De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 26 december pagina 8

26 december 1931 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

18 De Groene Amsterdammer van 26 December 1931 No. 2847 n \ ??M ?il Dramatische kroniek door Henrlk Scholte No. 2847 De Groene Amsterdammer van 26 December 1931 17 l»e Klop oi> «1« I>eur Er is de laatste weken weer eens steen en been geklaagd over de Koninlijke. De hoeren in don Raad zijn met argumenten van een jaar oud komen aandragen, de dames en heeren van het gezelschap zelf hebben de koppen bij elkaar gestoken voor een paleisrevolutie onder de oud-IIollandsche leuze van de varkens en de spoeling. Wilde men in den Baad zeggen, dat de hoofd stad, en daarmede Nederland, nog altijd geen eerste gezelschap heeft, dat de nimmer als verloren te beschouwen zaak van het tooneel met waardigheid en eere dient, dan akkoord. Had men een motie aangenomen, waarin nogeens ten overvloede werd uitgedrukt, dat in een crisis tijd, waaraan zoowel de economische omstandig heden als het grove onder d,e markt werken van een heele reeks voorafgaande jaren schuld zijn, de economische omstandigheden alleen met eenige kans op succes bevochten kunnen worden door niet te transigeeren, maar de zaak van het tooneel" weer zuiver en onafhankelijk te stellen, dan akkoord. Had men in den boezem der vereeniging willen, betoogen. dat er met een spelerslijst van over de honderd namen inderdaad van overbelasting sprake is, zij het minder van topzwaarheid dan wel van zwarigheden in de benedenlagen. dan akkoord. In plaats daarvan tracht men eenerzijds van bovenaf, met een bpoze blik op Dame Malaise te prediken met het woord van den dichter-vogelaar ,,Laten wij zacht zijn voor elkander", andeizijds tracht men het vraagstuk der overbelasting op te lossen door te decreteéren: ..Niet O ij, Mijnheer, maar ik," wat altijd minder overtuigend klinkt als men het zelf z«gt. En in de derde, maar eigenlijk in de eerste plaats, negeert men het feit. dat ver houdingsgewijze juist dit seizoen de Koninklijke Vereeniging een eerste, ferme, intransigente poging gewaagd heeft, zoowel om hier nieuw en belangrijk tooneel naar toe te halen als om de eigen prestaties tot een maximum op te voeren. Men negeert het feit. dat er. onder de zes of zeven premières van het seizoen, althans naar de op vattingen van een jonger geslacht, dat aan het woord komt, onbetwistbare successen geweest zijn als Ferdy's Bekeering". Misdadigers", ,.Köpenick" en X.Y.Z.". Men negeert het feit, dat hiermede andere acteurs en actrices, dan zij die de medaille van 25 jaar trouwen dienst of de huisorde van de K.V. dragon, hun plaats met eere hebben bewezen; dat hier juist ook door het vermengen van verschillende tooneel- generaties" een homogeen ensemble-spel bereikt is, waaruit inderdaad een goede, eersterangstroep geboren zou kunnen worden, indien onderlinge naijver de artistieke winst niet weer te niet dreigde te doen gaan; dat ook, door deze opvoeringen, aan het zwakke punt van ons tooneel: het gebrek aan ? leidende regisseurs, op belangrijke en alles zins hoopgevende wijze tegemoet gekomen is. Dat deze opvoeringen niet allemaal geld in het laadje hebben gebracht, bewijst niet, dat men daarom maar zou moeten gaan transigeeren, het publiek stroop om den mond smeren en jongere krachten weer naar den achtergrond dringen. Het bewijst alleen, dat verwijt het de vorige jaren! de strijd om het tooneel en tegen den door eigen schuld verpesten smaak van het pu bliek hard en hachelijk zal zijn. Als men dien strijd wil ontloopen door compromissen en halve vol doeningen van dat publiek, dat nog altijd kudde getrouw naar den schouwburg optrekt, of men er werkelijk wat speelt of niet, dan komt er evenmin geld in het laadje, want dan is ero vereen jaar heelemaal geen laadje meer, maar alleen een gat. Meent men soms, dat zij die verleden week, misleid door den naam van Shaw en Pitoëff, de sereene en argelooze figuur van Shaw's SaintJoan" zagen vennoorden door een uitgesleten reis-ensemble met een soort Therese van K nnersreuth in de 'hoofdrol, niet het gevoel hebben gehad (acheraf helaas!), dat zij minder de zaak van het tooneel" dan wel die van een.handigen impresario steunden? Meent men soms, dat een voorstelling als Saalborn's Köpenick", waarmee men niet naar Parijs trekt om Pitoëff eo?ns klop te geven, niet meer en waarachtigerjbij hen, die onaf hankelijk oordeelen, gedaan heeft voor diezelfde zaak van het tooneel", ook al gaat het terug winnen van een werkelijk schouwburgpubliek maar zieltje voor zieltje, doch dan des te eerlijker en, als belegging voor de toekomst van het tooneel» des te veiliger ook? * * * Het is juist om deze redenen dubbel te betreuren dat de K.