Historisch Archief 1877-1940
VREEMI
Ph. C. Visser's Door de
Székely?Lulof's
Mevrouw Visser op een yak, bij den Sanju-pas
M. H. Székely-tulofs: Rubber l)
Boven alle koloniale romans in het
Nederlandsch, die ik ken, munt dit
debuut van mevrouw Székely-Lulofs
uit, door de rustige objectiviteit
waarmede de toestanden en gebeurte
nissen uit het plantersleven van Deli
geteekend worden. Bij dergelijke wer
ken vindt men meestal of een zekere
exaltatie en vergoding van al het
vreemde en buitennissige, of een
sentimenteele geheimzinnigd oenerij, óf
een aanklacht tegen blank of bruin.
De schrijfster van Rubber" laat
ons omtrent al deze dingen even wijs
als wij van te voren waren. Aan het
slot van haar boek vraagt men zich
af: had het daar ginds ooit anders
kunnen loopen dan het geloopen is?
Groote wetten regeeren al die ge
beurtenissen; wetten wier reden en
oorzaak ons gewone stervelingen niet
aan den neus gehangen wordt. Die
blanken handelen dom omdat ze niet
anders kunnen.. . . die bruinen óók
dom omdat ze niet anders kunnen.
Blinde bedelaars zijn de menschen
overal ter wereld, en misschien is het
daarom maar het beste een beetje
te lachen om de goede dingen, een
beetje de schouders op te halen om
de slechte, en stilletjes zijn weg te
gaan....
Wel, het is een verdienste, wanneer
een boek de problemen zóó weet voor
te stellen dat ze axioma's blijken;
het bewijst dat de auteur ergens een
superieur standpunt" heeft weten
in te nemen. En het is het speciale
voorrecht van den kunstenaar om
van zoo hoog, zoo dicht bij de
troon des Scheppers heet het,
op de warrelende wereld neer te zien.
Zelden vindt men een dergelijke
objectiviteit in vrouwen-romans. Zij
werd hier een groote verrassing, even
groot als die, te ontdekken dat me
vrouw Szekely-Lulofs een uitgespro
ken talent bezit voor het schilderen
van groote groepen menschen. Men
behoeft het eene genre niet hooger
te stellen dan het andere om zich toch
te verheugen over het feit dat er bij
de nieuwe phalanx der schrijfsters
tenminste n is, die zich minder
bekommert om karakterteekening,
en meer om de oude, te zeer verwaar
loosde kunst van Balzac: zakelijke
situaties, geleidelijke zeden-verande
ringen te dramatiseeren en aanschou
welijk te maken.
Onlangs heeft prof. Gerard Brom
een feitenrijk boek gewijd aan Java
in onze kunst". En de slechte stijl
waarmede hij vele welgekozen citaten
tot een leerzaam geheel verbindt, belet
den lezer niet verwonderd te staan over
het weinig goede dat Nederlandsche
letterkunde blijkens zijn opsomming
aan de Oost gewijd heeft. Met een
woordvoerdster als de schrijfster van
Rubber" zal het Sumatra stellig
beter vergaan dan Java. Dit boeiend
werk als romankunst mijlen ver te
stellen boven de koloniale literatuur
van Augusta de Wit, is slechts een
twijfelachtige lof; maar het is zeker
ook een van de beste romans uit den
laatsten tijd, gewijd aan het zaken
en industrie-leven.
Door de afwezigheid van alle lyriek
ten bate van een zeer zakelijke en
treffende beschrijvingskunst, is deze
roman in hooge mate oriê'nteerend.
De schrijfster bedient zich niet van
de foefjes waarmede men hier
uittenOude afstand-toren in Chineesch Turkestan
treure locale kleur" probeert te
fabriceeren. De inlanders praten
gelukkig behoorlijk Hollandsen,
en met toewan" en ..soedah"
is het grootste deel van de
uitheemsche sambal uitgeput, waar
mede dit proza gekruid wordt.
Het heeft die kunstmatige prik
kel niet noodig. Op een lichte,
bijna feuilletonistische manier
worden ons tientallen van scherpe en
frappante kijkjes vergund op het leven
van de planters, van de vele verschillende
soorten van blanken. De groote winst is,
dat het hier niet meer gaat om Ik en
Indië" (zooals het sedert Multatuli met
een tiental variaties gebleven is), maar
om de wijze waarop verschillende
menschen-typen op Indiëreageeren en zelf in
de nieuwe omgeving vervormd worden.
Men is niet meer geïnteresseerd door
het vreemde milieu, doch door de reac
ties van de menschen op dat milieu. En
juist door de tienvoudige, verschillende
reacties leert men den achtergrond het
beste kennen.
Hieraan ontleent dit boek zijn lite
raire waarde. Ik geloof dat het ernaast
nog een documentaire beteekenis heeft,
omdat het een eigenaardige botsing van
blanke rassen op vreemd territorium
laat zien. Sedert Nicolaus de G raaf f
in zijn Oost-Indise spiegel" uit den
jare 1703 een zoo kleurige schildering
heeft gegeven van De rijke en over
dadige levens wijze der Hollanders in
Indien, en voornamelijk die der vrou
wen", is er heel wat veranderd. In Deli
is de Amerikaansche invasie gekomen.
die het leven der Nederlanders een
kwart slag heeft omgezet. De blanke
kolonie is losser" geworden, en hoe dat
gegaan is wordt uitmuntend aangetoond
in Rubber."
Men kan door zijn temperament en zijn
overtuigingen genoopt worden om al
wat in deze roman ter sprake gebracht
wordt, zelf partijdig te beschouwen. Ik per
soonlijk zie nu eenmaal achter een
rubberonderneming een wereldmarkt, die op
een bepaalde wijze naties prest tot
koloniseeren. tot het onder do duim
houden" van menschen die ondanks alles
evenveel recht als anderen op
volstrekte vrijheid hebben. En
de mentaliteit van Ehreriburg's
10 P.K." is mij lief. Maar men
kan een zoo volstrekte onpartij
digheid als in Rubber" werd
betracht respecteeren, wetende
dat het niet de wezenlijke taak
der kunst is problemen op te
lossen, propaganda te voeren of
wantoestanden te hekelen. Echter
geloof ik dat een dergelijke
olympische gestelteriis bij een
oprecht kunstenaar in dezen tijd
niet duurzaam kan zijn, of zal
moeten voeren tot bloedarmoede
en verslapping.
De schrijfster, die zooveel ro
mantalent toonde in Rubber",
is aan zichzelf en aan ons iet s
schuldig: een arbeid in stijgende
lijn. waarbij zij vanzelf de vlakte
van haar ironische rust zal moeten
verlaten voor gevaarlijker ge
bieden. Want het hoort wel zeer
tot het wezen van de kunst,
dat deze veel. ja x.iehzelve
avonBoekbespreking
tuurt, om belangen welke ons nog
dieper ingeworteld zijn dan de schoon
heid.
De eerste boomet
Ph. C. A'iswer: l»ooi- «Ie
bers;woestijm'n van AziëJii
De wijze Balzac heeft het ergens
over het proza ..dat wreedaardig
liooge eischen .stelt aan hen, die
gewend zijn liunne gedachten in alex
andrijnen uit te drukken," Wanneer
men nu een ontdekkingsreiziger ont
moet, die behalve aan de wreed
aardig hooge eischen die een expeditie
in centraal-Aziëstelt, ook aan de
eischen van het Xederlandsche proza
op meer dan gewone wijze voldoet,
moet men hem dan niet op bizondere
wijze daarvoor eereii? Ofschoon de
lieer l'h. C. Visser zeker geen literaire
aspiraties zal koesteren (zulk een
laagvlakte moet weinig aanlokkelijks
hebben voor den uitmuntenden berg
beklimmer), is liet eeu apart genoegen
om voor hem'een kleine eere-tribunete