Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 9 Januari 1932
13
Dramatische kroniek
door Henrik Scholte
Maya" l»ij Verkade
Achter het gore bed in het kamertje onder den
zevenden rooderi lantaarn, waar Maya huist als
«en-uit-velen, had Verkade met kinderlijke dui
delijkheid een pikzwarte hand laten schilderen.
Argelooze bezoekers verwonderden zich den
heelen avond waar het met dat zonderling mene-tekel
op uit moest loopen: een samenzwering van de
Zwarte Hand, een teeken van bijgeloof, dat met de
prostitutie hand in hand pleegt te gaan? Zoo
weinig doorwerkt was de regie van deze voorstel
ling, zoo vaag kwam de ware beteekenis en de
kracht van Sinion Gantillon's drama naar voren,
dat een dik-opgeklodderd detail in de
mise-enscène voldoende was om er vermoedens over een
moordhistorie aan vast te knoopen. Bij Gaston
Baty's ensceneering moet er, ja inderdaad, ook wel
zoo'n hand op den muur gestaan hebben, een smoe
zelige afdruk van een driehoekje handpalm op
een half verganen muur. Zoo'n handafdruk, die
men aanwezig wist ook zonder ernaar te kijken,
alleen maar omdat de sfeer van de vertooning
die extra vlek op den muur vanzelf suggereerde.
Die sfeer was er in de Hollandsche vertooning
niet. Er werd goed gespeeld, door enkele acteurs.
Maar er was een regie, die zich blijkbaar om niet
veel anders bekommerd had dan om zoo goed en
zoo kwaad als het ging, het stuk achter een hoofdrol
om over het voetlicht te jagen. Daardoor kreeg
men een hoofdrol van Nel Stants,met goede mo
menten, vooral wanneer zij goede tegenspelers had,
een hoofdrol, die uiterlijk inderdaad ideaal was
voor haar rol (idealer misschien dan het kleine,
harde en felle figuurtje van Marguerithe Jamois).
Maar die tekort schoot in de groote, inderdaad
moeilijke kans, die deze rol biedt: de ,,desincar
natie" van de publieke vrouw, een zich onttrekken
aan de werkelijkheid en de persoonlijkheid en te
worden een lijdzaam ideaal voor wat elke wille
keurige zeeman, die de eerste twee stappen op
de vaste kaai van de Marseillaansche (of andere)
haven heeft gedaan, van haar makeiv wil: Maya,
vriendin der leugens, zuster der begeerte, incarnatie
der op zee belegen geworden illusies. Maya is niet,
wat Nel Stants tenslotte speelde: de glorificatie
van een vrouw van verdachte zeden, het sentimen
teel goed-praten en bijna nobel maken van haar
trieste menschenplichten, waardoor tenslotte toch
weer het sexueele element op den voorgrond komt.
Het automatische heeft echter juist al het heroïsche
aan deze figuur ontnomen, zij is niet anders dan
aen levende doode, ,,matière plastique", van het
verlangen van den man. Zich voortdurend naar
zijn behoeften incarneerend, heeft zij zichzelf
,,ontzelvigd". Niet eens de weg terug", de
burgerkleeding", waarin zij het stigma van haar beroep
althans voor n vrije middag" (de begrafenis
van haar elders groot gebracht kind!) zou kunnen
verloochenen, is voor haar meer weggelegd. Voor
den Italiaanschen tolk is zij de theatrale min
nares, bij ontstentenis van het origineel zijner
opgehitste gedachten: de minzieke ^ignora
Marchesa van het sloependek. Voor den zachten, blon
den Noor is zij de zuster, even met een gebaar
van hopelooze vermoeidheid spelend met de
pop, die hij voor zijn eigen zusje heeft gekocht.
De sentimenteele, roetzwarte kolentremmer snikt
in haar schoot, terwijl ze uit de macht der gewoonte
voor deze pathologische gevallen", zijn haren
streelt en intusschen over zijn schokkende rug heen
een buurpraatje houdt met die van Nummer 13.
Voor den cholerischen boer uit de druivengaarden
van Montpellier, met zijn kop vol over Fanny en
het oogstfeest van toen", is zij Fanny. Misschien
was zij het werkelijk, misschien niet, wat doet
het er toe ? Als het haar teveel wordt, zet zij hem
buiten de deur en als wie volgt" een
vuilbekkende Arabische kleedjeskoopman is.... a la guerre
comme a la guerre. Ieder ziet in haar, trieste,
svelte, bijna gestaltelooze verschijning, wat hij wil
zien, en elle au moyen d'elle, a travers elle ou
naalgréelle." Tenslotte is dit bijna afgestorven
overgaan van werkelijkheid tot illusie zoo ver
voltooid, dat het stuk rijp is voor het tafereel,
waar het min of meer om geschreven is: de Hindoe
en de guitaarspeler, die op haar wachten. . . .
Sans elle". Zonder haar toovert deze Hindoe, die
ook maar een arme slokker is maar de gave van
den fakir heeft om in den klank van het woord
den weerglans eener goddelijke werkelijkheid te
leggen, haar m tot het mystiek symbool van haar
beroep: n voor allen, voor allen n. Plus vrai
que la vérité" liegt deze dagdroomer haar bijeen.
Zijn stem droomt, een kleine witte figuur met
brandende oogen. Van het begin van zijn verhaal
af beginnen zijn vuisten zachtjes op de leege tafel
te drummen: dung-dada-dung-dung. . . . dung-dada
-dung. De kleine guitarist, ademloos aan zijn voeten
speelt Kio-JJights" en Delila" en llindoustari".
Zijn fantasie is du cinéma", zijn woorden mengen
zich tot den cocktail, die zijn handen shaken alsof
hij nog achter de bar van de kajuit stond.
En in een extase van zelfopwinding zingt hij haar,
de afwezige, tenslotte los in. verzen: Aux Indes,
son nom tait Maya. . . . Quelques fois <ja vent dire:
Marie. ... et d'autres fois: Mère-du-Désir. ... et
Soeur-du-Mensonge. ..." Dan, alweer du cin
ma", droom en alledag in deze even trieste als won
derlijke zeemansbuurt, oproer in de straat, een hei
bel om een vrouw en een bedrogen klant. Maya
geïncarneerd verschijnt aan haar eigen deur: doe
open. De vrouw die nooit vragen mag, vraagt en
wordt hetstorende incident in den droom over haar
zelf: zoo dikwijls als Maya zich wil realiseeren,
wordt zij geweigerd. De Hindoe schiet, kreten en
een politiefluitje, en dan weer stil. Het gaat niet
om de lijfelijke vrouw van Nummer 7, die niet
meer bestaat, het gaat om het behoud van haar
onwerkelijk geworden allemansgeldigheid. En de
Hindoe voltooit het stuk in een hymne, die Habib
Benglia, de zanger en de jazzdrummer, destijds
in een volkomen trance spoelde: Vois son visage
pareil au lotus, ses seins dressés comme les pies". .
Tot deze scène, clou en climax, moet de ..gede
naturaliseerde" rol van Maya, moet ook het heele
stuk, dat voor het overige slechts een beschreven
dramatische situatie, allerminst een conflict geeft.
opgevoerd worden. Het is deze rol van den I [indoe,
die tenslotte de sfeer van het stuk duidt en de
realiteit sublimeert tot den romantischen droom.
waarop bruusk de /.in van den epiloog volgt:
Mava, breieii-leerend aan haar vriendin, als in
den aanvang: Kt t u continues. . . . tu continues. .
tu continues. ..."
Verkade heeft voor de rol van dien Hindoe nie
mand kunnen vinden (in zijn gezelschap althans niet.
maar ook Baty zocht hem buiten het tooneel en
vond tenslotte in de revue iemand. Habib Benglia,
die daar nooit een stom woord had mogen
spreken, omdat de directie bang was, dat het
publiek om zijn donkere stem zou lachen: hij werd
het wonder van Parijs in deze scène). Willem
van der Veer was er thans voor gespannen en het
publiek lachte; terecht, al zal niemand dit com
plete falen den acteur uit de school van
Heyermans persoonlijk euvel duiden.
Voor de rest werkte ook Baty met een minuscuul
gezelschapje, waarin, behalve Maya, de meeste
rollen getripleerd moesten worden. Maar er was
daar een regie, die haar ziel en zaligheid voor dit
stuk over had. Men mag persoonlijk over het stuk
denken wat men wil, het vindt zoowel zijn kracht
als zijn zwakheid in zijn dichterlijke attitude. Het
heeft dezelfde eigenschappen, die eerst bij een man
als O'Neill (?The Hairy Ape" bv.) hun positieve
kracht krijgen; pathos en sentimentaliteit. Maar
het is tenslotte raszuiver om het tooneel geschreven,
een gedurfde poging van een dier jonge Franschen
om het theater te retheatraliseeren" met het
zingende woord van den dichter.
Baty heeft voor dit stuk gevochten. Aanvan
kelijk bracht het 't nauwelijks tot dertig vertoonin
gen. De Parijzenaar kwam voor de sensatie en
voelde zich met dit stuk, dat uit de sensatie weg
vlucht in de mystiek, bekocht. Toen kwam er,
na een lange pauze, plotseling een serie van 400
vertooningen, men speelde het zomer en winter
door. Baty werkte zijn ensceneering nogmaals
om, toen hij ermee het Théatre de l'Avenue binnen
trok, in 1927, in 1928 derde reeks, in de herfst van
dat jaar vierde reeks. Hij speelde het, toen in alle
kerken het Te Deum klonk, op den avond-zelf
van de viering van den wapenstilstandsdag:
dit z.g.n. stuk van sensatie en prostitutie, alleen
voor volwassenen" ! Het stuk verscheen in 18
verschillende talen, werd in alle landen van de
wereld (behalve Nederland) gespeeld en nog ver
leden jaar sprak Villeroy van un succes sans
doute légendaire."
Er zijn, sinds de laatste acht jaar, verschillende
Nederlandsche regisseurs geweest, die dit stuk
hebben willen opvoeren. Dat Verkade het tenslotte
doorgezet heeft, had hem daarom moeten ver
plichten om van dit stuk een meesterwerk van
tusschen droom en realiteit evenwicht krijgende
regie te maken. In plaats daarvan merkte men,
waar zijn regie dan merkbaar was. slechts het
theatrale effect. liet begon met een door hem zelf
gespeelde scène (een scène die n.b. terstond de
sleutel tot het stuk moet geven) van den
willekeurigen zeeman tegenover de willekeurige Maya,
een liturgie in simpele woorden, die hij zwaar
uittrok tot een soort Hawaiïan-melodie. In de
latere tafereelen zat geen stijging en geen spanning
en zoo bleef het tenslotte bij wat soli van acteurs:
een heerlijk blank en naïef gespeelde Noor van
Frits van Dijk, de Italiaan en de Franschman van
Cor Hermus. een prachtig halfwassen kind van
Ank van der Moer en hier en daar nog wat redelijke
typage. Sfeer was er echter niet, grootheid, poëzie
en droom evenmin en den groven toon dezer
regie kwalificeerend scheen mij met name de
onmogelijke uitbeelding van Opoe" door Jlika
Hopper, van wie men de woorden weigerde te
gelooven, die zij zeggen moest. En toch, als men
het naleest, wat een smartelijke, symbolische
figuur, deze oud-gediende, die haar crue confi
denties doet, terwijl zij voorbij het helder gekleurde
en geenszins zwaar gehouden voordoek van de
Marseillaansche haven schuift. Een figuur, die
wel allerminst geschreven is voor de sombere
zwarte gordijnen, waarmee Verkade werkte.
Neen, een succes, zal het hier dunkt mij niet
worden, niet omdat men voor sensatie kwam en
een door-en-door gelouterde vertooning kreeg.
Maar juist omdat er hier, door de niet doorwerkte
krrcht der tafereelen en een veelal averechts
accent, onbewust mér sensatie gegeven werd
dan in het stuk ligt. Wel misschien in den tekst,
niet echter in het verband, in de sfeer en den zin.
Correspondentie
»V. HuixhuizeH, Amsterdam, l'w ingezonden
bijdrage kunnen wij niet plaatsen, omdat u
verkeerd zijt ingelicht. Bedoelde vragen waren
gesteld dooi'den heet' Hermans. Lid valide Kerst <_?
Kamer voor de S.D.A.l'. en niet door het H. K.
Tweede Kamerlid Hermans.