven zeggen ons hoe het altijd
een worstelen is gebleven en hij nooit den vrede
vond. Omdat voor den romanticus, in wien voor
het eerst die nieuwe vloedgolf openbrak, geen vrede
te vinden was langs dezen weg. In zijn kinderlflke
afhankelijkheid en ontvankelijkheid kon hij van
de godheid niet laten, maar diep in zijn hart is hij
een twijfelaar gebleven. En waar, vooral hier
in Holland, na enkele zonderlinge uitbarstingen,
de bodem van het 18e eeuwsch burgerlijk rationa
lisme zich weer voor lange jaren sloot, kon men
denken hoe het een sensitieve, gebrokene als
Bilderdijk te moede was, dat hij leven moest,
hij die zich zelf in zijn hoogmoed niet begreep,
te midden eener wereld, die hem niet begreep.
Want ook de hoogmoed Van den romanticus, den
hoog-uitzonderlijke en eenzame, was hem in
ruime mate toebedeeld en raakte in wreed contrast
met de verplichte nederigheid van den Christen,
te meer, wijl hem het vermoeden niet vreemd bleek,
dat in een grootere van geest dan hij was trots en
deemoed harmonisch zich zouden verbinden tot
een staat van evenwicht en geluk.
Zoo tobde Bilderdijk zijn leven door, lijdend
aan het groote zoowel als aan het kleine, tenslotte
een vreemd kind in een vreemd geslacht",
roerend in zijn open beleden, aparte
menschelijkheid. Om deze belijdenis, die wij hebben leeren
duiden als de ziekte der eeuw, maar tevens als
de wedergeboorte en verheffing der Europeesche
menschheid na een eeuw van zelfgenoegzame plat
heid, is de figuur van Bilderdijk ons gemeenzaam
en verwant geworden. Door hem had het afgesloten
Holland deel aan het universeel geestesleven en
hij heeft met bitter lijden er voor betaald, dat wij
ook dat verleden van het 10e eeuw-begin, met zijn
Tollens, zijn Feits, zgn Helmers, niet klein hoeven
te zien, nu het een geest als die van Bilderdijk
heeft voortgebracht. Het is niet noodig in zgn
beginselen te gelooven, noch met zijn streven mee
te gaan, om in te zien, dat de Romantiek in Neder
land allereerst Bilderdijk heette en hem aldus
eerbiediglijk te gedenken en zgn nagedachtenis
te eeren.
KALENDER.
Evenals vorige jaren geeft de N.V. Mij tot Ex
ploitatie van de Victoria-Bron gevestigd te Am*
sterdam, weder een zeer practiscben maandkalen
der uit, voorzien van eenige reproducties van
foto's, o.a. van de op 380 Mtr. diepte ontspringende
Bron te Obérlahnstein en verder van het bedrijf
van deze bekende Nederlandsche Maatschappij.
De duidelijke datumcijfers en een memorandum
voor het maken van kleine aanteekeningen zullen
dezen uitstekend verzorgden kalender een goede
plaats op kantoor of huis geven.
Frits Kortner als Danton
Spreekzaal
Twente
Verkeerde tactiek ? Geen redelijk denkend
mensch zal ontkennen dat het conflict in de
textielindustrie een uit oeconomisch en moreel
oogpunt betreurenswaardig feit is; en ieder be
grijpt, dat de pers er niet over zwijgt. En toch....,
hoeveel beter zou het zijn wanneer zij dit wél deed:
of, ten minste, zich bepaalde tot mededeelingen,
zonder kritiek of advies. En óók zonder zwart
gallige voorspellingen. Prenten bijv. zooals die
o.a. in dit weekblad werden opgenomen zullen
licht kwaad doen, en spelen in de kaart" van een
der partijen welke in het conflict betrokken zgn.
De strijd zal korter duren naarmate men hem
laat uitvechten door de werkgevers en werk
nemers (en de officieelen bemiddelaar) allén.
,,Hands of."
Dr. C. METZLAR
Wij achten het gewenscht, dat de pers objectieve
voorlichting geeft over het conflict in Twente.
Dat is niet alleen nuttig voor het publiek, maar ook
voor de partijen, die met de publieke opinie reke
ning moeten houden en die zich bewust moeten
zijn van het gevolg van haar daden niet alleen
voor haar eigen belangen, maar ook voor het
algemeen belang. Aan deze eischen voldeden
zoowel onze plaat, als ons hoofdartikel in de
Groene van 12 December volkomen.
REDACTIE
M. de. Red.
In het artikel van Dr. R. over een boek van
Fried, komt een staatje voor, da$ een globaal
overzicht geeft van de verdeeling van vermogen
en inkomen in Duitschland.
Van de ongeveer 65 millioen inwoners rekent
Fried 60 millioen tot de bezitloozen. Deze ongeveer
10 millioen vormende gezinnen, hebben volgens
Fried, 16 müliard vermogen en een inkomen van
45 milliard. i*er gezin dus een vermogen van 1000
Mark en een inkomen van 4500 Mark.
Aannemendei de juistheid van Fried's cijfers,
zal men echter bezwaarlijk een gezin met een ge
middeld inkomen van 4500 Mark tot de bezüloozen
kunnen rekenen. In Duitschland, maar ook in
ons .land vooral in dezen tijd, zullen duizenden
zoogenaa mde bezitters van vermogen, klein of
groot, hun bezit willen ruilen voor een dergelijk
bezitloos inkomen.
Fried's 'cijfers, zoowel als de cijfers der inlagen
in de Duitscbe spaarbanken, bewijzen alleen dat
er in de kringen dier zoogen, bezitloozen, meer
welvaart heerscht, meer bestaanszekerheid ook,
dan in de kringen van hen, wier inkomen uit bezit
sterk verminderd, vaak vernietigd is.
Fried's voorstelling maakt het begrip bezitloos
tot een caricatuur. D.
l
Bioscopy
door L. J. Jordaan
Tweeërlei Regie
Paul Czinner Ariane". Tuschlnekl
Hans Behrendt Danton". embrandt
Laat ons in 's hemelsnaam welk ook ons
vergelijkend oordeel moge zijn de beteekenis
en vooral de goede bedoeling dezer beide films
niet onderschatten! Wij leven in een periode,
die onze kaken verstrakt bij de wanhopige poging
om welwillend te blijven glimlachen tegenover den
verbgsterenden stroom amusement gezegd:
net pretentielooze l welke blijft spuiten uit de
poorten der filmfabrieken. De tg'den zijn beroerd,
?zegt men, dus.... amusement! Veel en licht"
en vooral nadrukkelijk amusement. En zoo stopt
men het uitgeteerd karkas onzer samenleving
vol met cocktails en klare-jandoedel waar wat
voedsel toch waarlijk niet misplaatst zou zijn.
Zoo geeft men borrels voor brood en wie zou de
schamele kruimels, welke nog resten, dan willen
vertreden onder een al te critischen hiel? Beter
dan de beide bovengenoemde films het absolute
criterium aan te leggen van onze stoutste
wenschen, past het Ariane" en Danton" tenminste
de eer te bewijzen van een onderlinge vergelijking
en ze te onttrekken aan de f ideële sfeer der
Bressart's, waaraan de liefhebbers van een sappig,
provinciaal coulissen-tooneel hun hart kunnen
ophalen.
..Danton" zoowel als Ariane" bevrijden ons
althans voor een oogenblik uit het bagno van het
amusement en herinneren ons aan iets, dat wij
bijna leerden vergeten: dat ook de film ernstig
kan zijn ! In beide is getracht naar de verbeelding
van een menschelijkheidsvorm respectievelijk
den heroïschen en den tragischen. Beide hebben
zich daartoe losgemaakt van het wezenlijke in de
filmconceptie: camera en filmband en zich
geconcentreerd op het bijkomstige: de spelers.
Zoowel Czinner als Behrendt hebben hun
filmdrama geconcipieerd met een prominente persoon
lijkheid als middelpunt en leidende gedachte.
Aan de eene zijde is het de broze, precieuse grillig
heid van Elisabeth Bergner aan de andere
Kortner's zuivere, voorname en nog steeds niet
uitgeputte zelfvermenigvuldiging, die de regisseurs
kennelijk geïnspireerd hebben.
Het is een vorm van film verbeeld ing, waar
mede wg nog steeds rekening moeten houden
en die het raadzaam schgnt, in de verwarrende
veelheid der verhoudingen tusschen filmsujet
en filmschepper, zoo helder mogelijk te omlijnen.
