Historisch Archief 1877-1940
Sylvia Sidney in Wereldstad
FILM!
Ronben Mamonliaa Wereld
stad' '. Koxy
Kent ge de gewaarwording, lezer
die tr?bij "het hooren van een of
ander pretentieloos, weinig verheven
muziekwerk kon doen uitroepen:
Het gaat niet diep het heeft niet
veel om hét lijf... maar het is muziek ?''
Het is niet meer dan de vreugde
om iets abstracts het bewustzijn
van het bestaan eener gëvoelsprojectie,
waarvan gij weet, dat zij het leven rijk
en tot een genot kan maken. Het
stukje behoeft niet veel te
beteekenen: gij herkent er de zuivere, fon
kelende grondstof in het kostbare
ongerepte materiaal, welks beroering
alleen uw zenuwen spant in een pri
mitief geluksgevoel.
Hoevelen zullen er zijn, die zich
schouderophalend afwenden, bij de
bewering, dat een dergelijke sensatie
ook bij het contact met de film voor
komt? En toch het is zoo ! Het
heeft niets te maken met
filmgeleerdheid of kabbalistiek het is,
geloof ik, veeleer een kwestie van
prae-dispositie en natuurlijken aan
leg: men heeft het, of men heeft het
niet, zooals men muzikaal is of on
muzikaal. Ik ken menschen, die jaar
en dag in de bioscoop zitten en met
moorddadige nauwkeurigheid de ac
teurs surveilleeren op al dan niet
goed spel". Zij zijn in even sereene
onbewustheid van het geheimzinnige
fluidum, dat de beelden doet zin
gen," als de concertzanger, die zich
hardnekkig verdiept in de streek en
de vingervlugheid van den violist.
Het zijn deze lieden, die u bij voorkeur
weten te vertellen, dat de film als
ideeënvoertuig zoo gebrekkig is
of om het gevleugeld woord van een
naïef magistraat aan te halen: een
kunstuiting van lagere orde". Er is
weinig tegen in te brengen muzi
kale discussies met een doove zijn
eenigszins bezwaarlijk.
Het geval is overigens even
wonderlijk-grillig en onberekenbaar als dat
de muziek" in de muziek. Men zoekt
het soms tevergeefs in savant ge
construeerde symphonieën het ver
rast u daarentegen plotseling in een
volkslied of operette-thema. Gij mist
het vaak in pompeuse of
theoretischzwaarwichtige experimenten het
komt u tegemoet in een alledaagsch
filmpje.
En zoo wil ik dan constateeren bij
deze Oity Streets" van Rouben
Mamoulian: Het is een primitieve,
ruwe geschiedenis van gangsters"
en ,,racketeers". . . . maar het is
film!
Laten wij niet stilstaan bij de twee
hoogtepunten van dit weinig op
gemerkte werk: het bezoek-uur in de
vrouwengevangenis en de razende
auto-rit aan het slot. Er is zooveel
over film geschreven, dat iedere mid
delmatig intelligente toeschouwer de
film herkent in de teugellooze,
rythmische duizeling dezer
nuchter-moderne hellevaart. En wat de gevange
nis-scène betreft: de wonderlijk-teere
betoovering van het witte, zachte
vrouwengelaat tegen het harde
rasterwerk der gedetineerden-afdeeling
het stille wentelen der beelden van
de zoo nabije handen, tastend naar
een geliefd ge/icht. . . . het wordt
grif op rekening geschoven van het
fraaie spel".
Maar daar is de weergelooze, op
windende gedachten-associatie, op
geroepen door een ononderbroken
reeks van beeldverschuivingen een
zeldzaam natuurlijke en vrije variatie
in de overgangen van een schier
onmerkbaar versmelten tot een abrupt
wegknallen. Wij zijn in een brouwerij
en wij worden tot onze verwondering
gedwongen in een groote kuip te
staren naar een golvend, schuimend
meer van bier. Langzaam gaat het
beeld over in een ander bewogen vlak:
het water van een kanaal, waarin
een hoed drijft. . . . over een brug
rijdt snel een auto weg. mannen
staren grijnzend naar het dobberende
SPEL MET DEN
Rouben Mamouli
hoofddeksel. En bliksemsnel flitst
tusschen deze twee aphoristische aan
duidingen het duistere drama van
een moord vaag, luguber, want
volkomen gestalteloos. Een ander
moment: een vrouw is tot gevangenis
straf veroordeeld. De veroordeeling
zelf, het wegleiden, het opsluiten. . . .
het blijft alles achterwege. Maar wij
zien, hoe een getraliede poort zich
sluit voor een bloeiend lente-landschap
en met een ruk springt het beeld over
op de naakte steilheid van een b
tonmuur, diagonaal wegschietend over
het lichtvenster in ongenaakbare
hoogte. Dan met een grillige, bijna
ironische variatie vervaagt dit
beeld in een teere kruising van lijnen
en vlakken en uit deze zachte menge
ling van grijzen doemt een andere
diagonaal op: de verlichte rechthoek
van een celvenster met de onverbid
delijke strakheid der ijzeren spijlen. . . .
Gevangenis ! Of weer een ander
oogenblik: een man en een vrouw zijn
tezamen in de smakelooze overdadig
heid van een prostituee-milieu. On
verschillig glijdt het camera-oog langs
de krullerige stoelen, de blinkende
bonheur-du-jour en blijft eindelijk
hangen aan een paar zotte bibelots:
stijve, gestyleerde kattenfiguren. Tus
schen de menschen echter broeit de
misdaad. Vluchtige woorden, vage
zinspelingen. . . . dreigend doemt het
moordplan achter deze tastende voor
bereidingen op. En schijnbaar redeloos
springt het beeld nu over op de
zonderlinge bibelots: het gelaat van
den man, fluisterend en onheilspellend
lachend.... een stijve kattenfiguur
.... de ontstelde physiognomie der
vrouw, radeloos, angstig. ... de ande
re kattenfiguur. . . . Een lugubere
groteske, een schijnbaar zinloos spel
van heterogene beelden zonder
directen samenhang, zonder verkla
ring. Maar het is dit verrukkelijk
improviseeren, dit lichte aanraken
van onderscheiden facetten onzer zin
tuigelij ke waarneming, dat ons in zijn
betooverend spel opneemt, verwart
en ons zelf doet verliezen. Ik weet
niet meer, wie die man en die vrouw
zijn of zij deel uitmaken van een
belangrijke dan wel banale geschie
denis. ... ik weet alleen, dat hier
stille voorwerpen beginnen te leven,
dat gebaren en geluiden beteekenis
gaan krijgen, buiten het hoe en waar
om. Ik ben mij een oogenblik bewust,
dat hier een nieuwe, magische kracht
in werking treedt een kracht, even
ondefinieerbaar en ontastbaar als de
muziek.... maar even reëel !
Het gebeurt menigmaal in deze
film, als in zoovele goede filmwerken,
dat de camera zich met een zwaai
van een der handelende personages
Bioscopy door
beweegt naar een ander. ... of zelfs
maar van een voorwerp naar een ander.
Dit simpele gebaar, dit bewuste rich
ten van ons oog, die geheimzinnige
pauze tusschen twee gebeurtenissen
kan een spanning oproepen, intenser
dan de meest bewogen handeling.
Soms is die zwaai kort en abrupt en
ons hart staat stil niet omderwille
van het lot der fictieve personen.
maar om onszelfs wil. Andermaal
geschiedt de beweging der camera
tergend langzaam en er trekt zich
iets in ons samen, vol va.gen angst,
vol spanning van het ongewetene. . . .
alweer: niet omderwille van de scha
duwen op het filmdoek, maar
terwille van ons /.< )f ! Want dit is het .
eigenaardige, dat de waarachtige film .
kenmerkt: zij speelt in laatste in
stantie niet met haar creaturen, zij
speelt met den toeschouwer! Dit gril- .
De Lachspiegels^