Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 9 Januari 1932
N o. 2849
De overschatting der uurwerken
door K. Araguez
Teekeningen van Eelco Harmsen van Beek
Hel hemelsch uurwerk telt geen stonden
Joost van den Vondel
Toen ik dezer dagen mijn alledaagsche bezittingen
als daar zijn een zakplotlood, een zakmes, een
sigarenknipper, een sigarettenaansteker en een
horloge met ketting
weer eens rang
schikte op mijn
nachttafeltje,
geJk de beschaafde
mensch dit pleegt
te doen alvorens
zich des avonds ter
ruste te begeven,
vroeg ik mij plot
seling af waarom
hij dit pleegt te doen. Ik voor mij vermei mij
den geest gaarne met dergelijke bespiegelingen
over een of ander nietig iets c1 at een ieder in
den loop der jaren onvermijdelijk is gaan achten,
en niet het minst omdat men halverwege der
gelijke gepeinzen veelal zoo vredig en voldaan
inslaapt.
Maar toen ik nu ditmaal overwoog of de mensch
zich wellicht voor hij slapen gaat van zijn
zakmesje en zilveren potlood ontdoet omdat eens, in
onrustiger tijden de krijgsman zijn rapier naast
zijne legerstede zette ter meerdere veiligheid, en
de geloovige eens, in rustiger tijden, zijn sieraden
aflegde om zijn avondgebed te doen met inniger
ootmoed, of wel dat het alles alleen zijn oorzaak
had in het feit dat door een. en ander ons
vestzakje beter in formaat blijft, omdat het zoodoende
des nachts ook eens rust geniet ? toen ik mij
dan ditmaal in dergelijke beuzelarijen verdiepte
en nogmaals een blik wierp op mijn
sigarettenaansteker, mijn zakmesje en mijn horloge, werd
ik getroffen door iets dat mij zeer eigenaardig
aandeed.
Het viel mij op, dat een zakmes, een zakpotlood
en zelf s een sigarettenaansteker veel bet ouwbaarder
voorwerpen zijn dan een horloge, zooals, om een
erkende vergelijking te treffen, de hond een veel
betrouwbaarder huisdier is dan' de kat, wier wegen
bedriegelijk zijn en blijven. Waaraan, vroeg ik
mij af, mag dit zijn te wijten?
Aan het feit antwoordde ik mij zelf, dat ook
het horloge, al schijnt het ons trouw en
toe; gsnegen, valsch is, en ons bedriegt. Eigenlijk gevoel
' ik, mijn horloge diepzinniger beschouwende, een
: lichten hekel, terwijl ik een lichte verteedering
? gevoel voor een oude sigarenkoker. Ik vertrouw
mijn horloge niet ten volle. Het draait mij een loer;
f het draait mij het probleem tijd voor oogen, op een
zeer eigenwijze wijze. Want wat weet het daar
eigenlijk van? Niets en minder dan niets. Het is
? een zeer overschat iets. Wat heeft het horloge
"niet den tijd te maken ? Alleen dat het ons misleidt
in ons tijdsbegrip.
Aangezien nu zeer veel schranderder geesten
dan de mijne zich afgeplaagd hebben met de vraag
' wat tijd is, en dat te vergeefsch, zoo vroeg ik mij
1 op dit late uur plotseling klaar wakker en met
ernstigen argwaan af, of wij daar wel ooit achter
- zullen komen. De torenklokken, de pendules met en
: zonder coupes en slagwerk, de Amerikaansche
: wekkers en diverse vaiieteiten van horloges zijn
allen kennelijk uitgevonden en geconstrueerd om
ons iets van den tijd te vertellen, maar wat vert Hen
?. zij ons? Voornamelijk dat zij steeds menigvuldiger
werden naarmate de mensch minder tijd had, of
misschien ook dat de mensch minder tijd had,
naarmate zij zich vermenigvuldigden. In den tijd
;. dat de menschheid minder uurwerken bezat,
besefte zij zeker niet minder wat tijd was. Kn
zonder uurwerk begrijpt de mensch veelal meer
van den tijd, dan met hetzelve in de hand. Dit,
Chronos sta mij bij, is geenszins bedoeld als para
dox. Sedert ik als knaapje op een vroegen morgen
mijn moeders wekker sloopte oni achter de ge
heimen van het raderwerk des tijds te komen, en
daardoor een kwartier te laat ter school ging,
en het des middags met een uur nablijven bezuurde,
weet ik dat in een verloren geraakt kwartier de tijd
oneindig snel kan gaan en in een rampzalig uur
eindeloos langzaam ; eerst veel later heb ik volledig
begrepen dat het begrip tijd den mensch nimmer
duidelijker is dan wanneer hij het min of meer
mist; wanneer de minuut hem een kwartier of het
kwartier een minuut, korter gezegd wanneer de
seconde hem een eeuwigheid of de eeuwigheid
een seconde is.
De eerste ordelijke mensch die deze onordelijke
ervaring opdeed, is waarschijnlijk bevangen door
een panischen schrik, heden ten dage nog steeds
nabestaande in de onevenredige onrust waarmee
wij tot het besef geraken, dat wij vijf minuten
te laat op ons kantoor, ons stationsperron of onze
diverse afspraken dreigen te komen. Immers in
zulke gevallen schijnt het ons werkelijk of het
niet aan ons maar aan de wereldorde hapert.
Dit atavisme leeft in ons allen sinds wij een zoo
gezegde geregelde maatschappij vormen, wier
raderwerk dient te loopen als een uurwerk; wij
missen het echter merkwaardigerwijze volkomen
bij de beschaafde natuurvolken en bij den mensch
in zijn natuurlijker staat, namelijk als hij met
vacantie is, of verliefd, zoo ook min of meer op Zon
en feestdagen, en wij verheugen ons met een zeer
bijzondere vreugde, wanneer wij op onze beurt
ons horloge een loer draaien en, groot of klein,
eenigen tijd spijbelen of verdonkermanen.
Wanneer de mensch min of meer in dezen geluk
kiger staat verkeerd, dat hij de kwartieren en
uren niet meer zoo nauwkeurig onderscheidt van
de seconden, en dat overkomt godlof een iegelijk
op zijn tijd als hij slaapt of gelukkig is, of wanhopig,
of geheel verdiept in zijn arbeid, dat wil dus zeggen
in een toestand die hem het alledaagsche tijdsbe
grip ontneemt staat het begrip tijd hem dan
niet duidelijker voor oogen, dan wanneer hij met
een gewaarborgd uurwerk te doen heeft ?
Ik wil in dit verband nog wijzen op een belang
rijk gesprek dat ik
eens hebben mocht
met een zeer jeug
dig persoon, op een
leeftijd dat hem
middels een papie
ren klok, gelijk de
zelve te dien einde
in alle boekwin
kels verkrijgbaar
is, het op de klok
kijken was bijgebracht, en dus eindelijk ook het
normale menschenhorlogie en de torenklokken
geen geheim meer voor hem bezaten. Ik trof hem
op achtjarigen leeftijd aan, verdiept in de sprookjes
van Andersen, en het was 's avonds half negen,
hoewel het uur der gehoorzaamheid met achten
geslagen had.
't Is half negen" zei ik streng, met het horloge
in de hand, en de torenklok sloeg het tegelijkertijd,
als om de maatschappelijke orde en de
paedagogie te steunen.
Hij keek op zijn papieren klok, die precies een
minuut \óór achten stond, en toen naar mij ,.De
echte gaan toch ook nooit goed...." zei hij. En
het was mij of mijn hart en mijn horloge tegelijk
stilstonden.
Dus, op het oogenblik dat, middels de sprookjes
van Andersen of wat dan ook, de tijd voor ons ver
andert in eeuwigheid, blijkt er iets te haperen aan
onze welberekende tijdsrekening. Het zich altijd
Weer verslikkende secondewijzertje dat zich gulzig
en vraatzuchtig en belachelijk dood vreet aan de
oneindige ruimte, ruimt zijn plaats in voor het
vogeltje uit de Duizend-en-een-Xacht. dat eens
in de duizend jaar neerstrijkt op de top van een
berg van zuiver diamant, die bijna tot aan de
maan reikt, en er zijn snavel slijpt, en weg vliegt.
En wanneer hij zooveel malen zijn snavel geslepen
heeft, dat de berg afgeslepen is, zal er een seconde
van de eeuwigheid voorbij zijn, Kn de lied' des
Kerneis zal naar beneden :ien, wie er geboren
werden tellen en wie stierven, en glimlachen.
Wat. vraag ik u, die natuu lijk ook een horlo.-c
beyit, is nu eigenlijk daartegenover een horloge?
Een eeiiige jaren al dan niet schriftelijk ge
waarborgde begrafenisonderneming van seconden.
een soort van naargeestig instrument dat den tijd
meet, dien wij te kort komen. \V:it zegt liet ons
4RSS
over den tijd ? Niets en minder dan niets. Wat
weet de man, die een andermans geld telt, van
rijkdom?
Wat zegt mij een ellemaat over de Chineesche
.;ijde die er mee gemeten wordt, of een litermaat
over een wijn? Wat zegt mij een horloge over den
tijd? Men heeft sedert vele eeuwen met een
ellemaathet dunste katoen, de zwaarste Chineesche
zijde en het zuiverst goudbrokaat kunnen meten,
en Helena van Troje, van top tot teen. Maar
wat hadden en hebben zij, stuk voor stuk, ooit te
maken met een ellemaat? Wanneer ik dus over
Helena van Troje, het begrip tijd of Chineesche
zij spreek, wat heb ik dan te maken met de ellemaat
of het horloge?
..Ik heb je een uur
de eeuwigheid gege
ven" zei Don Juan
tegen een geliefde,
die hem veel ver
weet ..en jij vraagt
nog om meer!"
Heeft de tijd iets
te maken met het
weefsel der eeuwig
heid, dat geweven
wordt op den weef stoel waarvan zonnen en planeten
schering en inslag zijn ? Het weefgetouw vergaat wel
weer terwijl het weefsel blijft. De kwaliteit wordt
nimmer bepat'ld door ae hoeveelheid. De tijd is een
hoeveelheid, de eeuwigheid een kwaliteit. De wijzers
op het hemelsch uurwerk, de schaduwkegels van
zon en maan, wijzen geen uren aan maar h t
eeawig bestaan van het ;icht. De tijd bestaat
niet. Chronos voornaamste bezigheid was, als wij
de mythologie mogen gelooven, het verslinden van
zijn eigen kinderen: het horloge vreet zichzelf
op, de pendule met coupes verdwijnt in de ein
deloosheid, als de mensch in haar schaduw gelukkig
is, en de eeuwigheid in zijn aderen voelt kloppen.
De ouderwetsche zandlooper wist meer van de
eeuwigheid dan eenig uurwerk: hij vergat den tijd
wanneer wij hem vergaten, hij mat hem, als hij ge
meten moest worden. Ik ben voor den zandlooper
en tegen de Amerikaansche wekker. Ik ben voor
de Chineesche zijde en tegen de ellemaat. Ik ben
tegen de uurwerken, die ons den dag bovendien
aanmatigend en eigenwijs in vierentwintig partjes
deelen en waarom niet in tien, zes, of twintig?
Ik ben voor al de vele menschen die niet achter het
probleem van den tijd kunnen komen: de wijsgeeren
de luiaards, de verliefden, de dichters, en de
Chineesche wevers die alleen op de kwaliteit van
het weefsel letten en werken tot het donker is, en
geenszins acht uren per dag. Want zij zijn degenen
die ons meer van den tijd doen begrijpen dan eenig:
uurwerk. Onze pendules etcaetera gaan altijd ver
keerd, wij overschatten zu zér. Ik vraag het u,
die inderdaad gelukkig of wanhopig zijt: kent ge
uw tijd als tijd of als besef van eeuwigheid ? Tijd
is geld, zegt onze tijd. Zeer juist, maar slechts in
zooverre dat men als men beide telt, er nog niefc
veel van begrepen heeft, gelijk onze tijd dan ook
zeer proefondervindelijk ondervindt. Het geld, en
de uurwerken, zijn in eere omdat wij i,e eeren.
o.ndat bet zoo afgesproken is. Het geld wijst.
hoogstens de onuitputtelijke rijkdom der aarde
aan, hot uurwerk de onuitputtelijke rijkdom
der eeuwigheid, maar in wezen hebben, zij er
niets mee te maken. De secondenwijzer, al is hij
een eigenwijze schoolmeester, wijst zijns ondanks.
altijd in de richting der eeuwigheid, en dat is het
eenige waarom men hem altijd kan vergeven, al
weet hij er ook eigenlijk niets van.
..Ja, 700 is het" dacht ik tevreden, toen ik
dat alles bespiegeld had. Maar daarna keek ik
helaas op mijn overschatte horloge en ik zag dat
het werkelijk zeer laat in den nacht geworden \va*
en het hinderde mij, minstens evenzeer als mijn
horloge mij gehinderd had, dat mijn horloge mij.
nu nog slechts weinige uren slaap liet, omdat ik
zoo lang had bespiegeld.
Dus, dacht ik slaperig en ontevreden, onderschat
ik mijn liorlogie toch minder dan ik bespiegelde,
en eigenlijk blijk ik plotseling in het ongelijk.
Maaiin ieder geval heb ik aan
genaam bespiegeld, en wel
licht zou ik een volgend
maal ook eens kunnen na
gaan of het ongelijk wel
licht bij mij y.elt'.instee vuil
bij het horloge ligt.. . . .
Kn hierna sliep ik. gelijk
allen, die dit probleem
'><?spiegelden, tenslotte in.