Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 23 Januari 1932
No. 285»
De kern van de krant
door J. Greshoff
Teekeningen van Eelco Harmsen van Beek
In Frankrijk houdt men bijzonder veel van en
quêtes. Er zijn schrijvers, die met het houden
ervan een dikbelegde boterham verdienen. En
gemakkelijk verdienen. Men vraagt hetzelfde wat,
aan hetzelfde wie, en publiceert dat hetzelfde waar.
De ondervraagden antwoorden vrijwel altijd,
omderwille van de eer en de reclame; en de
kranten zijn dol op zulk soort kopij van wege de
mooie namen en de kort-maar-krachtigheid. En
kort-kort-kort is tegenwoordig de hobby van alle
redacties, die er belang bij hebben om een publiek
dat te lui en te dom is voor lange stukken in het
gevlei te komen. Hier doet men nog niet aan
enquêtes. Niet veel althans. Maar dat zal wel
kamen. Aangezien men in Nederland alles nadoet,
zal men, vroeg of laat, ook dit
vragen-en-antwoorden-spel imiteeren.
Een van de recente vragen luidde: wat leest gij
in uw dagblad met het meeste genoegen ? Voorwaar
een vernuftige vraag! En de antwoorden hebben
mij, tot mijn intiem plezier, bevestigd in sommige
van mijn geliefdste overtuigingen. Alle
analphabeten, alle barbaren, alle primairen haastten zich
Het hoofdartikel!
om met nadruk den volke te verkondigen, dat zij
bij voorkeur, ja uitsluitend, de hoofdartikelen en
het wetenschappelijk en litterair nieuws van hun
krantje consulteeren. Natuurlijk! Hoe zou het
anders kunnen? Om zich een air van vernuft te
geven, doen zij net of ze in staat zijn de stomme
verveling der hoofdartikelen te doorstaan; om
toch vooral wat intellectualiteit te afficheeren,
laten wij het voorkomen of letteren en kunst
hun dagelijksche zorg uitmaken. Dank zij die
houding van ernstig krantenlezer hopen de eerste
de beste kantoorbediende of Herman Robbers (een
fransche Herman Robbers, bedoel ik natuurlijk)
voor vol te worden aangezien.
De tweede categorie antwoordt: de
beursherichten. De heeTen die daartoe behooren inte
resseeren, ons niet. Wie het proza van O. A. Klaasse
De broeders
(de fransche C. A. Klaasse, bedoel ik) leest, wordt
automatisch buiten de samenleving der welge
schapen geesten gestooten.
Maar gelukkig, herkende ik onder de heeren,
die op die vragen ingingen, ook enkele broeders.
Enkele rustige, eenvoudige, oprechte jongemannen
die zeiden: Aan het hoofdartikel hebben wij lak,
gelijk aan de kroniek der theaters; de politiek
kan ons gestolen worden tegelijkertijd met de
negotie. Het nige wat ons in de krant interesseert
is het Gemengd Nieuws."
De kern van de krant
Die zoo spreken zijn mannen naar mijnThart.
Op die enquête zou ik niet anders geantwoord
hebben. En. . . . naar waarheid. De kern van de
krant is de moord. En men kan daar niet genoeg
ruimte aan besteden, men kan er niet genoeg
deatils van geven, men kan de situaties niet
kleurig genoeg schilderen. De moord (en natuurlijk
later de rechtzaak) is het eenige menschelijke
element in het dorre, nuttelooze drukwerk, dat
wij dagblad noemen. De moord is het eenig levende
op dit kerkhof. En in de gemengde berichten allén
houdt de journalistiek (die tegenwoordig door amb
tenaren wordt uitgeoefend) contact met de warme,
trillende werkelijkheid. Wie, behalve een paar
onwaarachtige kwibussen en misschien enkele
belanghebbenden, stelt er belang in een rondschrij
ven van Hoover, in een cello-concert van Briand,
in een zwaar gedocumenteerde uiteenzetting van
Poincaré? Wie, behalve de een opgewondenmaniak,
kijkt om wanneer de een of andere Hitler weer
wat zinneloos lawaai maakt, als mijnheer Zamora
op een balkon klimt, omdat hij zoo noodig praten
moet? Al dat soort nieuws, al die ijdele bijzonder
heden, staan in de krant voor de vakmenschen
en voor hen, die zich als vakmenschen willen
voordoen. Dat is, schoon het drie kwart van de
ruimte inneemt, lectuur voor nog geen tiende van
de lezers. Maar de Moord is nectar-en-ambrozijn
voor negentig procent der abonnés. En onder
die negentig procent zijn alle echte kunstenaars,
alle waarachtige intellectueelen. Waarom? Omdat
die maar n levensdoel, maar n reden van
bestaan hebben: de kennis van den mensch.
En alles, alles, alles wat die kennis kan vermeer
deren is van hun gading.
Welk een rijk en boeiend studiemateriaal vinden
wij in een mooie, zorgvuldig afgewerkte moord !
Hoe spannen wij alle zintuigen om ieder detail
op te vangen, om elke motief te wegen, om iedere
nuance van het gevoel in en aan ons zelf te toet
sen ! En men moet niet vergeten dat iedere
nieuwe misdaad weer zoo gansch anders is dan
de vorige, weer zooveel verschillende aspecten
biedt, zooveel onverwachtsche waarnemingen en
aanleidingen tot overpeinzing. lederen dag op
nieuw betreur ik het geringe aantal der werkelijk
goedopgezette, goeduitgevoerde moorden. Ook
behoorlijke oplichterijen, serieuze, intelligente
chantagegevallen en briljante inbraken zijn helaas
betrekkelijk zeldzaam. En nu zwijg ik nog van
de zedeschandalen, welke in waarheid een ideaal
veld voor menschenstudie zijn. Men vergeet te
veel, dat normale en fatsoenlijke menschen alles
behalve interessant en altijd vervelend zijn en
dat wij dus zonder uitvoerige verslagen over
misdaad en bedrog eenvoudigweg verstoken /.ouden
blijven van ieder contact met de nige corporatie
die nog een intens belang voor ons heeft, die der
mauvais gargons. De eenige is niet juist. De psy
chopaten zijn ook boeiend. Maar om hierover
juiste inlichtingen te verkrijgen moet men vak
bladen consulteeren, hetgeen weer te veel vak
kennis vereischt.
De neiging die er, onder den drang van opge
droogde moralisten, begint te komen om de moord,
uit de krant te verbannen of althans als quantit
négligeable te beschouwen, beteekent het ver
breken van de laatste band, welke de journalistiek
nog bindt aan het leven.
Wanneer deze stikvischmoraal de overhand
krijgt, heeft de krant geen enkel belang meer.
Men kan er dan beursnoteeringen in lezen en het
juiste uur voor het opsteken der fietslantaarns,
de agenda der vermakelijkheden en der predik
beurten ; men kan er kennis nemen van de
effectender lintjesregen en van de verplaatsingen der
regeeringspersonen.
Zeer nieuwgierige lieden vermogen er wijsheid
omtrent de heer Laval of de heer Brüning uit te
puren. En dwazen het spijt mij dat ik het
zeggen moet consulteeren hun blad om te ver
nemen hoe een zekere mijnheer X, dien zij niet
kennen, denkt over de verborgen bedoelingen van
Ramsay Macdonald (waar hij niets van af weet).
Bovendien heef dit alles, (dat geheel buiten de wer
kelijkheid van het leven der menschen omgaat,
dat een met ongelooflijke moeite in stand gehouden,
zeer gecompliceerde fictie is) heeft heel die vooze,
schamele santekraam geen beteekenis, geen nkele
re5ele beteeke is. Vooral niet vergeleken bij een.
sappige moord met veel prikkelende
bijomstandigheden. Het is alleen maar jammer dat de
meeste journalisten niet beseffen, welk een
essentieele waarde een misdaad vertegenwoordigt; en
dat zij, die de politierubriek verzorgen, meestal het
inzicht en de kennis missen om uit de gegevens der
werkelijkheid alles te halen wat er in zit. Deze
reportage zou men uitsluitend aan psychiaters
of romanciers moeten toe vertrouwen. En Les
Nouvelles Littéraires", die eenige beroemde recht
zittingen lieten verslaan door niet minder be
roemde romanschrijvers, heeft daarmede een
Weg met dat proza!
i
oprecht succes, en, wat mér zegt, een prachtig
resultaat bereikt.
De Moord is en blijft de kern van de krant.
En wie de journalistiek nog een beetje liefheeft,
wie nog eenig idealisme bezit, wie nog hoopt
op een mogelijkheid om het Dagblad met de
Mensch verbonden te houden, die moet al het
mogelijke doen om de Misdaad voor de Pers te
conserveeren.
Als dat niet lukt dan is het ook meteen uit.
Dan zullen wij om het proza van de Elouts (van
de fransche Elouts, bedoel ik natuurlijk) te
ontloopen gén krant meer kunnen lezen. Dan Kullen
wij ons moeten bepalen tot uitnemende vakbladen,
als Detective" of Police News".