Historisch Archief 1877-1940
No. 2848
De Groene Amsterdammer van 2 Januari 1932
15
Stillhalte en Crisis
door C. A. Klaasse
GIDDINGBI
?UYNEKBUPG MUYSl
ISCHILDEDSI
De Still-halteovereenkomst is een zaak die direct
alleen de betrokken banken aangaat, maar toch is
zij -al lang niet meer een zuiver particuliere aange
legenheid'. Van de zijde van de debiteuren is dat
van den aanvang af al niet het geval geweest. De
«redietnemers hebben niet om uitstel gevraagd
omdat zij elk individueel niet tot terugbetaling
in staat waren; integendeel, zij hebben steeds kun
nen volhouden dat zij, mits met de in abnormale
trjden als deze te rechtvaardigen steun van de
«entrale bank, volkomen liquide waren. Het waren
geen dubieuse debiteuren die om betalingsuitstel
vroegen, maar in hun eigen oogen volkomen solva
bele banken, die niet in staat waren hun verplich
tingen na te komen omdat de Reischbank niet de
noodige deviezen kon verschaffen. Het waren niet
individueele Duitsche debiteuren die hun schul
den wilden regelen, maar heel Duitschland was
vastgeloopen.' En het was trouwens alleen maar
aan de toevallige omstandigheden, dat de credieten
niet in Marken luidden, te wijten, dat een opschor
ting van betaling noodig was. Ware de zaak de
zelfde geweest als in. Engeland dan was van in
gebreke blijven der debiteuren geen sprake geweest,
dan was het eveneens een valutavraagstuk
ge"worden, een aangelegenheid dus die uitsluitend de
Reichsbank en de regeering aanging. Maar van den
aanvang af hebben ondanks dit verschil in de situ
atie tusschen Londen en Berlijn waardoor
for:inesl de Duitsche banken wél wanbetaling pleegden
de Duitsche banken de heele aangelegenheid
'beschouwd als min of meer buiten hen om te gaan.
Terwijl de Oostenrijkers bij de onderhandelingen
inzake de Stillhalte-overeenkomst een en al onder
danigheid waren, en zich sierden met het boete
kleed van de schuldbewuste Misswirtschalter",
schaarden de Duitschers zich aan de
conferentie:tafel niet alleen als ebenbürtige maar als
berlegene; the debtor is king !
.?? - * *
*
EO tot op zekere hoogte is het juist dat de kwes
tie der korte credieten in Duitschland veeleer een
verheidsprobleem is dan een vraagstuk van eiken
individueelen debiteur. De Beichsbank zal moeten
bepalen hoeveel deviezen er voor eventueele aflos
sing vrijgegeven kunnen worden. Daarbij moet zij
rekening houden niet alleen met deze credieten,
maar ook met andere buitenlandsche verplichtingen
als rente en aflossing op lange leeningen, en wel
licht ook nog reparatieveiplichtingen. De over
wegingen die voor de nieuwe Stillhalteregeling
gelden, hebben dus al heel weinig meer te maken
met de finantieele positie van de debiteuren, maar
ZÜis tot een vraagstuk van monetair landsbelang
"geworden. Intusschen geldt het niet alleen voor
' Duitschland, dat deze kwestie is uitgedijd tot eene
; van algemeen maatschappelijk belang. Dat geldt
overigens voor de crediteurlanden, al is men
daar over het algemeen nog niet zoover om
dat te realiseeren. Heel leerzaam zijn in dit
verband de besprekingen te Bazel geweest
terzake van Duitschland's betalingscapaciteit
met betrekking tot de reparatieverplichting.
' Voor het eerst is daarbij de aandacht gevestigd op
het universeel economisch belang van het
herstelvraagstuk, ook voor de landen welke bij den oorlog
en zijn liquidatie in het geheel niet betrokken waren.
!Men is daarbij geneigd geweest tot overdrijving,
en heeft de stelling geopperd dat de herstelkwestie
.én van de voornaamste oorzaken van de wereld
crisis is geweest. Dat is schromelijk overdreven;
:de overproductie van graan, suiker, olie, koper
: hebben met de herstelregeling direct noch indirect
:iets te maken, en de crisis zou er zonder reparatie
? betalingen evengoed zijn geweest. Maar toch is ei
.een kern van juistheid in de stelling: de
herstelbetaling dwingt Duitschland om in het buitenland
meer te verkoopen dan het daar koopt, dat
betee.kent voor dat biutenland een goederen-aanbod
waartegenover geen vraag staat, en waar juist het
economisch verkeer er op gebaseerd is dat vraag
en aanbod, productie en consumptie in evenwicht
zijn, dreigt de herstelregeling dat evenwicht te
; verstoren. Van die stelling is iets juist, maar ook
? heel veel minder juist. Om te beginnen zij gecon
stateerd dat tot eind 19Ü9 Duitschland bijna niets
aldus ,,in natura" aan het buitenland heeft betaald;
er werd meer teruggeleend dan op herstelrekening
betaald, de Duitsche handelsbalans was eerder
negatief dan positief. In de beide laatste jaren is
de situatie inmiddels veranderd, toen heeft Duitsch
land wel degelijk aanmerkelijk meer uitgevoerd
dan geïmporteerd. Toch hoeft dat voor de credi
teurlanden" nog geen aanleiding tot een depressie
te zijn. Immers die exportsurplus dienden ter beta
ling van verschuldigde rente op leeningen en van
reparatielasten. Beiden beteekenen inkomen voor
het buitenland; de schatkist van de landen die de
reparatiebetalingen ontvingen werd daarmee ge
vuld, de staatsuitgaven konden daar evenredig
hooger zijn dan de reparatiebetalingen, c.q. de be
lastingen lager. En zoo kan men dus met eenig
recht zeggen dat de consurnptiekracht in de be
trokken landen steeg met het bedrag van
reparatiebetalingen en rente op obligatioleeningen. Zoodat
een importoverschot uit Duitschland, een aanbod
uit dat land ?onder gelijke vraag allerminst pers
een nadeel voor de nijverheid in de betrokken lan
den behoefde te beteekenen. Zoo eenvoudig is de
zaak niet. Maar toch valt liet niet te ontkennen
dat in een periode van economische inzinking elke
factor die dreigt het evenwicht te verstoren dat
betreurenswaardige effect heeft, ook al heeft die
factor zelfcorrigeerende tendenzen in ziel); die
komen in zulk een periode niet tot ontplooiing !
Onder overigens normale omstandigheden zouden
de herstelbetalingen allicht weinig schade hebben
aangericht, de door do betaling zelve verhoogde
consumptieve kracht der crediteurstaten zou liet
meerdere goederenaanbod van de zijde van den
debiteur hebben geabsorbeerd. Maar in dezen tijd
waarin alles stokt, stokte ook dit proces, het geld,
de koopkracht om die meerdere consumptieve
kracht uit te oefenen had geen kans om in het
verkeer te komen, de technische wrijvingsweer
standen konden niet worden overwonnen. En in
dit licht bezien is dus, nadat de crisis reeds was in
getreden, deze verscherpt, geaccentueerd door de
herstelbetalingen, die ausgerechnet op da.t moment
ook effectief betaald werden, nadat zij tevoren
steeds ,,teruggeleend" waren.
In dit verband nu moet men ook de
Stillhaltekwestie zien. Ook dit probleem heeft een universeel
economische beteekenis. Wanneer men overeen
zou komen dat Duitschland een belangrijk deel
dezer schulden moest aflossen dan zou dat opnieuw
een stroom van Duitsche goederen naar de mark
ten der crediteurstaten uitlokken. En voor die
goederen is geen emplooi, d.w.z. dat indien de
Duitsche verkoopers deze toch elders ,,in de markt
forceeren", de plaatselijke nijverheid zijn afzet
evenredig ziet inkrimpen. Dit geldt tot op zekere
hoogte voor de herstelbetalingen, en de daaruit
resulteerende verkoopdrang, maar a fortiori voor
de betaling op Stillhaltecredieten. Want terwijl de
herstelbetalingen zooals gezegd elders de koop
kracht, de consumptiekracht nog verhoogen. indien
dat niet door technische weerstanden wordt voor
komen, bij credietaflossing is dat niet het geval.
Wanneer de banken hun credieten afgelost krijgen,
gaan zij die niet opeten, zij zien even min kans
daarvoor nieuwe c redietnemers te vinden, die de
koopkracht uitoefenen, zoodat het goederenaanbod
waarmee Duitschland ons afbetaalt de inheemscho
productie wel moet verdringen. Dat beteekent dat
elke gulden, elke dollar die aan de
Stillhaltecrediteuren wordt terugbetaald oen evengroot ver
lies betoekent voor de nijverheid in de
crediteurlanden, dat dus de volkshuishouding die credieten
terugbetaald ! Das eben ist der Fluch der bösen
Tat, in dit geval do internationale
credietverleening. Zoolang het getij gunstig voor expansie van
die credieten is. meent de nijverheid in do
credietgevende landen dat de af zot zoo vlot gaat; de koop
kracht die wij uitleenen aan kapitaalarme landen
schept in de credietgevende centra een hoogcon
junctuur. Op elke hoogconjunctuur volgt een baisse
nadat de expansie teneinde is. Die balans nu is de
kiem voor wantrouwen, hot opkomende wantrou
wen doet de credietgeving stopzetten en verstrekte
credieten opvragen. De stopzetting der crediet
geving beteekent al versterking der depressie; do
drang door crediotgevers uitgeoefend tot terug
betaling doet de maat overloopen. Want juist in
zulk een tijdvak beteekent elke terugbetaling van
crediet (economisch) honderd procent verlies voor
hot crediteurland. Feitelijk moosten wij op het
oogenblik onze debiteuren toeroepen: betaal ons
om 's hemelswil niot, want aan credietaflossing
zouden wij krepeeren. De internationale
credietvorloening heeft de crisis modo voorbereid door de
hausse te stimuleeren, on nu dreigt zij door
aflossingsaandrang de crisis nog te verscherpen ook.
Dat is het algemeen economisch belang dat bij het
Stillhalte-vraagstuk betrokken is ! Laten de credi
teuren niot te sterk op spoedige aflossing aan
dringen, want do crediteurlanden betalen die aflos
sing toch zelf ! Het is begrijpelijk dat de banken
in de eerste plaats kijken naar do grooto export
surplus, die Duitschland sedert goruimen tijd
geboekt heeft. Wanneer toch eenmaal die export
aanwezig is, waarom zoudon wij ons uit de daardoor
vrijkomende middelen dan niot laten betalen? Dat
zou juist zijn, wanneer ongeacht at'lossingseischen
dat exportsurplus gehandhaafd bleof. Maar dat
lijkt niot waarschijnlijk de statistieken van de
laatste maand wijzon' daar 'ook al op en de
eischen der crediteuren terzake van de aflossing
zullen zeker invloed hebbon op de handelsbewe
ging !
Een kostbaar bezit
is een doos of tube ,,Zij"-Crême Zij
beFchermt Uw gelaat even afdoende tegen
guur herfstweer of felle winterkou als een
warme bontmantel of betiagelijke pels het
Uw lichaam doef.
Nieuwe Uitgaven
Margreet en Anyelica door Felicie Jehu.
Alkmaar, Gclrr. Kluitman.
Margreet en Angelica zijn de kinderen van een
Hollandschen aristocraat en een Italiaansche
operette-zangeres. Het oudste meisje wordt, na
den vroegtijdigen dood van haar vader, in Holland
opgevoed, Ica", dan nog een baby, blijft in het
Zuiden. Wanneer zij veertien jaar is sterft haar
moeder en de Hollandsche grootmama besluit ook
voor haar verdere opvoeding te zorgen.
Het vlot niet tusschen de vormelijke, beheerschte
vrouw en het warmbloedige kind, tot verdriet der
zachte Margreet, die vruchteloos poogt als be
middelaarster op te treden. Ica verzet zich eerst,
gaat dan kwijnen en wordt pas weer gelukkig,
wanneer de gevierde opera-zanger, haar oom,
haar naar het vaderland terugbrengt.
Het boek voldoet niet, omdat het zonder stijging
is. De opzet doet verwachten, dat begrip zal
komen tusschen Ica en de schijnbaar koele groot
moeder, dat het meisje innerlijk groeien zal. Maar
ze gaat als ze komt en alles blijft bij het oude.
Er zijn teveel van dergelijke meisjesboeken,
waarin niets wordt gezegd. Wanneer vinden
School-idyllen" en .,llet Veulen" hun weerga?
Folicic Jehu heeft een zwak voor vreemde
woorden. Maar het is wreed de schooljeugd, die
toch al zooveel aan 't hoofd heeft voor een probleem
te stollen als ..maidie". Is dat Engelsen Duitsch
of Duitse!) Engolsch?
llenri Piock teekent aardige figuurtjes, maar het
zijn modieuse dametjes en geen schoolkinderen.
JUFL ROGGEVEEN