Historisch Archief 1877-1940
No. 2849
De Groene Amsterdammer van 9 Januari 1932
17
Ons toekomstig wegen*net
door H. J. Peppink
Kallen de enorme uitgaven
door de resultaten gerechtvaar
digd word o ii ?
In het jaar 1915 hadden wij hier te
lande 12.500 motorvoertuigen, in 1919
bijna 19.000, in 1920 circa 32.500, in
1922 pl.m. 50.000, in 1924 ruim 67.000.
Dat een zoodanige toename van het
motorische verkeer op ons wegennet
tot noodtoestanden moest leiden, be
hoeft geen nader betoog, zoodat de
klachten sedert 1920 regelmatig in
aantal en beteekenis toenemen. Reeds
in 1921 betoogde de A.N.W.B., dat
het billijk en nuttig ware, indien de
weggebruikers zelf een deel van de
gelden bijeenbrachten, die nu eenmaal
noodzakelijk waren om onze wegen
behoorlijk te verbeteren. Toch was het
eerst in 1926, dat de Begeering een
daartoe strekkend wetsontwerp in
diende, daarbij grootendeels een sche
ma van de Ver. Het Nederl. Wegen
congres volgend. In 1927 werd een
Rijkswegenplan vastgesteld, dat als
leidraad zou dienen. Dit plan vertoon
de vele gebreken en tekortkomingen,
die, naar men zeide, veroorzaakt wa
ren door het tijdsgebrek. Het plan
was n.l. in eenige maanden tot stand
gekomen. De klachten dateerden van
veel vroeger datum, dit excuus lijkt
dus niet erg gegrond ! In 1927 raamde
men de totale uitgaven op 300
millioen gulden, in 1930 was daarvan
reeds circa 100 millioen besteed, en
werd bij een nieuwe schatting de nog
benoodigde som op ruim 400 millioen
begroot. Voor zoover dit thans reeds
begroot kan worden, zal dus in totaal
circa J milliird gemoeid zijn met een
behoorlijke verbetering der wegen en
alles wat er bij komt (nieuwe routes,
bruggenbouw, enz.). De uitvoering
hiervan zal geschieden in ongeveer
25 jaar.
In deze tijden, nu overal met
millioenen gegoocheld wordt, maakt een
dergelijk cijfer niet zoo'n grooten in
druk. Men bedenke echter, dat de
kosten voor spoorwegen-aanleg in
1865 op slechts 100 millioen geraamd
werden; aldus krijgt men een betere
voorstelling van de beteekenis van het
Rijkswegenplan". Over dit werk zal
geoordeeld worden, niet door het
thans levende geslacht, maar door hen,
die na ons komen en die nu of nog niet
of slechts per autoped en kinderwagen
van de wegen gebruik maken. Het is
te hopen, dat men te zijner tijd zal
kunnen zeggen, dat de ontwerpers van
de nieuwe wegen een ruimen blik
. hebben gehad, dat men ook dan nog
nut zal hebben van onze moeizaam
bijeengebrachte (en nog te verzame
len!) millioenen. In dit opzicht kun
nen we helaas niet geheel gerust zijn.
Een plan als het onderhavige moet
men op een zeer breeden basis stellen,
De toekomstige behoeften zijn wel
nimmer geheel nauwkeurig te bena
deren en de rol, die het vliegtuig met
tertijd zal toebedeeld krijgen valt
thans nog niet te voorspellen. Te be
twijfelen is echter of de vliegmachine
de auto voor toeristisch verkeer zal
kunnen vervangen, terwijl vermoede
lijk na het tot stand komen van een
wegennet, waarop men veilig langen
tijd groote snelheden ontwikkelen kan
het autoverkeer ook voor lange af
standen (en internationaal) nog ge
weldig in beteekenis zal toenemen.
Wellicht blijft de vliegmachine voor
de zeer groote afstanden, want de
tijdwinst moet wel enorm zijn, wil
Voornaamste ver
bindingen Rijks
wegenplan 1932
BK.-*»» \ / V "%
'> ,'- Njy..-^-^.. Il
't-' E1NDÏ?. v"»»j&
i »« ,'VsviS'j
i_v."
M/yrtv(
men het nadeel compenseeren, dat
men op de plaats van aankomst het
eigen vervoermiddel mist! Een der
grondgedachten voor het wegenplan
zou dan ook moeten zijn het ontwer
pen van wegen, die het verkeer
tusschen onze centra (onderling en voor
al): met het buitenland dienen. He
laas heeft men het oorspronkelijke
plan van de Regeering, ,,om de ver
keerswegen in Napoleontischen stijl
in te deelen, laten varen." Dit blijkt
ook zeer duidelijk uit het wegenplan,
waarvan de voornaamste verbindin
gen hiernevens weergegeven zijn..,Het
internationaal verkeer is nog maar
zeer gering", zoodat men er de voor
keur aan geeft, ,,. . . .om in het we
gennet alleen die nieuwe wegen op te
nemen, welke voor het verkeer ook
van locale strekking vereischt zijn",
wellicht ook, ,,omdat de eischen van
de toekomst thans nog onbekend
zijn." Deze citaten zijn van hoogge
plaatste Waterstaatsambtenaren, ten
deele van den Minister. Om eens enkele
voorbeelden te noemen, ware het
traceeren van een groote verbinding
van Amsterdam met het Oosten, van
den Haag via Rotterdam met België,
enz. vereischt geweest. Men behoefde
dan dien weg nog niet dadelijk over
de geheele lengte als Nationale Weg
(Route Nationale-analogie met Frank
rijk) in te richten, maar de plannen
behoorden naar dit criterium gemaakt
te worden. Dit zou b.\ . ook tot uiting
kunnen komen in de nummering van
de wegen, een belangrijk hulpmiddel
Vlij het vinden van den weg. In Frank
rijk loopt er b.v. n Route Nationale
(No. 10) van Parijs via JBiarritz naar
de Spaansche grens, welke weg bijna
SOO km. lang is. Langs den weg van
den Haag over Arnhem naai' het
Rijn- en Roergebied (een uiterst ge
wichtige verbinding !), zal men op het
plan de nummers 12, 3, 12, 12«, 24
en 51 vinden, de afstand bedraagt
ongeveer 150 km. l Zelfs de weg
Haarlem?den Haag is van verschil
lende nummers voorzien. Volgens het
Rijkswegenplan worden de wegen in
verschillende categorieën verdeeld,
wat erg mooi lijkt, maar in werkelijk
heid weinig beteekent, zoolang men
ons niet mededeelt, wat dat precies
inhoudt. De zoo juist genoemde ver
binding is in drie verschillende cate
gorieën ingedeeld, Haarlem?denHaag
eveneens. Voor verdere voorbeelden
moge ik naar de schetskaart verwij
zen. Deze is ietwat vaag, maar de
officieele kaart eveneens !
Verbindingen als de zoo juist be
doelde zullen in de toekomst
domineeren, zij dienen anders te worden
ontworpen als wegen van minder be
lang (bochten, kruisingen, enz.). Dat
er in een belangrijken weg als No. 24
een onbewaakte spoorwegovergang
geprojecteerd is. moet ten sterkste
afgekeurd worden. Andere grieven
tegen de geprojecteerde verbeteringen
zijn b.v. onvoldoende maatregelen
tegen de funeste lintbebouwing. Men.
weigert weliswaar in vele gevallen
den aanleg van een uitweg, maar dat
geeft heel weinig, omdat de bewoners
heel dikwijls over den berm kunnen
rijden en zoodoende practisch toch
een ,.uitpad" hebben. 1-angs den nieu
wen weg door het Gooi verrijzen de
gebouwen alweer, gelijk de paddestoe
len ! Momenteel worden sommige w
gvakken ten koste van zeer groote be
dragen verbeterd, terwijl men niet
zeker weet, of de toekomstige route
wel van die verbeteringen gebruik /al
maken. Ook de aanleg- van twee, vrij
wel parallel loopende eerste klasse
wegen (Utrecht- Driebergen- -Arnhem
en Utrecht?Ede?Arnhem) schijnt
weinig doelmatig. Het maken van
parallelwegen voor strikt locaal ver
keer vlak langs de nieuwe routes
kan al evenmin bewonderd worden,
aangezien daardoor bebouwing aan
getrokken wordt. Of men in bepaalde
streken, waar de bodem geweldig
week is, wel de juiste methoden volgt
staat geenszins vast. De \veg Den
Haag?Rijswijk?Rotterdam kost per
km. circa tl. 1.000.000.?terwijl bij
uitstel deskundigen ons voorrekenen,
dat een betonnen viaduct voor de
helft te maken is, en daarbij veel min
der grond voor landbouw of veeteelt
verloren gaat, een factor, die in som
mige gebieden van groot belang is.
Met den bruggenbouw kunnen we al
evenmin geheel accoord gaan. Een zoo
belangrijk werk als de Moerdijk-brug
wordt naar het oordeel van zeer velen
te traag behandeld. Dit werk is bij
zonder urgent en o.a. voor Rotterdam
van geweldige beteekenis, omdat de
zuidelijke provincies zich meer en
meer op Antwerpen oriënteeren, wat
voornamelijk het gevolg is van de
gebrekkige rivierovergangen. Wan
neer deze winter een herhaling
mocht geven van 1928?29, dan zul
len wij wederom genoodzaakt zijn, om
per auto van Rotterdam naar Breda
gaande, via Utrecht?Arnhem
Wesel?Venlo (Roermond) te rijden. Op
de brug aan het Keizersveer hadden
de oeververbindingen te Gorinchem
en Vianen moeten volgen, dan zou
tenminste n steeds bruikbare ver
binding Noord-Zuid geschapen zijn.
(Veel beter nog ware een onmiddellijk
begin met de bruggen te Moerdijk en
Dordrecht). De ruimte gebiedt mij,
het hierbij te laten, ik moge echter nog
eenige beschouwingen wijden aan de
financiering. Men gaat van het stand
punt uit, dat er geen leeningen geslo
ten mogen worden. Men vreest daar
door een zoodanigen rentelast voor
het Wegenfonds, dat ,,in de toekomst
alsdan gebleken behoeften niet bevre
digd zouden kunnen worden". Of het
nu wel juist is, om het tegenwoordige
geslacht, dat slechts gedeeltelijk van
de verbeteringen zal genieten, hier
voor geheel te belasten is een andere
vraag. Maar wanneer plannen als b.v.
de Moerdijkbrug vertraagd worden,
omdat er geen geld beschikbaar is,
dan zou er m.i. geen enkel steekhou
dend bezwaar tegen zijn, om voor een
dergelijk doel een leening met langen
looptijd te sluiten. Een zoodanig werk
zal, naar we mogen aannemen, ook
nog over tientallen jaren van groot
belang zijn, de afschrijving mag dus
gerust over langer tijd verdeeld wor
den .
Ik hoop in deze. geenszins volledige,
beschouwingen te hebben aangetoond,
dat wij in ons wegenplan noode de
groote lijn missen, die toch absoluut
onontbeerlijk is. Dit feit staat helaas
niet op zichzelf, bijna alle maatregelen
op verkeersgebied vertoonen analoge
tekortkomingen. Heel vaak wordt
incidenteel ingegrepen, zonder de be
langen van het geheel voldoende te
behartigen. Met het fascisme tot prijs
zou Mussolini veel te duur gekocht
zijn, maar anders. . . .