De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 januari pagina 7

9 januari 1932 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2849 De Groene Amsterdammer van 9 Januari 1932 Bali en Lombok door Mr. A. J. G. Maclaine Pont Balineesche tempel Bali en Lombok geteisterd bruggen vernield, verbindingen verbroken, menschenlevens te be treuren, luiden op dit oogenblik de alarmeereiide berichten, die ons uit Indïbereiken. Vragen worden gesteld vragen, waarop thans nog geen antwoord kan worden gegeven. Da drang, waarmede die vragen worden gedaan spreekt van een groote bewondering voor die eilanden, van de plaats, die die schoone berglanden en hun bevolkingen innemen in de harten van de menschen in Nederland, in de gedachten vooral van hen, die de eilanden, of een van beide, kennen, of de kunst en beschaving en het lot! dier landen volgden. Wat weet de doorsnee Indische Nederlander, die de geschiedenis dier in veel opzichten zoo be minnelijke en achting afdwingende volken kent, alsook hun kunst, toch per slot van deze groote landen af? Het blijkt het duidelijkste, hoe weinig dit is, wanneer hij zich gedrongen voelt, zijn medeNederlanders te doen deelen in de sympathie, die door da onrust gewekt is, voor de achtenswaardige bevolkingen, die daar hun harde dagelijksch leven leiden en schoonheid overleveren bovendien, en voor de prachtige landen, waar zij wonen. Wat kent de tourist eigenlijk zelfs van Bali, het eenige der eilanden, dat hij nog bezocht, wan neer hij in het Zuidoosten, in Padang-baai afstapt, van het woeste Zuid-Bali weinig weet, en slechts het grootste gecultiveerde Oosten van dit indruk wekkende bergland zag? Van Lombok weet hij niets, dan de getuigenis van hen, die daar geko men waren, soms in de harde noodzaak van ver bitterden strijd. Zelfs zij getuigden van de goede eigenschappen der eigenlijke Bevolking. Wat weet men meer, dan dat het land eenvoudiger en woester Is? Ja toch: kleine trekken vestigen soms niet onjuiste indrukken. Ettelijke Nederlanders in Indï, geroepen door het schoon van de ongerepte natuur, hebben de gewoonte, in den weinigen vrijen tijd, die hun hun loopbaan in Indiëlaat, in de diepste binnenlanden door te dringen, tot dit valt daarmee samen de toppen der reuzen van bergen. Zoo heeft men dan een persoonlijke kennis, die u spreekt van land en volk van Lombok, en, het is nog maar weinige jaren geleden gebeurd, den top van de Rindjana zocht te bereiken. Hij reisde met primitieve middelen, en was niet handig in zijn optreden. Hij ontzag het grove bijgeloof van zijn gesloten dragers en gidsen niet ik geloof dat hij hen met Corned beef wilde voeden, maar dit was niet zijn nige ketterij tegenover deze Voor-Indische Angehauchden kort en goed, hij zag zich, dagen reizens van elke bewoning, plotse ling verlaten, en had den terugweg zelf te onder nemen. Het verhaal van dezen, ik geloof: vijfdaagschen tocht, is een tragedie. Door rivieren wadend, die hij om hun woestheid telkens moest verlaten, zonder leeftocht, legde hij op een ochtend het hoofd te rusten, hij dacht voorgoed. Plotseling kraaide een haan. Hij wist dat hij bij een bevolking was. En zijn laatste krachten l nachten hem bij menschen, zelf ver van eenige bewoonde wereld nedergezet, die hem dagenlang als een kind, dat aan voedsel moest wennen, uit zich zelf met rijstwater en slappe rijst verpleegden. Dit waren Lombokkers. En Bali: hij, die enkel West-Javaansche volken, sommige Sumatranen en enkele andere Neder landsen Indische volkeren kent, staat ook voor de Baliërs als voor een gesloten boek. Gesloten, dit is het beste woord om den indruk te kenschetsen, die sommige vreemde volken op ons maken. Zoo vindt men ook Yougo-Slaviërs voor zich gesloten, wanneer men in hun land reist, hoe alge heel Europeesch en beschaafd zij ook zijn in hun steden, waar men zich onder hen mengt: de aan raking blijft al door de zoo geheel andere taal zoo uiterst oppervlakkig. Zeker merkt men van de Baliërs, wanneer men in hun dorpen, of liever stadjes, eens aanschoof aan hun tafels, de menschelijkheid ook bij hen ? of als men, bij een koop van een van die onvolpre zen oude byouterieën, in aanraking komt met een bezitter van zoo'n voorwerp. Maar wat beduidt zoo'n ephemeer contact? Men kan niet anders dan op de groote indrukken afgaan, die het land en de dorpen en steden maken, die men doortrekt om ze zelf te zien. Indrukken, waarvoor overigens de grondslag al is gelegd door dat deel der Balineesche kunst en beschaving, dat in den loop der jaren ons onweerstaanbaar in beslagnam, schatten, die men gaandeweg in zich opnam. Z.O. Bali is grootsch, maar grootsch vooral als Terug van de markt combinatie van algeheele cultiveering eener groot sche natuur het is voor hem, die het niet zag. vreemd, te vernemen. Toppen van bergen, het geaccidenteerdst terrein, dat men zou wanen, met oerwouden moesten zijn bedekt y.iet men tot sawa's gecultiveerd tot haast bovenaantoe. De indruk is daarom des te meer versti inmend, daar het de mensch is. dit; dezen indruk wekt: welk een volk is dit, dat zóó'n bevloeiïng, zóó'n aanleg. vermocht tot stand te brengen ! En te midden dezer beschaving herinneren resten van de natuur Dorpsbeeld op Bali eraan, dat wij in tropisch hoogland zijn, en spreken sombere grootsche bouwwerken van konings-boden van een verleden, zoo kunstzinnig, als de menschheid in haar geschiedenis, waar dan ook, ooit vertoonde. Verder, in het Noorden, bij de reusachtige zwarte ruïne van den smeulenden Batoer, een landschap, zoo ver als het oog reikt, n zwarte krater, is het, dat de natuur zich in grooter ongereptheid vertoont. De huidige Balineesche uiterlijke kunst is op uitzonderingen na schrik niet van de paradox, o lezer leelijk. Bekend leelijk. Zij is door welwil lende enthousiasten hemelhoog verheven tot een plaats waar zij niet hoort; dat is eigenlijk het ergste, en de eenige fout; ware dat niet gebeurd, dan zou men die uitingen aannemen y.ooals ze zijn, en zich er niet aan stoooten. Nu echter, nu zoo'n lofzang daarvan verkondigd is, valt ons op het barbarisme in die vormen, waai mede gelijkvloersche tempelcomplexen overladen zijn. Gril geschil derde, overdreven maskers met kneveltjes etc. Maar wat deert dit alles, wanneer we bij de dorpen de wél op een diepe goede smaak berustende over levering' van architectonische ommuringen zien? De strenge rechthoeken, met sobere afwerking, gebouwd uit een vergankelijk materiaal (de gemak kelijke bewerkbaarheid moet dit volk tot beeldende kunstenaars gemaakt hebben). Deze stijl want hier is een stijl dien dit volk wist te behouden is het, wat ons het doet beschouwen als een kost baar sociologisch bezit van onze wereld. Nog meer: wie zelf, ik meen. dat het Kesident Caron was, bij de onthulling van het Michielsenmonument eind 1927 heeft hooren spreken van het feit, dat de Nederlandsche legermacht in de zestiger jaren van de negentiende eeuw, in vol vertrouwen op de ridderlijkheid van den tegen stander, dezen eervol en geheel bewapend tot onder handelingen toeliet, die moet een achting hebben voor de zonen van dit volk. Wat is er niet Bali en Lombok gebeurd? Laten wij hopen, dat de onrust niet gerechtvaardigd is. Dat de berichten die in omstandigheden van gebrek van verbinding wel goedsdeels over de wal gebracht zullen zijn. onnauwkeurig zijn. Orka nen, ach. het is de zone er niet voor, maar de West-Moesson kan buien hebben van ongekende kracht, die de (iouverrienientsschepen door het gebrek aan goede ankerplaatsen om te schuilen, in de e deelen van het jaar Bali's Noordkust doet verlaten en Banjoewangi opzoeken. Maar ook wanneer het gebeurde minder erg is. dan wordt gevreesd, kan het kwaad, dat wij Je gedachten aan de landen ophalen? 7e spreken slechts van de wainite. die voor ze gevoeld wordt van een ongerustheid, die blijkbaar in ludiëen in Nederland algemeen is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl