De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 2 januari pagina 10

2 januari 1932 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Sylvia Sidney in Wereldstad FILM! Ronben Mamonliaa Wereld stad' '. Koxy Kent ge de gewaarwording, lezer die tr?bij "het hooren van een of ander pretentieloos, weinig verheven muziekwerk kon doen uitroepen: Het gaat niet diep het heeft niet veel om hét lijf... maar het is muziek ?'' Het is niet meer dan de vreugde om iets abstracts het bewustzijn van het bestaan eener gëvoelsprojectie, waarvan gij weet, dat zij het leven rijk en tot een genot kan maken. Het stukje behoeft niet veel te beteekenen: gij herkent er de zuivere, fon kelende grondstof in het kostbare ongerepte materiaal, welks beroering alleen uw zenuwen spant in een pri mitief geluksgevoel. Hoevelen zullen er zijn, die zich schouderophalend afwenden, bij de bewering, dat een dergelijke sensatie ook bij het contact met de film voor komt? En toch het is zoo ! Het heeft niets te maken met filmgeleerdheid of kabbalistiek het is, geloof ik, veeleer een kwestie van prae-dispositie en natuurlijken aan leg: men heeft het, of men heeft het niet, zooals men muzikaal is of on muzikaal. Ik ken menschen, die jaar en dag in de bioscoop zitten en met moorddadige nauwkeurigheid de ac teurs surveilleeren op al dan niet goed spel". Zij zijn in even sereene onbewustheid van het geheimzinnige fluidum, dat de beelden doet zin gen," als de concertzanger, die zich hardnekkig verdiept in de streek en de vingervlugheid van den violist. Het zijn deze lieden, die u bij voorkeur weten te vertellen, dat de film als ideeënvoertuig zoo gebrekkig is of om het gevleugeld woord van een naïef magistraat aan te halen: een kunstuiting van lagere orde". Er is weinig tegen in te brengen muzi kale discussies met een doove zijn eenigszins bezwaarlijk. Het geval is overigens even wonderlijk-grillig en onberekenbaar als dat de muziek" in de muziek. Men zoekt het soms tevergeefs in savant ge construeerde symphonieën het ver rast u daarentegen plotseling in een volkslied of operette-thema. Gij mist het vaak in pompeuse of theoretischzwaarwichtige experimenten het komt u tegemoet in een alledaagsch filmpje. En zoo wil ik dan constateeren bij deze Oity Streets" van Rouben Mamoulian: Het is een primitieve, ruwe geschiedenis van gangsters" en ,,racketeers". . . . maar het is film! Laten wij niet stilstaan bij de twee hoogtepunten van dit weinig op gemerkte werk: het bezoek-uur in de vrouwengevangenis en de razende auto-rit aan het slot. Er is zooveel over film geschreven, dat iedere mid delmatig intelligente toeschouwer de film herkent in de teugellooze, rythmische duizeling dezer nuchter-moderne hellevaart. En wat de gevange nis-scène betreft: de wonderlijk-teere betoovering van het witte, zachte vrouwengelaat tegen het harde rasterwerk der gedetineerden-afdeeling het stille wentelen der beelden van de zoo nabije handen, tastend naar een geliefd ge/icht. . . . het wordt grif op rekening geschoven van het fraaie spel". Maar daar is de weergelooze, op windende gedachten-associatie, op geroepen door een ononderbroken reeks van beeldverschuivingen een zeldzaam natuurlijke en vrije variatie in de overgangen van een schier onmerkbaar versmelten tot een abrupt wegknallen. Wij zijn in een brouwerij en wij worden tot onze verwondering gedwongen in een groote kuip te staren naar een golvend, schuimend meer van bier. Langzaam gaat het beeld over in een ander bewogen vlak: het water van een kanaal, waarin een hoed drijft. . . . over een brug rijdt snel een auto weg. mannen staren grijnzend naar het dobberende SPEL MET DEN Rouben Mamouli hoofddeksel. En bliksemsnel flitst tusschen deze twee aphoristische aan duidingen het duistere drama van een moord vaag, luguber, want volkomen gestalteloos. Een ander moment: een vrouw is tot gevangenis straf veroordeeld. De veroordeeling zelf, het wegleiden, het opsluiten. . . . het blijft alles achterwege. Maar wij zien, hoe een getraliede poort zich sluit voor een bloeiend lente-landschap en met een ruk springt het beeld over op de naakte steilheid van een b tonmuur, diagonaal wegschietend over het lichtvenster in ongenaakbare hoogte. Dan met een grillige, bijna ironische variatie vervaagt dit beeld in een teere kruising van lijnen en vlakken en uit deze zachte menge ling van grijzen doemt een andere diagonaal op: de verlichte rechthoek van een celvenster met de onverbid delijke strakheid der ijzeren spijlen. . . . Gevangenis ! Of weer een ander oogenblik: een man en een vrouw zijn tezamen in de smakelooze overdadig heid van een prostituee-milieu. On verschillig glijdt het camera-oog langs de krullerige stoelen, de blinkende bonheur-du-jour en blijft eindelijk hangen aan een paar zotte bibelots: stijve, gestyleerde kattenfiguren. Tus schen de menschen echter broeit de misdaad. Vluchtige woorden, vage zinspelingen. . . . dreigend doemt het moordplan achter deze tastende voor bereidingen op. En schijnbaar redeloos springt het beeld nu over op de zonderlinge bibelots: het gelaat van den man, fluisterend en onheilspellend lachend.... een stijve kattenfiguur .... de ontstelde physiognomie der vrouw, radeloos, angstig. ... de ande re kattenfiguur. . . . Een lugubere groteske, een schijnbaar zinloos spel van heterogene beelden zonder directen samenhang, zonder verkla ring. Maar het is dit verrukkelijk improviseeren, dit lichte aanraken van onderscheiden facetten onzer zin tuigelij ke waarneming, dat ons in zijn betooverend spel opneemt, verwart en ons zelf doet verliezen. Ik weet niet meer, wie die man en die vrouw zijn of zij deel uitmaken van een belangrijke dan wel banale geschie denis. ... ik weet alleen, dat hier stille voorwerpen beginnen te leven, dat gebaren en geluiden beteekenis gaan krijgen, buiten het hoe en waar om. Ik ben mij een oogenblik bewust, dat hier een nieuwe, magische kracht in werking treedt een kracht, even ondefinieerbaar en ontastbaar als de muziek.... maar even reëel ! Het gebeurt menigmaal in deze film, als in zoovele goede filmwerken, dat de camera zich met een zwaai van een der handelende personages Bioscopy door beweegt naar een ander. ... of zelfs maar van een voorwerp naar een ander. Dit simpele gebaar, dit bewuste rich ten van ons oog, die geheimzinnige pauze tusschen twee gebeurtenissen kan een spanning oproepen, intenser dan de meest bewogen handeling. Soms is die zwaai kort en abrupt en ons hart staat stil niet omderwille van het lot der fictieve personen. maar om onszelfs wil. Andermaal geschiedt de beweging der camera tergend langzaam en er trekt zich iets in ons samen, vol va.gen angst, vol spanning van het ongewetene. . . . alweer: niet omderwille van de scha duwen op het filmdoek, maar terwille van ons /.< )f ! Want dit is het . eigenaardige, dat de waarachtige film . kenmerkt: zij speelt in laatste in stantie niet met haar creaturen, zij speelt met den toeschouwer! Dit gril- . De Lachspiegels^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl