De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 2 januari pagina 2

2 januari 1932 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 2 Januari 1932 No. 2848 O wee, als de Itolnkruik leeg is! BOLS ELKEN DAU N UI.AAMJE Spreekxaal I>e staking in Twente Mr. A. C. Josephus Jitta schrijft in de Groene van 12 Dec. over het arbeidsconflict in Twenthe. Hij tracht een zoo objectief mogelijk beeld van de geschilpunten te geven, maar verwacht dat elk van beide partijen zijn critiek op de andere partij juist, en. die op de eigen partij onjuist zal noemen. Als secretaris van de twee werkgevers-vereenigingen, die in dit conflict betrokken zijn, zou ik niet gaarne op onpartijdigheid aanspraak willen maken. Maar als zoodanig kan ik Mr. Josephus Jitta de verzekering geven, dat de partij der werk gevers, met onverwachte objectiviteit, zoowel zijn critiek op haar zelf, als die op de arbeiders, onjuist vindt. Mr. Jitta geeft eerst een resumévan wat zich in deze zaak heeft afgespeeld. Hij zegt dat de fabrikanten verklaard hebben dat een loonsverlaging van 10 pCt. noodzakelijk was om alle fabrieken weer op een loonende basis te stellen. Zóó optimistisch hebben de fabrikanten zich niet uitgelaten. Trouwens niemand, die van den toestand der industrie op de hoogte is, zal beweren dat de 31 betrokken ondernemingen met 10 pCt. loonsverlaging ineens weer geld zouden ver dienen, Overigens geeft het resuméden gang van zaken juist weer. Maar nu wil de schrijver, door partijen tot erkenning van hun ernstigste fouten te brengen, aan een op lossing bijdragen. De fout van de arbeiders is, volgens hem, dat een aantal van hen op 30 November iu wilde staking gegaan is en conctractbreuk gepleegd heeft. Hier laat 's schrijvers objectiviteit hem in den steek, en wat wonder? Hij heeft, als secretaris van den Rijksbemiddelaar Ir. H. A. van IJsselsteyn, tallooze besprekingen over het conflict bijgewoond, en hij heeft eenige malen onpartijdige en verstandige voorstellen van den Rijksbemiddelaar door de arbei ders hooren verwerpen. Hij heeft zelf een boekenonderzoek geleid, een rapport er over opgemaakt, n gezien hoe de arbeiders het, als voor hun doel onbruikbaar, terzijde legden. Het zou een subjectieven indruk wekken, wanneer hij de arbeiders verweet dat hun groote fout schuilde in het verwerpen van al die onpartijdige uitspraken. De schrijver kan, omdat hij ex-officio in de zaak betrokken was, zich niet zuiver objectief uiten. Zijn objectieve uitlatingen zouden dan den schijn en niet anders dan den schijn, van sub jectiviteit hebben ! Ik heb over deze fout van de arbeiders, de wilde staking, de contiactbienk, eea zachter oordeel hooien uitspreken. Een oordeel dat weliswaar kwam uit den mond van iemand die partijdig was, maar dan misschien 'toch wel objectiever is dan dat van Mr. Jitta. Ik hoorde een wever, die zich Maandag aan contractbreuk schuldig maakte, tegen een anderen arbeider zeggen: Onze organisaties hebt 'n wekker op 'ewonden tot hee nich wieder kon, en do hee of wol loopen zeden ze, dat dof nich." Nu wat betreft de niet minder ernstige fout, die Mr. Josephus Jitta aan de fabrikanten toeschrijft. Volgens hem zouden de fabrikanten, wanneer zij tengevolge van de crisis een loonsverlaging van lopCt. noodzakelijk hadden geacht, met dat voor nemen aanstonds voor den dag hebben moeten komen. Op 4 November, 12 dagen voor er in Twenthe eenige staking is uitgebroken, riep de Rijksbemidde laar partijen in het Raadhuis te Enschede bijeen, om te praten over de conflicten die vanwege den eisch_tot loonsverhooging bij Jannink en vanwege de eerste oonsverlaging van 5 pCt. bij andere ondernemingen, dreigden. Van werkgeverszijde werd hier medegedeeld waarom men loonsverlaging noodzakelijk achtte en bereid was er voor te vechten, en waarom men a fortiori bereid was tegen de geeischte loonsverhooging bij Jannink te vechten. De werkgevers besloten hun betoog met de volgende woorden: De toestand is nu zoo ver gekomen, dat ook die weinige zaken die nog 48 uren met volle bezetting draaien, op de nominatie staan om short-time te gaan werken. Toch hebben de Enschedesche en de , .Twentsch-Geldersche Fabrikanten-Vereeniging, met het oog op den komenden winter, het kleinste offer van de arbeiders gevraagd, dat ze vragen konden. 5 pCt. Willen de arbeiders dit offer niet brengen, willen ze niet inzien dat het beter is allemaal iets minder te verdienen, dan dat een klein gedeelte zijn te hooge loonen houdt, en een groot gedeelte niets verdient, dan moeten zij zich tegen deze hoogst gematigde loonsverlaging, die hun levenspeil hoegenaamd niet aantast, verzetten, en er een conflict om uitlokken. Wij waarschuwen hen vooruit, dat wij van een klein conflict een groot conflict zullen moeten maken, onverschillig dus of men in een kleine of in een groote onderneming gaat staken; dat wij, moet er dan toch strijd komen, een loonsverlaging uit dien strijd zullen trachten te krijgen die niet tot 5 pCt. beperkt blijft, maar die voldoende zal zijn om al de betrokken ondernemingen weer op een rendabele basis te brengen. En wij waarschuwen hen tenslotte dat, hoe die strijd dan ook zal uitvallen, een nederlaag geleden zal worden door een groot deel van onze arbeiders, samen met een aantal ondernemingen; omdat loonsverlaging op het oogenblik niet meer een wensch is van de werkgevers, maar een economische noodzakelijkheid, een onaf wendbaarheid, die, ook buiten werkgevers en werk,,nemers m, zich zal moeten voltrekken. Gaat dit proces met conflicten gepaard, dan wordt het daarom niet minder onafwendbaar, maar onze ontredderde industrie zal er alleen nog wat meer door ontredderd worden." Geen van beide partijen heeft op dat moment dit betoog beschouwd als een detail dat verder in het ver volg dood gezwegen kon worden. Integendeel, van arbeiderszijde heeft men afschriften ervan gevraagd, en deze afschriften zijn vanwege den Rijksbemiddelaar vervaardigd en aan de vakbonden ter hand gesteld. Enkele dagen daarna was de waarschuwing van de werkgevers in extenso in alle groote bladen en in de kleine die zich voor deze zaak interesserden, te vinden. Uit het verwijt van Mr. Josephus Jitta tegen de werk gevers zou men opmaken dat er door de fabrikanten nooit iets van dien aard gezegd is. Mr. Jitta schrijft in den aanvang van zijn betoog: de fabrikanten en de arbeiders zijn natuurlijk niet onpartijdig, maar zij kennen althans de details van de geschilpunten". Hijzelf rekent de bovenaangehaalde waarschuwing blijkbaar ook onder die details. Maar ik meen dat de niet-bevooroordeelde lezer toch wel een anderen indruk over de juistheid van Mr. Jitta's verwijt zal krijgen, wanneer dit detail", zooals nu gebeurt, vanuit den duisteren achtergrond te voorschijn is gehaald in het volle licht dat het verdient, en waarin het lang voor de conflicten uitbraken, wel degelijk stond. A. C. VAN ECK Obiectivietit is een relatief begrip. Ik geef den heer van Eek de volle maat door zijn geheele stuk op te nemen, mede uit sympathie, omdat hij niet alleen de fabrikanten, maar ook de arbeiders tegen mijn onjuiste critiek verdedigt. Met het volgende commentaar kan ik vo}sta,'ï?ï. Wat zijn verdediging van de arbeiders betreft, ver liest Mr. van Eek uit het oog, dat niemand gebonden is een advies te volgen, maar dat elkeen aan een door hem gesloten contract gebonden is. De tweede loonsverlaging van 5 pCt. was ongetwij feld juridisch geoorloofd, misschien zelfs economisch verantwoord, maar het was een groote tactische fout. Die verlaging droeg het karakter van een straf voor een misdrijf, waarvoor het overgroote deel van hen, die er door getroffen werden, niet verantwoordelijk was. A. C. JOSEVHUS JITTA fjoonstrijd In het artikel Loonstrijd" van den heer Klaasse in het vorige nummer, worden de heeren Ford en van Gijn voorgesteld als de dragers van tegen gestelde meeningen, ten aanzien van het loonvraagstuk. Van Gijn als tegenstandei', Ford als voorstander van een hoog loonpeil als genees middel in den wereldcrisis. Niet vermeld wordt echter dat onlangs Ford aankondigde over te gaan tot een loonsverlaging zijner arbeiders van 7 tot 6 dollar, of met pl.m. 15 pCt. Ford's theorie wordt hier dus verloochend door Ford zelf. Deze inkonsekwentie heeft den heer KI. ver moedelijk voor den geest gezweefd, toen hij ge waagde van kindsche" immers eenzijdige theoriën, die met elkaar slaags gaan. Een strijd, waai bij de tegenstander zich praktisch schaart aan de zijde van zijn vijand, lijkt al zeer weinig op een strijd, meer op Don Quichoterie. De theorie-van Oijn blijkt hier te zijn: ,,plus fort que Ford". D. Hoe anderen ons zien.... Mijne Heercn, Veroorloof mij ernstig te protesteeren tegen uw Kerstnummer 3931. In dezen tijd van crisis* en werkloosheid een dergelijk onderwerp te kiezen voor een nummer dat wijding moet geven aan een van onze meest Christelijke hoogdagen, getuigt van slecht inzicht in het wereldgebeuren en geeft een slecht voorbeeld van versobering, waarin wij in de eerste plaats den arbeidersstand moeten voorgaan. Hoogachtend, P. J. VAN D. Zeer yeachte Heer van D. De redactie dankt u zeer voor uw openhartige opmerkingen in zake ons nummer van ] 9 December j.l., getiteld Almanak 1932. Met dezen titel be doelde de redactie echter allerminst zich te ontdoen van de verantwoordelijkheid voor het publiceeren van een extra nummer, dat met het oog op de feestdagen gewijd was aan ,,het goede leven". Wij hebben juist het goede leven willen geden ken, en waarom ook niet? Uw brief, evenals een brief van den heer Kr. te Overveen en van Mr. II. G. te 's-Gravenhage, kan ons niet overtuigen van de stelling: dat hetzij de Groene, hetzij iemand voor zich persoonlijk der gemeenschap een dienst zou kunnen bewijzen door juist in deze tijden zich van het goede der aarde g f te wenden en met benepenheid en zwartgallig pessimisme de ellende eigenlijk te helpen vergrooten door zijn aandeel als consument te verkleinen, in plaats van zijn rechtmatige aanspraken den vrijen teugel te laten en zoodoende naast een kleine prikkeling der sociale consumptie, een sprank van hoop te doen opleven in de heele keten van menschen, die opnieuw in arbeid worden gebracht om aan zijn verlangen te voldoen. Weisprei ender dan de geachte briefsehrij\'tT en zijn collegas, heeft een abonno zijn afkeer en zijn vergissing tot uiting gebracht door op waarlijk kunstige wijze ons zijn almanakimmmer ter beschikking te stellen, voorzien van opgeplakte uitknipsels, alle de meest pessimistische pers berichten behel/ende. De disch des overvloed» wordt getooid met een afbeelding van werklooze arbeiders, verdere afbeeldingen en artikelen werden voorzien van ,,rake" opschriften betreffende de economische misère. Des plakkers eloquentie raakte uitgeput bij den titel ,,De boeren hongeren". geplakt dwars over een culinaire bespreking. En geen wonder, dat onze onbewuste medewerker hier aan het eind kwam van zijn latijn. Immers. ware de consumptie grooter, genoemde landbouwei zou niet gedwongen zijn zijn kar met kool aan den wallekant om to kippen om zich nog de kosten va,n opslag en transport, te talftnên ltespai>cn. Neen, met een economische orde, waarin uit louter overproductie, de producent gedwongen is zijn waren te vernietigen, mag men geen vrede hebben. Maar laten wij met ons zelven beginnen en niet zwartgalligheid en zelfbeperking gaan beoefenen als een deugd, waar het sociaal gesproken zeker een ondeugd is even groot als zwelgen ten koste van. andermans nood en op overdadige wijze. Genieten naar oordeel des onderscheids, dat was de duidelijke leuze, voor ieder die het gewraakte nummer ook met oordeel des onderscheids las. en bekeek. De eerste bladzijden zeiden dit duidelijk: ,,Kr blijft veel om over te klagen en te tobben. Maar meer is er om dankbaar voor te zijn en hoop vol vooruit te zien. Uit verlies winst." En met deze bespiegeling gunnen wij den stana" d ion u voor wilt gaan, evengoed als onszelven, zijn zure haring. En evengoed, hem, die dit te apprecieeren w'eet. alle uiteenloopende zaken, waarover op de volgende bladzijden van het Almanak-nummer werd uitgewijd. REDACTIE GARDE-MEUBLES DEN HAAG BATENBURG & FOLMER HU M OEN SP ARK 22, TEL. HO3O BI 11D ka Tarlavcn-Varzorglng O «ra n tl o

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl