Historisch Archief 1877-1940
No. 2848
De Groene Amsterdammer van 2 Januari 1932
13
Schilderkunst
door A. Plasschaert
Jan Sluyters II. te Amster
dam, Stedelijk Museum
Nadat ik mijn algemeene ?waar
deering in de Inleiding heb doen
kennen, wil ik hier wat mij trof op
deze tentoonstelling nog nader be
handelen. Maar daar-aan vooraf mag
toch wel een verkort overzicht gaan
van het leven van Sluyters. Hij is in
1881 te 's Hertogenbosch geboren
C zijn vader teekende ook); na leerling
van de Akademie geweest te zijn en
de Prix de Rome gekregen te hebben,
gaat hij in 1904 naar Italië; naar
Spanje, naar Parijs. Daar vinden wij
hem in 1906, al modem. In 1908
teekent hij den booiiing, .den baby,
in 1909 kunnen wij o.a. een invloed
van Vincent constateeren. In 1911
is hij synthetischer (maannacht);
uit 1912 zijn kubistische portretten.
In 1912 is hij zeer fraai in zijn paarsen,
grijzen; hij is futuristisch dan ook;
hij schildert het terecht bekend ge
bleven portret van Me j. S. in het
Toode jak. 1914 is een rijk jaar (Mevr.
d. V.; Neger, de zoogende Moeder
<teekening), in 1915, 1916, 1917 is
hij ironisch of sarkastisch wat de
Staphorster figuur aangaat; cubistisch
in 't loof der boomen etc., hij schildert
de Zonnebloemen; in 1919 en 1920
hebben we de naakten als idolen:
Narcissae, ijdler dan zinnelijk; n 1921
schildert hij de Zoogende Moeder,
een zijner voortreffelijke werken.
Daartusschen door naakten en portretten;
in 1922 de Christus en zijn Moeder;
in '23 zeker een stilleven met de witte
kan; in 1924 het groote zelfportret;
de koele fraaie Badkamer; in 25?2(5
het interieur van zijn Vader, portret
ten; in 1927, de roode kardinaal van
Bossum, daarna vele portretten; tot
1931 naast snelle portretten het
groote stuk ,,De roman" (2 vrouwen
?waarvan l naakt op divan)?terwijl
in dezen tijd ook de rose naakten te
vinden zijn. Uit deze opsomming
blijkt hoe levendig en lenig Sluyters
in den tijd stond; hieruit blijkt tevens
hoe een onvervaard bezig schilder
hij bleef en hij is, ofschoon wij, dat
kan niet anders, niet steeds hem op
zijn maximum vinden. Zelfs bij
Permeke vinden wij schakeeringen. . . .
Wij hadden bij Sluyters nog moeten
toevoegen, dat er twee kenmerkende
verscheidenheden in zijn uitingen te
vinden zijn, er zijn donkere werken,
waartoe vele zijner beste hooren; er
zijn .,lichte" werken, waarin ge dik
wijls het virtuose vindt. En, wat
vinden wij op deze tentoonstelling
aan belangrijke werken, wanneer wij
den katalogus (voor uw gemak !)
volgen. Onmiddellijk treffen dan de
No. 3 en 4, beide toevallig uit 1921.
No. 4 is het moederschap, de moeder
bij de wieg, het schilderij met zijn
blauw, rood en wit, waar Sluyters
innig is in de kleur, teeder, als zelden.
liet andere is dat van Mevrouw A.
Leyden met het madonnabeeldje, waar
ge verder de gevels door het raam
ziet van den overkant, een schilderij,
dat twee kanten van Sluyters open
baar doet zien. Uit 1930 is No. 17
het portret van Mevr. M. met de
oranje lap, forsch; 24 is het dikwijls
besproken belangrijke portret van
Mevr. de V.; No. 27 is een der meest
beschaafde beeltenissen van Sluyters,
van den heer M. K. (een rosharigen
heer), terwijl een werk als 28 treft
door de diepe kleur. Die Piëta (No. 35)
doet hier groot aan (vooral de Chris
tus). No. 36 (uit 1915) is een der Stap
horster werken van Sluyters; hij zag
hierin de boerenvrouwen en meisjes
niet als idealen; No. 38 is de haast
te felle Jan Musch.No. 45 (uit 1927)
is overal geprezen om het rood van
den kardinaalskleedij, No. 48 was mij
onbekend, maar het is mij, het stil
leven met lelies, een der rijkste werken
van deze tentoonstelling;
ondencatersch-rijk; het is te betreuren, dat
op No. 51, de staande klok achter de
afgebeelde niet zuiver vertikaal staat.
Het Madonnabeeldje prees ik u, het
kleine schilderijtje; ik noem U No. 62,
70, 72, 74, 75. No. 70 is het dramati
sche Koningsplein te Amsterdam,
No. 72 is de Bokser in actie (er is
iets te veel beweging in het schilderij
gebleven!; No. 74 is de Bokser (1914)
n van de schilderijen, die Sluyters
een modernen Breitrier deden noemen;
No. 75 zijn de donkre Chrysanthen.
No. 83 en 84 volgen. No. «3 is het
voor Sluyters psychologische schil
derij : .,de koppelaarster" Het schilderij
is in beide opzichten geslaagd. No. 86
Marie Wandscheer N. Z. Voorburgwal
Het eerste werk van de onlangs jubileerende schilderes
A. van der F eer
is het bekende Italiaansche meisje;
87 de haven ven Rotterdam is eer
decoratief; het futurisme uit 1913 is
verfijnd te vinden in No. 89 en 91,
in het interieur en in het damesportret.
Het blauwe portret van Bendien
(uit 1912) is bekend, in datzelfde
jaar schilderde Sluyters in den
zittenden he?r, zonder hoed, een beter
cubistisch conterfeitsel. Het land
schap bij Renkum doet aan Toorop
denken, de roode maannacht (1911).
No. 99 is een synthetiseerend
vroegwerk. Om de grauwen noem ik
No. 101 't naakt in 't interieur, 103
is een donkere Staphorster familie;
104. Het zelfportret (uit 1924) heeft
een hartstocht, dien Sluyters zelden
grooter gaf. No. 107 is de donkere
danseres, 108 het slapend liggend
naakt, 109 het Interieur met de wieg
(1915?) forsch, zat van kleur, en met
een zelfportret van den schilder er op.
Het stilleven met den dooden haas is
te onrustig (f-luyleri heeft dat meer).
Coquet-sensueel is het naakt op de
sofa (113); zelden juist geprezen is
het naakt met de witte kan. Ik
vermeld de Negerin met de klaprozen,
de dansactie, het roode hemd tegen
't geel; het grauw-lila naakt (119).
Het licht in de badkamer (127) zóó
te kunnen doen leven is een bewijs
van begaafdheid; aardig is het
Zwitsersch meer (133). Uit 1913 zijn de
vrouw in de tub (met de kleuren als
bloemen) en het portret van
Mejuffrouw v. S.; het roode jak alleen
geeft het werk verdiensten ! No. 142
is het eerbied Ir/ portret van zijn
moeder (Sluyters is een goed zoon !)
zeer eigenaardig is het grijze land
schap bij Bergen. Het portret van
den heer Bendien (uit '12) prees ik;
Naakt
ik doe dat bij het stilleven met het
Madonnabeeldje; ik prijs het bekende
Jongenspraatje (164). Wanneer ik nu
nog noem de babyteekeningen en de
vroege schilderijen uit Parijs, dau
heb ik meen ik noch van het bizondere
noch van het goede veel overgeslagen.
En dan is er, zelfs al vindt ge een
laatste periode niet altijd even sterk,
en al treft op ,,de Roman uit 1931?
het laatste? groote schilderij, dat
de figuur in zwart-en-wit gekleed te
smal is op dat schilderij, te smal doet,
ge ziet toch daar ook veel begaafdheid,
en ge weet tevens, dat bij Sluyters nog
bezinning enz. te verwachten is;
ns moet zelfs den hartstochtelijke
zich bezinnen, anders wordt het een
neergang. Sluyters heeft dus reeds
een verleden, nog een toekomst !
* *
*
Maar ik zei u; ik zou nog iets
schrijven over den katalor/us. Ik be
treur, dat deze zoo schamel is uit
gegeven ! Er was nu toch wel gele
genheid dezen katalogus beter aan
zijn doel te doen beantwoorden. Hij
had chronologisch moeten zijn; met
opgave der maten etc; met repro
ducties. Hij had dan ook voor later
zijn nut gehouden; er waren veel
moeiten voorkomen! En hadden des
noods nog andere bizonderheden in
den katalogus kunnen gevoegd wor
den, alleen den schilder bekend en
toch prettig om te weten! Ik betreur
dat zoo iets niet gebeurde. Amsterdam
had dat hooren te bekostigen zoo het
den schilder te bezwaarlijk was. Maar
misschien kan 7.00 iets gebeuren als
herinnering aan deze verkeerd be
titelde tentoonstelling.