En dan dienen wij allereerst vast te stellen, dat
er een scherp onderscheid bestaat tusschen den
regisseur, die gebruik maakt van het wezen zijner
sujetten en den regisseur, die steunt op hun
intelligentie en persoonlijk kunnc-n. De bijna pas
sieve houding der spelers in het eerste
geval(Gafbo, Dietrich, Bancroft) en de nagenoeg
zelfstandige der tweede groep, verhoudt zich
logischerwijs omgekeerd tot de creatieve belang
rijkheid der regisseurs en daarmede tot de impor
tantie der filmwerken als zoodanig. Vandaar, dat
een Bergner, een Kathe Dorsch, een Wegener,
met al hun persoonlijke kwaliteiten voor de lens
geroepen - nimmer die raadselachtige, overtuigen
de en meesleepende kracht bereiken van opzichzelf
wellicht onbeduidende media als Dietrich en Garbo.
Wertov, De man met de camera
Hier staan wij dan kennelijk voor een geval,
tot de tweede groep behoorend. Er is geen twijfel
mogelijk, of zoowel Kortner als Bergner hebben
zich beiden bewust en zelfstandig geworpen op
het probleem, uit den heroïschen Danton en de
frêle Ariane, levende, aanvaardbare gestalten te
maken. Beiden doen het. met al de dramatische
'begaafdheid en de intelligentie, die wij van hen
kennen. Beiden trachten, met inspanning van al
hun kunstenaars-energie en scherpzinnigheid, de
wonderlijke natuurlijkheid, den eenvoud en onweer
legbaarheid te benaderen, welke het geboren
filmsujet in zijn trance-toestand vanzelf eigen zijn.
Voorwaar geen geringe prestatie wanneer wij
nagaan, hoever zij het daarbij, dank zij een enorme
krachtsinspanning en zelfbeheersching, brengen.
Wat ons echter in dezen bijzonderen vorm van
filmconceptie vóór alles interesseert is de vraag,
in welke verhouding de regisseurs tot hun sujetten
staan. En dan treft ons een opmerkelijk verschil
een verschil in de intuïtie vóór en het bewustzijn
ven het materiaal, waarmee zij werken. Bij Behrendt
is het altijd weer en uitsluitend de metalen expansie
van Kortner's prachtig geluid, de ontroerende
zuiverheid van zijn expressie, de edele soberheid
van zgn gebaar» die het middelpunt en het eigen
lijke leven van zijn film uitmaken. Deze
phaenomenen stimuleert hij, zweept hij op, buit hij uit
en de camera zoowel als de microfoon bewijzen
niet veel meer dan handlangersdiensten als regi
stratie-middelen. Beeld, rythme en sfeer zijn
bijzaken geworden en slechts bij zeldzame
oogenblikken (Louis Capet voor de Conventie) doet
hij ons het draaitooneel vergeten. De ware hoogte
punten in dit werk liggen dan ook niet in den
tribuun Danton, in den volksmenner bij God 's.
genade, met het vlammende, pathetische woord
doch veeleer in den particulier Danton, den mensch
en den minnaar. De historische Danton is de
resultante zoowel als het paroxysme van een massa
mentaliteit van een sfeer. Hij is onmogelijk
tot leven te brengen, zonder die verbeelding dier
massa zonder de evocatie dier sfeer. En dan
wreekt het zich onvermijdelijk, wanneer die massa
wordt voorgesteld door op commando juichende
figuranten de sfeer gezocht in een stoffig
coulissendecor. Maar levend en groot zijn de
oogenblikken, waarin dit alles wegvalt en wij
alleen zijn met den mensch Danton d. i. met den
mensch Kortner. Zie het moment waarin hij
breekt met Robespierre en hoor hem zeggen,
simpel en diep-ontroerend: Schade.... schade
für Frankreich". Zie hem tegenover den veldheer
der migré's rustig, manlijk, overtuigend, Maar
vooral zie hem tegenover de aristocrate, welke
(naar de legende dezer film) zijn vrouw zal Worden
en hoor zijn subliem en simpel: Ich Hebe dich.. !"
Geheel anders verhoudt zich Czinner tot Bergner.
Sinds het voortreffelijke ,,Nju", dat is zeven jaar
lang, werkt en experimenteert deze regisseur met
de eigenaardige kunstenaarspersoonlijkheid, welke
die Bergner" geworden is. Naast het
tooneelleven dezer actrice ontwikkelde zich een tweede
neven-bestaan een intelligente, bewuste over
gave aan de filmcamera....* steeds in nauw en
ononderbroken contact met den man, die voort
durend haar filmwezen richtte en controleerde.
Al haar kunnen, heel haar dramatisch instinct
leerde hij peilen en doorgronden en hun samen
werking groeide aldus tot een twee-eenheid, die
bijna de gaafheid van een verhouding tusschen
filmschepper en filmsujet benadert. In ieder
gebaar, in iedere stemnuance werd door dit wel
overwogen gemeenschappelijk overleg een sober
heid en een natuurlijkheid geboren, welke de ge
voelige resonnans der filmcamera voortreffelijk
verdraagt. De momenten, waarop toch nog de
opzettelijkheid van het bewuste spel" zich bloot
geeft, /gn uiterst zeldzaam en?merkwaardige
tegenstelling met Kortner raken uitsluitend de
situaties, waarbij de speelster zich hoofdzaak en
middelpunt weet. Want veel meer dan Behrendt,
is Czinner een filmkunstenaar van ras, die naast
en boven de actrice, het filmmateriaal weet te
waardeeren. Hier zgn de hoogtepunten der filmi
sche verbeelding, niet de spel-monologen en dia
logen ; hier worden zg gevormd door de schep
pende kracht van camera en filmband. De scène
in de Berlijnsche Opera is van een bijna ontstel
lende suggestiviteit zoo, dat men zich met ge
weld moet herinneren, dat hier toch wel degelijk
een gestelde realiteit voor de camera poseerde.
Maar het schoonste is het slot, waar het individueel
spel der acteurs ophoudt waar het daverende,
onverschillige werkelijkheidsleven van een station
hen opneemt en de dramatische stijging wordt
Elisabeth Bergner als Ariane
opgevoerd door de zuivere plastiek van beeld
en geluid. Het nietige, zwijgende figuurtje van
Bergner, als een smeekende schaduw den man
te zien volgen deze zichtbare, bijna symbolieke
verbeelding van liefde en aanhankelijkheid.. dit
is wel waarlijk film en een verrassende en
souvereine bekroning van het wisselende, virtuose spel
tusschen twee kunstzinnige en intelligente naturen.
Het is jammer, dat deze beide in hun soort
belangwekkende?films, reeds na een week van het
repertoire moesten verdwijnen, terwijl Bressart
nog altijd op een houten paard zit en onwelvoeg
lijke geluiden maakt....
?Wertov De man met de camera". Uitkijk
Naast de alleramusantste jeugdzonde van "Wil
helm Tbiele Hoera! Ik leef nog !" met den voor
treffelijker! Kolline, geeft De Uitkijk" Wertov's
Man met de camera" in fragmenten. Een uit
stekend idee, omdat deze merkwaardige en inte
ressante film zich oneindig beter laat verwerken
in onderdeelèn dan in haar geheel. Het is de
volledige Dubois-grammaire voor den filmlief
hebber een bijna overdadige compilatie van alles,
wat deze belangrijke zoeker en theoreticus in zijn
strenge n conscientieuse experimenten wist te
bereiken.
Wie een volledig en boeiend overzicht wil hebben
van de mogelijkheden, welke een zuiver hanteeren
van het oer-materiaal der film: de camera en het
celluloid, biedt die bestudeere dit levenswerk
van den leider der Kinoki-groep. Hij zal er den
grondslag in ontdekken van wat nog altijd in de
cinegrafie het essentieele is: de film als taal!
* ?*? ." . '. .'???'/'
Wegens plaatsgebrek moest een bespreking
van de, helaas, weinig opgemerkte maar zeer goede
Paramount-film Wereldstad" (City-Street) Yffl*
Rouben Memoulian, tot de volgende week big ven
liggen. .
GENERAAL AGENTEN VOOR
AMATÉUR-KINO-UITRUSTING ' '
FOTO-SCHAAP & "X2o.
SPUI 8 AMSTERDAM*