De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 23 januari pagina 10

23 januari 1932 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDERS EN Henri v. d. Velde - de Segom W. B. T holen - Fr. de * (tori "v. Velde Henri van de Velde hij Van Ijler, Amster dam Henri van de Velde heeft zich, naar het schijnt, voorgoed afgewend van het, op methapysische en philosophische speculaties berustende ver-, beeldingsleven, waarvan hij vroeger met zijn Zonne- jongelingen, zijn Paar den uit den Apocalyps, enz. bij voor keur, al teekenend en schilderend, verhaalde en dat, hoe virtuoos en talentvol ook, niet altijd vrij was van een litterairen inslag, die aan het ,beelden" afbreuk kan doen. ' Reeds op een vorige tntoonstelling bij van Lier bleek, dat ehij bezig was zich met wijsheid en overgegeven liefde te resigneeren op zijn onmid dellijke omgeving, voor oogen en voor handen": het Gooische boerenleven. Tóén ook bleek reeds, hoe hij in zijn composities van hooischelven, vee en boerenhofsteden, dikwijls een magis trale eenvoud wist te bereiken en hij, vooral ook het dier" en de plant" aanvoelde en beeldde als een natuur lijke goedheid en schoonheid, waarin de moderne, getourmenteerde mensen een rust en een verzuivering vinden kan. In enkele van die werken werd men toen, naar ik destijds opmerkte, óók gewaar hoe er soms een merk waardige tweespalt in dit werk was, die uitkwam, in het, eenerzijds gróót, vlak en sober houden van de schilde ring, en het anderzijds, door-werken op bepaalde onderdeelen tot in de, als onder de loupe genomen, détails. Ook nu nog, bij dit nieuwe werk, trejt men een dergelijke tweespalt bijwijlen aan. Mede doordat het ge geven zélf een dergelijke, de aandacht verdeelende, tweespalt niet alleen vol komen opvangt, maar als hier nood zakelijk en gerechtvaardigd element nadrukkelijk accentueert, acht ik het schilderij Onkruid en vee" het best Kunstzaal van Lier geslaagde van deze, als geheel geno men tóch al reeds geslaagde ten toonstelling. Door het Nah-bild" van de plant op den voorgrond, conscentieus doorgevoerd tot in détails, minitieus geschilderd, zonder waar ook maar iets van dor of klein-peuterig geduld te verraden, ziet men een wei met wat vee als Fernbild," dat, hoezeer het ook groot en eenvoudig ge houden werd, hoezeer het ook ruimte suggereert en verte, nooit wég-wijkt uit de intimiteit, de veilige, nabije goedheid, waarin de schilder zijn" land, zijn" planten en dieren ziet en waarvan hij in zijn werk beeldend getuigt. Naast dit, voor mij, voor al het andere komende schilderij, zijn er nog verschillende andere voorbeelden aan te wijzen van de schoonheid die v. d. Velde reeds wist te bereiken nu hij den weg terug vond waarop men de eenvoudige dingen dezer aarde en het goede ambacht weer ontdekt en gaat liefhebben. Onder de andere werken vindt men o.a. ook het origineel van de repro ductie, die het Kerstnummer van dit blad sierde. Vooral in het stilleven van gastronomische ingrediënten op den voor grond vallen, vele schoone qualiteiten te bewonderen, zooals ook de afzon derlijke stillevens (vooraan noem ik: de botjes op vergiet) zuiver, oprecht en knap mogen heeten. Al getuigt ook het portret van den heer S., evenals het kinderkopje van Elsje v. L., van veel kunnen, het wil mij schijnen, dat, op het oogenblik de dieren- en stilleven-schilder ! het verreweg wint van den portrettist, Van der Velde lijdt tézeer (zie zijn miniatuur: Zij weten niet wat zij doen !") onder datgene wat de menschen elkaar en zichzelf voor . B. Tholen Kunst zaal Huinck en Scherjon onmenschelijks aandoen dan dat hij ze anders dan als karikatuur óf als ietwat leege uiterlijke verschijning zou kunnen beelden. 'm A. Dunoyer de Segonzac en Xiuc Albert Moreau bij Santee iandweer, Amsterdam. Een vriendenpaar, deze twee, dat, 's winters te Parijs en 's zomers en villagiature verkeert en dat, de n (de Segonsac) voornamelijk als etser, de ander (Moreau) voornamelijk als lithograaf, het grafisch ambacht mint en verder het mondaine en sportieve leven lief heeft. Als illustrator maakten beiden naam. Vooral de Segonzac, heeft ver scheidene boek-verluchtingen op zijn naam staan. In zijn techniek stamt hij in rechte lijn, via voorgangers als Courbat en Corot, af van Bembrandt. Hij weet wat hij met de etsnaald doen kan. Hij hanteert haar, zonder eenige forceering, met het gemak der volledige beheersching. Dat valt te zien zoowel uit zijn vlug, met een groot aantal eenvoudige lijntjes neergekraste landschapjes, als uit zijn, niet n enkel confcourtje, fijn, raak en zuiver neergeschreven figuurtjes. Van deze laatsten, die ik boven de eersten stel, worde genoemd: la Femme a l'ombrelle en bovenal: La Plage, een strandtafereel, waarin de naaktjes" met een minimum aanduiding sterk geheeld staan en het geheel, alhoewel het papier grootendeels onberoerd bleef, tóch vol en levend aandoet Uit dit vrije, afzonderlijke werk van de Segonzac, dat is dus het werk waarin hij zich niét, als illustrator, inspireert op gevoelens en gedachten van anderen, leert men hem kennen als een. . . .aesthetisch, mondain flaneur, die met verfijnd, ambachtelijk kunnen, vertelt van zijn geneugten buiten (lichtelijk-poétische landelijke kijkjes", schoone baadsters golf-spe lers) zoowel als van die in de stad (muzikale clowns, enz). Zwaarder van temperament is zijn vriend Moreau. Ook wel, bij evan groot technisch vermogen, ditmaal op de steen en niet op de etsplaats, dieper van geest. Maar al is er bij hem dan, in enkele oorlogs-prenten (aan de Segonzac ging die oorlog, dien ook hij meemaakte, blijk baar restlos" voorbij) en vooral in zijn Tentation de St. Antoine", een bewogen heid, een meer wezenlijk aandeelnemen en de aanloop tot een belijdenis (element dat in waarlijk groote kunst nooit kan ontbreken !) tóch voelt men, ook nog bij hem, het vooropgestelde streven tot het maken van een schoon stuk grafiek. Die hij dan ook geeft, zoowel in zijn losse lithos. als bijv. in de illustra ties bij het groote, door Kduard des C'ourières geschreven prachtwerk Physiologie de la Jioxe" waarin de wereld van A. E. v. d. Tol e Henri v. d. Velde den boksring uit en ter na geana lyseerd wordt, op een wijze een beter zaak waardig ! Bob Gesinus Visser bij II u f fa. Amsterdam. Dikwijls is de impressie die een kunstenaar van n bepaald onder werp, n bepaald gegeven ontvangt, zóó diep, dat er voortdurend de in vloed van te bespeuren valt, ook in het werk waarin andere motieven verwerkt worden dan dit voor-goed-inzijn geest-gegrifde. Voor den schilder Visser, was, denk ik. de groenten tuin achter het huis, met kweek, bedden, wat boomen en hier en daar een kas, alles onder het klare licht van een strakken winterdag, zulk een onderwerp. In alle geval bereikt hij, hier op deze expositie, met de doeken, die van dit gegeven uitgaan, zijn beste werk. werk <lat, sterk gebouwd, koel en eenvoudig van kleur, een openheid en mannelijk heid heeft die prettig aandoen. Voor alles schijnt Visser mij een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl