De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 16 januari pagina 11

16 januari 1932 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

EN TALENT amsche land en volk T HELMAN ndsche middel van dood zwijgen' .et vrucht op het gewrocht van den ?men Halberstadt toegepast. Verdriet en teleurstelling hadden ;m tot een soort van bolsjewiek 'maakt, die bepaalde dingen heel herp, andere ook wellicht onjuist *g\ Hij verkondigde waarheden die en toen zeker niet (en thans nog )t) te luid moest prediken; uit ingen als de volgende: r Onze grootvaders, die het boek van Halberstadt hadden aangeschaft, en stellig het gevoel moeten gehad hebben van deerlijk bekocht to zijn. zullen het samen met Multatuli's werken wel vei lig hebben weggesleten als gevaarlijke nieuwlichterij van een raaskallenden maniak. Over de platen zou veel te verhalen ' zijn, en ze maken het schrijven erover zeer aanlokkelijk. Landschappen zijn erbij, die ik mij als illustraties van Zuid-Zuid-West" of De Stille plan tage" niet beter zou wenschen. Had Slavenfeest Ieder paleis in de Java-straat of het Willemspark is een gedenkteeken van de ellende zoowel van den Hollandschen werkman als van den Javaanschen arbeider, ten koste waar van het is opgericht. Neen, trotsche bewoner, de door u ten toon gespreide weelde is niet in staat om die ellende te doen vergeten; integendeel, zij juist doet den rechtschapen metischenvriend denken aan den eerlijken werkman, die er aan heeft gearbeid, en die thans in een schamele woning met zijn talrijk gezin zijn sober maal "nuttigt en daarbij nog dankbaar is; maar in zijn binnenste klinkt ook niet het verwijt, van aan zijn medemenschen hun rechtmatig loon te hebben onthouden, en onder zijn grof gewaad klopt een eerlijk hart." De oorspronkelijke tekst van Benoit werd door den verongelijkten Hol lander overtollig" beschouwd. Zijn eigen relaas, en de zakelijkheid deivele documenten waarmede hij zijn boek dikker maakte, zijn oorzaken geworden, dat de dichterlijke platen van Benoit niet in handen zijn geko men van het kunstminnend publiek. ik ze bij het schrijven van deze boeken gekend, stellig zouden enkele opnieuw daarin zijn afgedrukt. Schaduwen, lichtval en contouren verbeelden mooier dan al wat ik in zwart-en-wit ken het helle spel van zon op nienschen, boomen, huizen en rivieren. De schilderachtigheid van Paramaribo heeft deze kunstenaar even scherp gezien als onze 17deeeuwsche teekenaars en etsers htt schoon van Holland's steden, De Saramacca-straat, thans een derhi ofdstraten van Paramaribo, zag hij nog als 'n halve plantage, gelijk van daag den dag nog menige buitenwijk van Suriname's hoofdstad zich voor doet. Overal vindt men de zwaarmoedige dramatische lichtval terug, die zoo wonderlijk bij, en wellicht juist ten gevolge van de helle zonneschijn en de loodrechte stralen ontstaat. De romanticus heeft alle felheid getem perd, en niettemin met welk een kunst de juiste verhoudingen bewaard! Scherper nog dan de landschappen zag hij de nienschen. Bij het teekeneii van een markt tafereel met meer dan Links de winkel van een vettewarier (vleesch, spek, visch enz. in 't klein) rechts de winkel van een snijder of kleedermaker vijftig figuurtjes, typeert hij alloen al door de houding, onmiddellijk her kenbaar, de ne iiidiaansche die zich tusschen al de negerinnen bevindt. En wonderlijk voor dien tijd: hij zag de zwarten niet potsierlijk, maar mooi. Mooi van lichaamsvorm, schil derachtig van kleeding. De dwazen, dat zijn voor hem in dat land de blanken, die hij achter een begrafenis laat loopen in hun Europeesche kleedij, als rare vogels achter hun luifels verscholen. Of een pastoor-van achteren, die zich met den (inmiddels spreekwoordelijk geworden) doodgra ver Krips op het kerkhof bevindt. Spot heeft hij alleen voor een vrije neger die viool speelt en voor een paar slaven die zich iets teveel als hun meesters toetakelen. Toen Benoit zich in Suriname bevond, was het nog volop slaventijd. Maar als romanticus heeft hij het afstootende daarvan ook niet willen afbeelden; dat heeft Stedman, een even zonderling heerschap als Benoit, minder kunstenaar, maar harder en scherper, juist wél gedaan. De artist in Benoit moet zich integendeel een beetje geërgerd hebben aan de be ginnende emancipatie der inlanders. Zijn teekening van een naakten neger, die zich een hemd laat aanmeten bij een kleermaker, is niet van venijn ontbloot, evenmin als de détailleering welke spreekt uit het bijschrift van een schijnbaar onschuldige teekening: Vijf slaven-vrouwen zich op een feestdag naar hun kerk begevende. Rechts eene luthersche, daar naast eene jodin, eene calviriiste en eene moravische. Op de achtergrond eene inboorlinge christen slavin op I'almzondag op weg naav de kerk." Of de schets van naakte negers die biljart spelen ! Stellig heeft hij ook een enkele maal zijn fantasie laten werken, zooals bij het afbeelden van een toovenares die bezig is bezweringen te doen of bij Eenschrikaanjagend tooneel". Een blanke die door een beroerte was overvallen en door de negers voor dood werd gehouden, werd door een Vampire weer in 't leven geroepen, die zich op hen geplaatst had, en hem bloed had uitgezogen, waardoor zijne organen hunne functiën hadden her kregen, en hem weer plotseling levend te voorschijn deed treden, dat de negers verschrikt de vlucht deed nemen." Doch slechts zelden speelde Benoit's fantasie (of die van zijn lithografen ?) hem parten, zooals bij de teekening van een prachtig oer woud-moeras, waar heel in de verte niettemin een net vlondertje te zien is, of het Indiaansch vaartuig uit n stuk vervaardigd", dat toch kennelijk een buitenmodel roeiboot van planken is. Dit zijn intusschen slechts onbeteekenende foutjes in vergelijking met het vele goede dat de teekeningen van Benoit bevatten. Een even goede kijk als op de negers had hij ook op de Indianen. Hij onderscheidt zich vol komen van alle anderen door het weergeven van de nienschen in hun doen, zooals hij het landschap ook geeft met heel zijn atmosfeer. Juist omdat zoo zelden in dergelijke afbeeldingen artistieke waarde met ethnologiscbe beteekenis gepaard gaat, leek het mij niet ondienstig ook buiten de vakkringen, waarin hij nooit vergeten werd, belangstelling te vra gen voor iemand, wiens werk haast een eeuw nadat het vervaardigd werd, een uitmuntende propaganda is voor onze meest verwaarloosde ko lonie. Een ontvluchte slaaf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl