Historisch Archief 1877-1940
Wandtapijten van Willem Arondeus en Ghr. de Moor
De Moor
In het Haarlenische Paviljoen
Het, in 1788 in Louis XV I-stijl
gebouwde paviljoen Welgelegen
aan den rand van den Haarlem
merhout heeft al heel wat be
stemmingen gekend. Oorspronke
lijk verrezen in verband met een
galant avontuur van een der
Amsterdamsche handels-magnaten,
diende het daarna Koning
Lodewijk Napoleon tot zomerverblijf,
ona. vervolgens het Koloniaal Mu
seum, en, weer later, het Museum
voor Kunstnijverheid een onder
dak te bieden. Thans vond het
ten laatste zijn eindbestemming
als zetel van het Provinciaal Be
stuur van Noord-Holland, als
hoedanig het reeds geruimen tijd
in gebruik is, alhoewel dan de
plechtige, officieele in
gebruikstelling eerst dezer dagen met
een avondreceptie plaats had.
Een groot aantal gemeenten en
waterschappen bood geschenken
aan teneinde hun Staten" in
een waardig en schoon tehuis te
weten. Bij de keuze van deze
geschenken die mede geschiedde
in overleg
metdenRijksgebouwendienst, die het geheel restaureerde
en voor het tegenwoordig doel
geschikt maakte, stond men voor
een moeilijk vraagstuk. Vanzelf
sprekend was het een eerste eisch
dat de geschenken het karakter
van het historisch bouwsel (een
niet al te sterk en gelukkig
karakter overigens!) niet mochten
schaden; daarnaast moesten zij
zooveel mogelijk voorbeelden zijn
van de schoonheidswaarden die
de moderne vaderland sche kunst
en kunstnijverheid kan opleveren
en tevens liefst ook nog de diverse
schenksters en schenkers
symboliseeren. Een volledig vervullen
van deze, elkaar gedeeltelijk weer
sprekende eischenis
nietwelmogedoor A. E. v. d. Tol
lijk en zoo moesten de kunstenaars die de opdrach
ten kregen uit te voeren zich dan ook veelal met
een compromis tevreden stellen.
Tot de gewichtigste, het karakter van het geres
taureerde interieur voor alles bepalende middelen,
waarmede men het gebouw heeft trachten op
te halen tot op een wat schooner en wat meer
modern-decoratief plan, behooren de wandtapijten
die in de Statenzaal, de koffiekamer en de
anti-chambre in de vakken tusschen de
gecanuleerde half pilasters werden gehangen.
Willem Arondeus kreeg de groote vergaderzaal
met een negental tapijten voor zijn rekening.
Met de gemakkelijk-gaande hand die hem eigen
is en die men reeds jarenlang uit ander werk
kent, zooals bijv. uit zijn kalenders voor het
Kunstverbond en de Senefelder Drukkerij (met
opzet sluit ik hier, waar de opdracht luidde:
zuiver ornamentaal" zijn meer figuraal gehou
den muurschilderingen in het Gebouw van den
A'damschen Geneeskundigen Dienst uit) en tevens
met goeden smaak en durf heeft hij zich van de
opdracht gekweten. De eerste indruk die men,
bij het betreden van de zaal, krijgt, is er een van
rijke, warme, weelde, een gevolg voornamelijk
van de wijze waarop hij de kleur liet spreken, een
wijze die veel sterker is dan men over het algemeen
bij bet klassieke gobelin aantreft. De sterke, diepe
fluweel-achtig glanzende groenen, rooden en
paarsen, in schoon harmonisch verband aangebracht,
gloeien u tegen. In de ornamentiek bepaalde
hij zich tot een golvend omspelen van het wapen
der onderscheidene betrokken gemeenten. Deze
ornamentiek, waar diervormen de hoofdrol in
vervullen, is van vrij groote eentonigheid; de
poging daarin iets, voor het betreffende schenker
symbolisch of karakteristieks te beelden, ontbreekt.
Eentonigheid kan, in de kunst, op groothei den
karakter wijzen. Maar ook beteekent zij wel eens
Willem Arondeus
De Moor
het gevaar van een soort gemak
zuchtige aesthetiek, die wél zwier
en rhythme kan hebben, maai' in
nerlijk leeg' blijft en daardoor
spoedig verveelt. Kn Arondeus is
m. i. niet geheel aan dit
gevaarontkomen.
Meer, vél meer, daarvan, al
hoewel hij zich dan vooral in
dekleur, voel nauwer aansluit bij
oude gobelin-voorbeelden, ont
dekt men in de tapijten van de
Moor (in de zijzalen opgehangen)..
die ook in de wijze waarop de
schenkende gemeenten en water
schappen gesymboliseerd worden»
dat hij diep op de problemen die
de opdracht hem stelde is inge
gaan. In de kleur zich aansluitend
bij oude voorbeelden heeft de
Moor in de compositie gestreefd
naar een modernen strengen
bouw" en wel zóó, dat er óók
verband is tusschen de naast el
kaar hangende tapijten. Een bij
komend voordeel, dat zijn werk
tengoede komt is, dat zijn gobelins.
de muurvlakken geheel vullen ter
wijl die van Arondeus (d ie, met het
oog op de uitgetrokken bedragen,
aan een bepaald formaat gebon
den was) dat niet doen, zoodat
een en ander daardoor iet of wat
aan decoratieve waarde verliest.
Intusschen mag men dankbaar
zijn, dat hier twee jonge kunste
naars gelegenheid werd geboden
het gobelin-probleem te
entameercn en tevens aan
moderneinrichtingen voor hand weei'kunst,
A. F. t-emeijs werkplaats (die
Arondeus' ontwerpen uitvoerde)
en de Xed. Ivunst Weefschool
(die de Moor's tapijten op het
getouw had) te tooiien tot a])
welk een voortreffelijke hoogte
y.ij het oude schooiie ambacht
van het ..na-schildereu" weder
om hebben Weten op te voeren.