De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 23 januari pagina 1

23 januari 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dan» Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 28S1 Zaterdag 23 Januari 1932 Het einde in zicht ? door Mr. M. Kann nidaslbeeft ezelsooren Het wil met de regeling der internationale schulden nog maar niet recht vlotten. Zonder dat :xnen dat bepaald kon definieeren en zeer zeker -zonder dat men een duidelijken samenhang kon ?aantoonen, heerschte overal tot zekere hoogte het gevoelen, dat een uiteindelijke regeling van het schulden- en herstel-probleem het einde van de -crisis zou brengen. Hoe komt het eigenlijk, dat die -overtuiging bezig is onbewust gemeengoed te worden? Dit komt niet omdat de grootte der interna tionale betalingen op zich zelf van dien aard is -dat zij, veronderstellenderwijze hervat na terugkeer tot betere economische omstandigheden, opnieuw ~tot den financieelen ondergang zouden leiden. In ?dat geval zou men immers van de eerste betalingen -al funeste gevolgen hebben gezien. En toch moet ?er een groot quantum waarheid schuilen in de ?overtuiging dat een economische beterschap moet beginnen met een principieele wijziging in het .?schulden- en herstel vraagstuk. Naarmate de crisis steeds ernstiger werd, is langzamerhand duidelijk geworden dat, behalve ?de ziekteverschijnselen van ons economisch systeem, de zuiver egocentrische en op puur zelfbehoud gerichte handelspolitiek der onder scheiden staten een economischen oorlog ont ketende, die de crisis weer verscherpte en de positie van den eenling niet verbeterde. Invoer verboden en contingenteeringen, verhooging van Trechten en verordeningen die de valuta-verschui vingen aan banden moesten leggen, bleken even ?onafwendbaar als ondoeltreffend. En hiermee was «en toestand tot zijn meest absurde consequentie gevoerd, die feitelijk tevoren reeds bestond, zichtbaar was en groeide : iedere staat probeerde ?zijn schulden met uitvoer, dus in producten, in moederen te kwijten en iedere staat probeerde dien invoer van anderen te verhinderen en zoo zijn vorderingen niet in goederen, maar in geld, in goud, binnen te krijgen. Voorloopig wonnen Amerika en Trankrijk dezen economischen oorlog, waarbij men "Frankrijk de eer moet geven in zes jaar tijds het -acrobatisch kunststuk te hebben volbracht, van ?een rampzaligen en in inflatie verzonken schuldenquaker, crediteur-staat te zijn geworden. Met 'behulp van herstelleeningen, betalingen van Duitschland en de meest bescheiden inschikkelijklieid van Engeland. Dat het deze twee staten nu ?-welletjes is, kan men zich voorstellen. Met het zich scherper accentueeren van den ?«conomischen oorlog, deed zich nog een ander verschijnsel voelen. Als wijlen Midas, die van de goden de macht kreeg om alles, waar hij zijn hand op legde, in goud te veranderen, legden de staten door middel van noodbepalingen de hand op goe?deren, gezonden ter afdoening van schulden, en veranderden die in goud. Dat daarmee het goud ?zijn karakter van een-aanwijzing-op-goederen ver loof en onnut Selbstzweck" werd, zag men over let hoofd, totdat men begon te merken, dat het oppotten van goud de crisis niet bezwoer. Het is kenmerkend voor den economischen oorlog dat er niet twee partijen zijn, waarvan er tenminste een gelijk hebben" moet, maar dat er evenveel partijen zijn als medestrijders. Het is een oorlog van allen tegen allen. Het is de verdienste van Mussolini, dit, als eerste van de verantwoordelijke en met geza-g bekleede politici, openlijk te hebben gezegd. Natuurlijk is het niets nieuws, wat hij geconstateerd heeft. Iedereen wist dat wel, maar officieel werd deze stelling toch nog niet onderschreven. Zelfs niet in Duitschland, waar men de zaak van een anderen kant bekeek en aanpakte. Men meende daar ? begrijpelijkerwijze dat 't het schuldenvraagstuk was, dat de heele situatie beheerschte. Zoo kwam men er toe te verklaren dat Duitschland aan het eind van zijn betalingen gekomen was en men dacht het daarbij te kunnen laten. Dat die ver klaring gelanceerd werd, heeft zeker geen kwaad gedaan. Men weet nu waar men aan toe is. En Brüning is nu door verklaringen van buitenstaan ders voldoende gedekt om niet meer van dwarsdrijverij beschuldigd te kunnen worden. Met dat al is er toch nog niet genoeg opheldering in de zaken ontstaan vooral nog niet genoeg geneigdheid om nu reeds overal de dingen in hun ware proportie te zien om te kunnen aannemen, dat een herstslconf erentie, laten wij hopen, dat het uit stel van de conferentie van Lausanne van korten duur is, er werkelijk in zal slagen aan alle ellende een eind te maken. Volstrekt niet. Want hoe is de situatie op dit oogenblik ? Aan de internationale beurzen heeft sinds het einde van het vorig jaar een beetje meer vertrouwen postgevat. Dat zooiets heelemaal niets bewijst, kan men toch ook moeilijk aannemen. Blijkbaar overheerscht het gevoelen, dat men den economischen strijd van allea tegen allen moe is. Diverse maat regelen" waar men dagelijks over leest, contingen teeringen en invoerbelemmeringen, wei-ken dan ook niets meer uit. Een van de meest opmerke lijke verschijnselen is intusschen dit: dat men tel kens waarneemt dat de internationale beursstemming blijk geeft van meer vertrouwen, wan neer er berichten zijn, die de hoop op een spoedige regeling der schulden doen toenemen, terwijl de stemming weer zakt, wanneer er van nieuw uitstel gesproken wordt. Dat is een interessante paradox. New York is vast" wanneer de overtuiging veld wint, dat het tot een drastische verlaging zal moeten komen, zoowel van de Europeesche schul den aan Amerika als van de Duitsche herstelbetalingen. En New York is flauw" wanneer het geroep om our people's money de politici noopt te verklaren dat Amerika toch heusch geen afstand kan doen van zijn vorderingen. Dus: hoe meer men er van overtuigd raakt, dat het Europeesche goud de oevers van den Hudson nooit zal vergulden, des te hooger is men daargindsch geneigd zijn werkelijke rijkdom aan te slaan ! Wel ziet men daar met angst aankomen, dat de Amerikaansche belastingbetaler de dupe wordt, althans den meevaller zal moeten missen die de inernationale betalingen hem brengen zouden, maar men ontveinst zich toch niet, dat men vol strekt niet armer wordt, wanneer men een illusoire Inhoud: 1. Mr. M. Kann, Het einde in zicht? 2 Gencsja, Nationalisme en de desa. 3. L. J. Jordaan, Droomen zijn bedrog. 4. Jan Greshoff, De kern van de krant, teekeningen door Harmsen van Beek. 5. B. van Vlijmen, Landstormers. Joannes Reddingius, Verzen. 6, Dr. R. Feenstra, De verbruikte Staatsman. 7. Dr. P. van Olst, Een aanslag op de aarde. Mr. Frans Coenen, Eert de dooden. 9. B. Merkelbach, Bebouwing van Amsterdam. 10-11. A. E. v. d. Tol, Schilderkunst. 12. Albert Heiman, Literatuur. 13. L. J. Jordaan, Bioscopy. 14. Hermin, Crisisgebeurtenissen. 15. C. F. Roosenschoon, De Fransche welvaart. 16. W. J. M. Linden, De geluidlooze sport. C. van Wessern, Muziek. 17. Z. Akuski, Carlton a la Kusse, teekeningen door Henri v. d. Velde. 18. R. Pellekaan, Hoedenmode. 19. Uit het kladschrift van Jantje. Croquunte Croquetjes. 20. Letterraadsel. Spelproblemen. Charivarta. - Alida Zevenboom, Viooltjes Voortreffelijke chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGER5 Let op den naam t vordering maar afschrijft vooral wanneer men zelf debet is aan economische maatregelen die betaling ondoenlijk hebben gemaakt. De les en het nut" van deze crisis is dan ook geweest dat de autarchie der staten het streven naar econo mische zelfgenoegzaamheid ad absurdum ge voerd is. * * * De kluwen der ellende kan echter niet op eens worden afgewikkeld. Het is goed, dat Brüning gezegd heeft waar het op stond, dat Mussolini de zaak bij den naam genoemd heeft, dat in Engeland de overtuiging heerscht en in Frankrijk en Amerika veld wint, dat het schuldenvraagstuk geregeld moet worden als een eerste stap om den economischen oorlog te likwideeren. Maar dat kan niet ineens. Zelfs de herstelkwestie kan niet met n pennestreek worden opgelost. Voorloopig is er nog gele genheid om tot een Duitsch moratorium van vijf of zes maanden te komen. Dit staat los van alle andere onderhandelingen. De plicht der Euro peesche Staten is het dan, om tot inzicht en ver standhouding te komen omtrent de werkelijke problemen. Dringend noodig wordt die verstand houding over zes maanden, wanneer hun betalingen aandeV.S. vervallen, die juridisch met de Duit sche betalingen niets te maken hebben, maar economisch zonder deze onmogelijk zijn. Het is niet alleen de waarschuwende stem van Mussolini die den staten duidelijk maakte hoezeer hun gouden droomen bedrog zijn maar ook de bittere noodzakelijkheid, die overeenstemming voor en met Amerika eischt. Het kost namelijk geld, veel geld. Vandaar dat men mag aannemen dat, al zal daarvoor een zomer-conferentie noodig zijn, het einde in zicht is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl