De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 30 januari pagina 12

30 januari 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 30 Januari 1932 No. 2852 g e," ? 7 Hotel DUIN EN DAAL" - Bloemendaal Rustige ligging modern comfort. Speciale arrangementen voor langer verblijf. Muziek door Constant van Wessem Szekely Wij kunnen het met genoegen zeggen: een uit stekende middag, die van Zondag in het Concert gebouw. Hier verschijnt een violist op het podium, die als solist met begeleiding van orkest op een der abonnementsconcerten speelt en die het durft te bestaan twee stukken te spelen en die beide stuk ken zijn noviteiten. Deze violist geeft zichzelf der halve geen kans voor de parade", hij geeft zijn publiek ook geen kans hem te taxeeren naar de wijze, waarop hij de grosse Kanone" hanteert. Men kan niet beoordeelen of hij het vioolconcert van Beethoven beter speelt dan Iluberman, dan Busch, dan Thibaud, noem ze maar op. Neen, deze violist, die een violist is van een groot kunnen, een speler van ras, verwerpt het gemakkelijke succes en doet iets voor de onbekende muziek: hij komt met twee noviteiten. De eene is een vioolconcert van een jong Hollander, Guillaume Landré, de andere is een rapsodie van zijn Hongaarschen land genoot Bartok. Een buitenlander moet het dus 'wezen, die hier nieuw Hollandsen werk laat hooren, dat constateeren wij in de eerste plaats. Maar niet alleen om het onbekende werk is zijn daad belang rijk, zij getuigt ook van een liefde voor goed werk, -waarvoor hij zich pionier wil stellen: het vlooieen?eert van den jongen Landréis het alleszins waard, dat iemand het op het podium brengt. Het pro gramma geeft den componist abuisievelijk het ge boortejaar van zijn vader, maar het werk is geheel van onzen tijd, die een geconcentreerde, beknopte, nauwkeurig in een typische klankverhouding afge wogen muziekschepping wil, zakelijk uitgedrukt met niets te veel of te weinig. Zoo is l et vioolcon cert van den jongen Landréook: uiterst consciën tieus werk, met een warm gevoel voor de bekoring van modernen samenklank geschreven, een viool solo verweven met een sobere, vaak suggestieve achtergrond van een klein kamerorkest (om den vioolklank goed als zelfstandigheid los te houden komen in dit ensemble geen verdere violen voor). De stemming" is Fransch en in den aanvang vooral aan Debussy verwant, doch harmonisatie en rythme zijn geheel van dezen tijd en vaak zeer oorspronkelijk van vinding: het stuk heeft ondanks een Fransche stam verwantschap een eigen geluid. Men zou hoogstens kunnen zeggen, dat de realisatie nog niet overalvolkomenbereikte, wat de componist in zijn gedachte zich voorstelde, maar het langzame deel en het rythmisch bewegelijke slotdeel zijn geheel geslaagd. Eindelijk weer eens een Hollandache schepping die van gevoel en warme geïnspi reerdheid getuigt! Men kan Landréniet anders d»n feliciteeren. Ook de tweede noviteit, waarvoor de violist Szekely zich paraat stelde was het hooren alleszins waard. Bartok heeft in deze 2de vioolrhapsadie een warm en markant stuk Hongaarsche volksmuziek samengevat, louter dansmotieven van zijn land, de berendans en de andere dansen uit het land leven, die wij reeds uit zijn folklorische muziekschrijfwijze van vroeger kenden. Met veel Spieleüdigkeit" zonder stokvoering-vertoon voor gedragen boeide deze compositie zoowel om zich zelf als om de sympathieke en fraaie vertolking zeer. Heil Szekely ! Aan Mpnteux kwam de eer van de rest van den middag en hij bewees ons nogmaals, dat niemand hem overtreft in de betooverende en fascineerende wijze, waarop hij een verrukkelijk klankgedicht als Debussy's Après-midi d'un faune" voor ons kan laten zingen en opleven. Deze weergave zal wel altijd zijn meester-prestatie blijven. Voor Zelfscheerders Eerst een weinig Purol inwrijven en daarna inzeepen; dan scheert men zich schoon, zacht en pijnloos. Crisis-Elegie Wanneer hot nooit meer Winst, altijd Verlies is, Dan spreekt de heele wereld van een crisis. En valt het met geen water af te wasschen: De slimste menschen zitten in d'impasse. O zeker, menigeen is nog wat mans. Ge ziet het aan de volle restaurants. Aan de menu's, die nog steeds Fransch en lang zijn. Maar wat zegt dat? Dat we aan de laatste gang zijn. Bij het dessert begint het echte treurspel. Naar een hotel? De crisis! Doe de deur snel open. Neen meneer, ik slaap alleen. . . . Moraal? Ach neen, de crisistijd spaart geen. De crisis heerscht over de heele wereldbol In Afrika. Amerika. Klein Aziëen Tyrol. In alle staten van Europa, ook Palestina, Zij treft petroleum en rubber, textiel en kina. Zelfs in het land der spaarzame Eskimo's Duurt de inflatienacht een heele poos. Nog dansen er lichtzinnigen van schots tot schots. Maar hongerend bevriezen andere kinderen Gods. En hier? Het stadsche volk raakt moe van stempelen, 't Schoolt samen voor paleis en tempel, en 't breekt straks in oproer uit. O schrik daar nadert reeds de roode Bolsjewik. Spoorrailsen blaast men op; Matuschka's overal; En allerwegen bankroof, overval. Verwording van het volk? De crisis, mijne heeren. Waar zijn de knappe koppen om een wereldramp te keeren? Een enkeling maakt amok. Nog staat politie klaar, Een burgerwacht beveiligt. Maar 't duurt toch vast geen jaar of 't aardrijk is n groote wilde chaos, en uit d'impasse raakt men op geen stukken na los". Maar, menschen, schept nog moed ! Of zijn het allen snoevers, De Macdonalds, Briands. de Hitlers en de Hoovers? Er zal onder die praters later toch wel n zijn die voor de roem bleef leven, als we'uit de crisis heen zijn. IIKRMAN WACHTER Boekbespreking Plato, door Dr. H. Oldewelt, J. Philij» Kruseman, Den Haag. Niet gemakkelijk grijpt de vakman te zijner voor lichting naar een serie, getiteld: Helden van den Geest" !, maar de naam van den schrijver eischt kennisneming en de verwachting wordt niet teleur gesteld. Wie Plato's geschriften niet alleen wil genieten om hun vorm, maar ook hun inhoud wil begrijpen, stuit op velerlei moeilijkheden. Niemand is er nog in geslaagd om een gesloten systeem in Plato's wereldbeschouwing te ontdekken" (p. 106). Boven dien is het onmogelijk gebleken, de figuren van Plato en Socrates zuiver te scheiden; de gangbare meening, dat Plato aanvankelijk meer den historischen Socrates beschreef, terwijl hij hem later slechts gebruikte als spreekbuis voor zijn eigen theorieën, helpt ons niet veel, daar wij de volgorde der Platonische geschriften slechts in groote lijnen kennen. Alle philologische hulpmiddelen, in de laatste jaren opnieuw beproefd, hebben ons in dit opzicht slechts weinig verder gebracht. Eén weg bleef nog over: de zuiver psychologische; dezen is Oldewelt gegaan. Zijn Proeve eener introspectieve Platostudie" (een revolutionaire titel !) was nog slechts een eerste poging. Dit nieuwe boek brengt ons een heel eind verder. Zooals Plato met telkens nieuwe woorden tracht uit te drukken wat bijna niet met woorden zegbaar is, zoo tracht ook dcf schrijver met telkens nieuwe omschrijvingen en beelden dooi' te dringen tot wat het eigenlijke wezen van Plato is. Op den voorgrond plaatst hij hierbij den ..riietlogischen oorsprong'' der Ideeënleer on staat lang stil bij den aard van hot intuïtieve denken. I f ij wijst op het eenzaamheidsgevoel van den mensch, op de betrekkelijke algemeenheid van woord en begrip als vertolkers van onze gedachten, op de mythe en haar verschillende stadia als uitdrukkingsmiddel; een heel hoofdstuk is gewijd aan de tegenstelling dichter-denker en de daaruit bij Plato ontstane conflicten. Ook toont hij aan hoe Plato de door hem gebruikte beelden later als vaststaande feiten ging beschouwen en er ten onrechte op voort bouwde. Met opzet gebruikt Oldewelt geen enkele term, aan de moderne psychologie ontleend. Toch wil het mij toeschijnen, dat er langs dezen weg nog wel iets meer te bereiken is. De schrijver zou dan niet behoeven te volstaan met de mededeeling Plato miste zijn heele leven eigen initiatief" (Tijdschr. v. Wijsb. '29), maar zou er ons op kunnen wijzen hoe dit zijn oorzaak vond in Plato's Komplexgebundenheit" (Socrates, Dio). Hij zou ons kun nen aantoonen hoe er in Plato het steeds weder keerend conflict bestaat tusschen twee verschillen de typen van denken en hoe hij als zoodanig een symbool was van de beide tijdperken, waarin hij leefde. Elk probleem is dieper dan zijn oplossing; de voorloopigheid van alle weten kan daarvan getui gen" (p. 90). Misschien levert ons de schrijver nog eens een volledige psychologische studie van Plato. Niemand is er meer bevoegd toe dan hij. P. AUERBACH

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl