Historisch Archief 1877-1940
IMo. 2848
De Groene Amsterdammer van 2 Januari 1932
Huwelijksgeluk
Nederlandsche Munt
Holland's beste 1O cents sigaar
Volgens mijn bescheiden meening (ik ben nog
te kort getrouwd om uit een huwelijks-ervaring
van eenige tientallen jaren te kunnen spreken),
zijn de eerste twee a drie jaar van het huwelijk
de moeilijkste en ook de meest beslissende.
In die periode leeren twee gewoonlijk geheel ver
schillend opgevoede menschen elkaar begrijpen,
"waardeeren en vergeven of juist het tegen
overgestelde, in welk laatste geval het huwelijk
dan ook finaal mislukt. Als eerste vereischte om
in het huwelijk geluk t* vinden, is m.i. dan ook
noodig, dat zoowel man als vrouw een duidelijk,
goed omschreven levensbegrip hebben, en elkaar
niet irriteeren door stekeligheden of plagerijen,
die al spoedig het respect voor elkander verloren
<loeii gaan.
Ook geloof ik, dat de macht om het huwelijk
gelukkig te doen zijn, zeker voor twee derde in
handen va,n de vrouw ligt.
Zij toch schept het home" en er is niets, wat
man en vrouw zoo sterk aan elkander bindt, als
«en gezellig vriendelijk thuis, waar ieder voorwerp
iets individueels heeft, omdat het doortrokken is
van de sfeer,die van een prettige, goed gehumeurde
vrouw uitgaat. Dat die vrouw tevens in alle huis
houdelijke zaken bepaald uit moet blinken",
hen ik met Mevr. Oosterwijk?Onderwaater
voliomen oneens. Een vrouw, die huishoudelijk
vrijwel volmaakt" is, kan, zooals ik van zeer
nabij weet, dikwijls een koele, ongezellige, hoe
wel ongetwijfeld zeer ordelijke atmosfeer scheppen,
en ondanks haar onvolprezen huishoudelijke ta
lenten, man en kinderen geestelijk verwaarloozen.
X)aarentegen kan een middelmatige huisvrouw"
heel dikwijls een uitstekende echtgenoote en moeder
zijn, ook al is zij absoluut niet ingewijd in de fi
nesses van ramen zeemen, machinestoppen etc. Het
gaat er hier ook al weer om, wat de man in kwestie
verlangt. Er zijn bijv. mannen die beslist een
zekere charme of esprit in een vrouw verlangen,
wil zij hem blijvend bekoren, anderen daarentegen
z|jn met een eenvoudig degelijk huisvrouwtje
voltomen tevreden. Een zuiver individueele kwestie.
Eén van de grootste gevaren van het huwelijks
geluk is wel de, gelukkig tegenwoordig meer en
meer verdwijnende verwachting van sommige
vrouwen en meisjes, dat de man ook in het huwelijk
de romantische minnaar zal blijven, die hij zich
vóór dien tijd meestal toonde. Vrouwen, die z.g.
,,ontgoocheld" zijn in het huwelijk, zijn gewoonlijk
sterk-idealistische naturen, die nog altijd aan de
,,rozengeur en maneschijn-idylle" gelooven, en maar
al te spoedig bemerken, dat hun zoo lang ver
wachte romantiek tenslotte neerkomt op kopjes
"wasschen, sokken stoppen, etc. en dat al deze
nuchtere bezigheden alleen maar dragelijk zijn,
.als men ze beziet van het standpunt, dat men
nuttig en noodig is voor elkaar, en elkanders leven
veraangenaamt. Daar staat tegenover, dat nog te
weinig mannen beseffen, hoe een kleine attentie,
h.v. wat bloemen, odeur of bonbons, een enkele
HOOFDMAGAZIJN
DEN HAAG
OPRUIMING
14 EN 15 JANUARI
"AMPER
£ ZONEN
maal als verrassing eens meegebracht, een oase
kunnen zijn in het vaak neerdrukkende leven vol
huishoudelijke beslommeringen eener werkelijk
zorgzame vrouw. Dergelijke kleinigheden ver
sterken de waardeering voor elkaar, en maken
den huwelijksband hechter.
Dat of de man, of de vrouw in het huwelijk
domineert, vind ik niet de ideale opvatting.
Liefde" in den zin zooals die in de
ouderwetsche romans aan ons opgedischt werd, behoort
reeds lang tot de sprookjes. In werkelijkheid
komt het begrip liefde" slechts neer op het be
grijpen en waardeeren van anderer persoonlijk
heid, en de blinde, slaafsche aanbidding is een
aftandsch product uit den tijd der valsche roman
tiek. Vat men het huwelijk dus op als een verbond
van twee verstandige goedwillende menschen,
die elkanders sympathieën en opvattingen zooveel
nogelijk trachten te deelen, dan is er geen sprake
van leiderschap", maar zullen er ook, daar ieder
voor zich weet wat hij wil, geen kleinzielige ver
wikkelingen komen, die de kern van het huwelijk
aantasten.
Nog n factor lijkt mij van groot belang n.l.
dat man en vrouw hun uiterlijk altijd zoo goed
mogelijk verzorgen, natuurlijk zonder in dwaze
uitersten te vervallen. Maar een vrouw, die zich
slordig en ongcsoigneerd aan haar echtgenoot
vertoont, heelt haar huwelijksgeluk al half ver
speeld, ook al ziet zij er op andere tijden ook uit
om door een ringetje te halen. Voor den man gelden
dezelfde voorschriften - een ongeschoren,
ongewasschen man-wezen", dat in pyjama op pan
toffels Zondagsmorgens van z'n ochtendblad ge
niet, kan een fijngevoelige vrouw werkelijk met
afkeer vervullen, zonder dat de stakker daar
misschien eenig besef van heeft.
Resumeerende, zou ik tot het besluit komen,
dat zorg voor elkander, voor den gezinsband, en
last not least zorg voor zichzelf een voort
durende, sterke, gezonde sfeer scheppen, die het
huwelijksleven ten goede: komt.
ANDREA VAN DER MEULEN?KOOMANS
De gestelde vragen zijn in hare algemeenheid
niet wel vatbaar voor eene beknopte beant
woording. Immers de nuances in de karakter
eigenschappen van menschenparen zijn zoo einde
loos verschillend dat het dwaas zou zijn slechts
twee mogelijkheden aan te nemen. Toch gaat het
onderwerp der gedachtenwisseling mij keer ter
harte en wil ik er ook graag mijne meening over
geven. Vooraf zij gezegd, dat ik het geheel eens
ben met Dr. v. d. V. omtrent de voorwaarden die
aanwezig moeten zijn om te komen tot een vol
komen (gelukkig) huwelijk. Alle machtsvertoon
van den man acht ik uit den booze en ieder slaafs
gehoorzamen staat tot het bereiken van eene
gelukkige samenleving in den weg. Daarmede is
voor mij het eerste gedeelte van de ter tafel
gebrachte vraag afgedaan.
Jn 't algemeen zal de vroviw, zelfs al is ze nog
zoo flink en ontwikkeld, gaarne in den mandengene
zien, tot wien ze kan komen om raad en steun en
die neiging zal duurzaam zijn als ze overtuigd
raakt (liever nog als ze het vóór het trouwen al
is) dat hij haar meerdere is. Dat gevoel is een
integreerend deel van haar geluk en geeft haar
rust. Zich innerlijk wat klein te weten tegenover
hem is haar lief en maakt haar trots uit.
Dat bij dezen toestand groote eischen worden
gesteld aan de karakters der partners, is wel van
zelf sprekend. Het mag geen blind vertrouwen
zijn, het moet berusten op ondervinding. De vrouw
moet inderdaad haar leven met het volste ver
trouwen aan haar man kunnen overgeven, wetende
dat zij op zijn grootere kracht en op zijn verant
woordelijkheidsgevoel kan rekenen, /ij behoeft
daarbij niets van hare zelfstandigheid in te boeten,
integendeel ze kan als eene geheel gelijk berechtigde
persoonlijkheid naast hem leven zoowel in de
maatschappij als iri haar huis. Intusschen neem ik
dan aan dat de vrouw ook geheel berekend is voor
haar taak in het gemeenschappelijk leven.
Neemt de vrouw daarbij de lossen van Dr.
v. d. V. ter harte op sexueel gebied (vooral bijtijds)
en beschouwt zij deze zijde van het huwelijk niet
als quantiténégligeable, maar sis een zeer voor
naam bestanddeel daarvan, dan is het volkomen
huwelijk daar.
Mevr. K.
Alhoewel ik geen schrijfster of ontwikkelde
vrouw ben, maar een doodgewone huisvrouw en
moeder, zelfs grootmoeder, kom ik toch in de ver
leiding ook mijn meening uit te spreken in deze
door u gevoerde correspondentie in de Groene".
Een antwoord op de vragen, gesteld door Dr.
v. d. Velde, geef ik niet, omreden deze vragen
niet te beantwoorden zijn.
Als het zoo gemakkelijk was een huwelijk in regels
vast te leggen: een manmoet zóó zijn," en de
vrouw moet zóó zijn," dan was hetheusch niet moei
lijk het leven te leven, maar aangezien elk mensch
een individu is, en dus alles individueel, daarom
geldt ook voor de n voor goed, wat voor de ander
absoluut fout is. Al hebben twee menschen elkaar
gevonden, die bij elkaar passen, dan zal toch in
den loop der huwelijksjaren de sterke den meesten
invloed krijgen, hetzij geestelijk of op ander
gebied, naar aanleg van het individu; dat groeit
vanzelf en is niet tegen te houden, dus ook niet
vast te leggen, vóór of in het huwelijk.
Een andere vraag is, waarom dit gevaarlijk ter
rein zoo uit te pluizen, waarom de oogen te openen
van zoovelon, die nu onbewust in huwelijkstrouw
en plicht leven, zonder er zoo diep in door te
denken, want alles te weten maakt lang niet
altijd gelukkig.
Ik zou het niet erg vinden, als al die
diepdenkende en uitpluizerige menschen geen gezin zouden
hebben, maar men mag toch veronderstellen, dat
de meeste gehuwden wel kinderen hebben, die
dan toch vaak de dupe worden van het onheil,
dat gesticht wordt door al zulke zoogenaamde
wetenschap.
Het is al zoo'n vervelende tijd met al die misère,
men wordt telkens opgeschrikt door nare dingen,
dus stopt u deze correspondentie maar en geeft
u wat gemakkelijker op te lossen raadseltjes.
C. KEG?LIND
Nieuwe Uitgaven
Groei, Gedachten over opvoediny uit vroeyer
eeuwen, onder redactie van J. Riemens
Reurslug. Deel II (Kemink en Zoon, Over
den Dom, Utrecht, z. j.)
Dit tweede deel van het indertijd hier reeds be
sproken werk bevat een dozijn oorspronkelijke
vertoogen van verschillende schrijvers uit het verleden,
te beginnen niet een brokstuk uit Plato's Protagoras
en besluitend met Friedrich FröbePs Principes,
doel en innerlijk leven van de algemeene Duitsche
opvoedingsinrichting te Keilhau.
Behalve door Plato is de oudheid vertegenwoor
digd door Aristoteles en Plutarchus. Dan volgt
een verhandeling van Erasmus, welke tot nog toe
niet in het Nederlandsen was vertaald; voorts
fragmenten uit de bekende geschriften van
Montaigne, Comenius, Locke, De la Salie, Rousseau,
Salzmann en Pestalo/zi.
Dit alles wordt gegeven onverkort, zonder
hinderlijk commentaar" en in vertalingen van
bevoegde hand, welke er voor gezorgd heeft, dat
ook de stijl van het origineel in de vertaling tot
zijn recht kwam".
Aldus is inderdaad een werk tot stand gekomen,
dat een welkome aanvulling zal zijn voor de
paedagogische boekenkast.
H. G. C.