\". -zich heeft laten verleiden uit het opzichzelf begrijpelijke" motief, dat het familiepubliek van de donkere dagen tusschen Kerstmis en Nieuw jaar spek je voor zijn bekje moest hebben ?om het onding op te voeren, dat een tooneelbewerking van de Klop op de Deur" heet. Dat de tooneelbewerking van een roman reeds krachtens haar aard een onding is, omdat geen schrijver zonder reden den vorm van den roman heeft gekozen boven, dien van het tooneel en deze twee diagonaal tegenover elkaar staande wijzen van uiting later niet meer ongestraft vermengd kunnen worden, is een oud argument, dat wel nog eens gezegd mag worden, maar dat toch weinig over tuigingskracht bezit tegenover een publiek van leesbibliotheken of óén-boek-per-jaar, dat fantasie arm genoeg is om de geliefde personages ook nog eens in levende lijve" te willen zien, zooals ook de Koningin niet echt" is voor men haar niet heeft zien voorbijrijden. Tegen een tooneelbewer king kan men zich evenmin verzetten als tegen de (dan altijd nog logischere) filmbewerking. De weinige boeken, die zoo af en toe in den smaak van het publiek vallen, zijn er dan ook geen van allen aan ontkomen en nog geen week geleden zag men bij Bouber een bewerking van Heyermans Droomkoninkje", waaraan natuurlijk de grondfout even min vreemd was, maar dat toch door vakkundige behandeling", gevoegd bij een voortreffelijke vertóoning, het vitium originis tot een minimum beperkte. Neen, het ergerlijke in deze ,,Klop op de Deur" is juist, dat het noch den tooneelliefhebber, noch ook het boekenlezend publiek voldaan heeft, tenzij dan een eerste, uiterlijke voldoening, Annetje Goldeweyn eens over het tooneel te hebben zien loopen met de lange kanten broek van 1800 en het plaatje bekeken te hebben van Frederik Craets' arme mummie-zusters. Het ergerlijke is echter, dat bij het koor van hen, die pas thans de K.V. aansprakelijk gaan stellen voor fouten uit het ver leden, nu ook Jan, Piet en Klaas zullen komen. die op een ensemble gaan afschuiven wat ook in dit geval aan dat ensemble niet ten laste kan wor den gelegd. . Schrijfster en bewerker zullen de verantwoor delijkheid hiervoor samen moeten deelen. De schrijfster in zooverre dat Dr. Ritter constateert' dit reeds herhaaldelijk in een dik boek over een dik boek de Klop op de Deur" een roman is van beschreven karakters, waaraan zoowel het innerlijk motiveeren van den achtergrond des tijds als een centraal gegeven ontbreekt. De verdiensten van den roman schuilen in het breed en zorgvuldig beschryven": deze beschrijvingen worden thans gespeeld: het is wat men voor oogen opgevoerd ziet. Wat zij spelen is even onbelangrijk, even diffuus, even gêclicheerd als wat zij doen en laten in het boek. Ik begrijp niet waaróm de schrijfster verlof heeft gegeven voor de bewerking van een zoo tot in den diepsten grond voor iederen vorm van tooneel ongeschikt boek, waarvoor dan ook m.i. deze vertooning, na alle drukte die er reeds Autour du Klop op déDeur" gemaakt is, wel het. tegendeel van reclame moet zijn. Ik matig mij geen litterair oordeel aan door de vraag te stellen of breedheid van beschrijving op zichzelf identiek is aan grootsche opzet. De familie roman is nu eenmaal geliefd in ons land, men zwelgt in de stapels menschen, die met behulp van genealogische tabellen uit elkaar gehouden moeten worden en uit een soort Identitatsrausch" speurt men ijverig of men er niet iets van Tante Die en Oma Die in terug kan vinden, om tenslotte, bij het eigen geslacht, met vreugde te eonstateeren, dat men ook van de partij is. Deze Identitatsrausch", op liet tooneel getransponeerd, stelt toch als eerste eisch, dat men omstandigheden verklaard, handelingen gemotiveerd vindt. De CHAMPAGNE KRUG&CO REIMS IN KWALITEIT AAN DE SPITs! bewerker Defresne heeft daarvan afgezien, zich verder om het tooneel niet bekommerd en alleen de uiterlijke nieuwsgierigheid van den lezer toeschouwer door een serie afbeeldingen" meenen. te kunnen bevredigen. Of daardoor deze bloedtrans fusie van een volkomen ondramatisch boek op een op het oogenblik heftig aangevallen en noodlijdend tooneel een daad van wijs beleid geweest is zoowel voor het boek als vooral ? waarvoor ik hier spreek voor het tooneel, blijve een vraag. met drie vraagteekens. Het ook door de critici van den roman reeds geconstateerde gebrek aan innerlijke motiveering. der historische gebeurtenissen sprak op het too neel dubbel zoo sterk. In 8 '? tafereelen, triomf der ongebondenheid, werd generaal appèl gehouden over alle belangrijkst nieuws sinds 1800. De Nieuwjaarswensch over 00 jaar verdeeld \ Toen de brand in den Stadsschouwburg door Pieternel tersprake werd gebracht en Thomasvaer antwoord de dat de kas van het Nederlandsch Tooneel toch maar gered werd, wachtte Laseur op het applaus, dat dan ook prompt kwam. Het is toch om te vloeken als dat, en juist, in dezen tijd, óók nog tooneel moet heeten! Dan werd er, volkomen in revuetrant, ook nog in den breede gedisputeerd over de stokpaardjes van onze grootouders, de Aufklarung", de syphilis, de rechten van de vrouw, het socialisme, de litteratuur van '80* etc. Daargelaten of het zelfs in een roman nog gemotiveerd is om zulke beelden uit hot verleden nog eens te laten leven, tenzij op de manier, waarop men naar beneden gehaalde geveltjes voorhet nageslacht in een fotografie-met-lijst zet, is er toch nog wel eenig verschil tusschen den roman, waarbij althans sommige van deze historische complexen" op oorspronkelijke wijze ingeweven en in hun verband naar voren kunnen gebracht. worden (erg sterk is de roman trouwens in deze methode ook niet); en het tooneel, waar zij naai* voren gebracht worden als leuzen, die thans niemand interesseeren, gesproken door personen, die alleen maar de ledepoppen van een historisch panopticum zijn. Eén goede, geïllustreerde uitgave van De Klop op de Deur", en dezen heele tooneelverkrachting ware overbodig geweest. Thans was. het tooneel er goed genoeg voor l In de Vertooning heeft Defresne de zaak gelukkig zuiverder en iets minder uiterlijk behandeld. Veel anders dan levende beelden kon hij er, waar zijn bewerking hier geheel op steunde, natuurlijk niet van maken. Maar in het regisseeren en ensceneeren daarvan toonde hij een vaste hand in de beheersching van een zoo overweldigende hoe veelheid van stof, dat de belachelijkheid, die deze vertooning anders gekregen zou hebben, tenminste vermeden werd. De acteurs en actrices deden daarbij wat zij konden, zonder spel, zonder rol", maar elk typeerend naar het gemiddelde van zijn talent en routine. Er was in alle hoeken en gaten wat te zien en het publiek grasduinde in zijn herinneringen aan al het moois van 1015 pagina's. Daarbij schijnen er acteurs, zelfs zij die niet in doublure speelden, op het tooneel te zijn geweest, die ik eerlijk niet gezien heb, zoo vlug waren zij er weer af ook. In Laseurj maar ook in den toonêelkapper, waardeerde men de geroutineerde zorgvuldigheid, waarmee zijn Fre derik Craets van tafereel tot tafereel ouder werd. Bij Charlotte Kohier als Annetje (iedereen riep ah t toen zij op kwam, omdat daar eindelijk de hoofd persoon van den roman was; dat heet tooneel!) gingen de overgangen tusschen jong en oud abrup ter: een prachtige sensitiviteit, berekende pauzes en een lichte, bijna toonlooze stem als het kinder lijke Annetj e-met-illusies; geen eigenlijke mevrouw Craets, die vrede met het leven en den welstand ge kregen heeft; wel weer, zij het iets te gekunsteld getypeerd, een gebogen oud vrouwtje, dat haar kinderen ziet ondergaan en tusschendoor flauw effectbejag . moet spelen uit boulevardstukjes (angst voor telefoon en radio, etc.) en waarvan eigenlijk niemand maar óók de lezer van den roman niet begrijpt, waarom haar kinderen nu juist allemaal averechts terecht moesten ko men. Croquante croquetjes door Alida Zevenbootn Uit het van Jantje Mijn heele huis hangt vol van dat rare Engelsche goedje dat de kraaien niet schijnen te lusten, en het acteurtje heeft me gewaarschuwd, dat, als ik er onder mocht gaan staan, iedereen in de buurt het recht heeft n e te zoenen. Wat dat voor vreemde ge woonten zijn weet ik niet, maar als het aan mij lag, hing ik liever een bos brandnetels boven mijn hoofd, want van al dat gezoen moet ik niets hebben en dat op een feestdag die dan toch maar altijd nog christelijk" heet. Neen, dat was bij mevrouw zaliger toch wel stemmiger. Toen hadden wij geen roode vloeitjes noodig en ook niet dat smerige goedje dat ze uit de Engelsche mist hierheen halen om echt, gezellig Kerstfeest te vieren en als iedereen dan goed gezoend was wijlen meneer at altijd den Eersten Kerstdag een heele gans schoon op en den Tweeden driekwart kalkoen en dan kwam hij tegen Ouwejaar pas weer bij en dat hij jichtig was en er in is gebleven, kwam niet anders dan door dat onchristelijke eten en er was een stevig glas wijn bij gedronken, dan kwamen de kaarten op tafel en werd er niet zuinig gegokt en het jonge volkje mocht dan een dansje doen, maar dacht u dat er bij gezoend werd ? Mevrouw zaliger was in die dingen echt ouwerwetsch en zij zal zich in haar graf omdraaien als zij leest van al die auto's die de zedepolitie tegenwoordig in de Kalfjeslaan aan houdt en waarin allerlei rare dingen schijnen te gebeuren. En dat in een tijd waarin zoo mat de zedelijkheid gewerkt wordt n er geen onvertogen woord in de huiskamer gehoord mag worden door de radio, en iedereen even netjes doat. Alsof", mag er wel bij gezegd worden, want een mensch blijft een mensch en is geen aardappel en zijn wij door al dat onderwijs en al die goeje boeken en al die mooie artikelen in de kranten en al die voorbeelden die de hoog gezeten mannen en vrouwen geven, een spaan beter geworden? Dacht u ICADILLAC et feit, dat de Cadillac dikwijls voor eel duurder wordt gehouden, dan ze in werkelijkheid is, pleit wel zeer sterk voor de hooge plaats, die de CADILLAC in de algemeene achting inneemt K. L AND E WEE R UTRECHT AMSTERDAM Biltstraat 74 Stadhoudinkadi 93-94 dat ik als minderjarig meisje er ooit aan gedacht zou hebben, met een vreemden meneer in een rijtuig te stappen, al was het een bokkenwagen geweest? En ik weet nog wel dat het me een heelen strijd gekost heeft, toen ik op een Zondagje naar Zandvoort zou gaan met den inwendigen" en hij het zoo had ingericht dat wij alleen in een coupéeerste-klas terecht kwamen en ik verdenk hem er nog altijd van dat hij den conducteur met een fooi had omgekocht efi in dien tijd waren er nog geen nood remmen. * En nu is het gebeurd waar ik al lang bang voor was ik kwam onverwacht in de kamer van meneer Stanislafski en wie stond daar onder dat misselijke ding met die witte bolletjes? Meneer Stanislafski en wie zoende hij? Mijn betalende gast die de suite op de tweede etage heeft gehuurd en zij betaalt even prompt als hij en wat moet je dan doen in dezen tijd dat een mensch al blij mag zijn als hij zijn geld drie maanden te laat binnen krijgt. En zij zoende hem terug en u had moeten ruiken hoe lekker ze rook. En toen ik een uurtje later boven kwam, stond het acteurtje onder zoo'n bos verkleurde spinazie en weer stond de dame van twee-hoog er ook toevallig onder en nu heb ik twaalf bossen van dat goedje laten komen zelf we?en koopen op 't Singel op de bloemniarkt - en heb het overal in mijn kamer en in de keuken opgehangen, maar dacht u dat een van de heeren op de gedachten komt dat ik ook wel eens een Engelsch-Kerstmis wil vie ren? Wel hebben ze allemaal Truitje, mijn hulp voor alle dagen, er onder gesleept en ik vraag mij maar af wat wij in ons degelijke landje met al dat vreemde gedoe noodig hebben, die de goede, oude, degelijke ge woonten maar op /ij duwen. Het eenige waar ik me mee verzoenen kan, ia de Engelsche plum-pudding. Niet om dat zware deeg waarvoor je een maag als een ijzeren pot moet hebben om het te kunnen verdauwen, maar om de rum die er over heen moet en daar ik het zonde van de kostelijke Jamaica vond, heb ik hem er maar niét over heen gegoten n hem solo voor me zelf bewaard. En die drink ik nu in mijn eentje onder de mistletoe" zooals dat verlegen zeegras hoot. En met de beginnende kou, doot eon monsch dat mér goed dan' al dat gezoen. . ^JÈ&fe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl