De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 30 januari pagina 4

30 januari 1932 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Wandtapijten van Willem Arondeus en Ghr. de Moor De Moor In het Haarlenische Paviljoen Het, in 1788 in Louis XV I-stijl gebouwde paviljoen Welgelegen aan den rand van den Haarlem merhout heeft al heel wat be stemmingen gekend. Oorspronke lijk verrezen in verband met een galant avontuur van een der Amsterdamsche handels-magnaten, diende het daarna Koning Lodewijk Napoleon tot zomerverblijf, ona. vervolgens het Koloniaal Mu seum, en, weer later, het Museum voor Kunstnijverheid een onder dak te bieden. Thans vond het ten laatste zijn eindbestemming als zetel van het Provinciaal Be stuur van Noord-Holland, als hoedanig het reeds geruimen tijd in gebruik is, alhoewel dan de plechtige, officieele in gebruikstelling eerst dezer dagen met een avondreceptie plaats had. Een groot aantal gemeenten en waterschappen bood geschenken aan teneinde hun Staten" in een waardig en schoon tehuis te weten. Bij de keuze van deze geschenken die mede geschiedde in overleg metdenRijksgebouwendienst, die het geheel restaureerde en voor het tegenwoordig doel geschikt maakte, stond men voor een moeilijk vraagstuk. Vanzelf sprekend was het een eerste eisch dat de geschenken het karakter van het historisch bouwsel (een niet al te sterk en gelukkig karakter overigens!) niet mochten schaden; daarnaast moesten zij zooveel mogelijk voorbeelden zijn van de schoonheidswaarden die de moderne vaderland sche kunst en kunstnijverheid kan opleveren en tevens liefst ook nog de diverse schenksters en schenkers symboliseeren. Een volledig vervullen van deze, elkaar gedeeltelijk weer sprekende eischenis nietwelmogedoor A. E. v. d. Tol lijk en zoo moesten de kunstenaars die de opdrach ten kregen uit te voeren zich dan ook veelal met een compromis tevreden stellen. Tot de gewichtigste, het karakter van het geres taureerde interieur voor alles bepalende middelen, waarmede men het gebouw heeft trachten op te halen tot op een wat schooner en wat meer modern-decoratief plan, behooren de wandtapijten die in de Statenzaal, de koffiekamer en de anti-chambre in de vakken tusschen de gecanuleerde half pilasters werden gehangen. Willem Arondeus kreeg de groote vergaderzaal met een negental tapijten voor zijn rekening. Met de gemakkelijk-gaande hand die hem eigen is en die men reeds jarenlang uit ander werk kent, zooals bijv. uit zijn kalenders voor het Kunstverbond en de Senefelder Drukkerij (met opzet sluit ik hier, waar de opdracht luidde: zuiver ornamentaal" zijn meer figuraal gehou den muurschilderingen in het Gebouw van den A'damschen Geneeskundigen Dienst uit) en tevens met goeden smaak en durf heeft hij zich van de opdracht gekweten. De eerste indruk die men, bij het betreden van de zaal, krijgt, is er een van rijke, warme, weelde, een gevolg voornamelijk van de wijze waarop hij de kleur liet spreken, een wijze die veel sterker is dan men over het algemeen bij bet klassieke gobelin aantreft. De sterke, diepe fluweel-achtig glanzende groenen, rooden en paarsen, in schoon harmonisch verband aangebracht, gloeien u tegen. In de ornamentiek bepaalde hij zich tot een golvend omspelen van het wapen der onderscheidene betrokken gemeenten. Deze ornamentiek, waar diervormen de hoofdrol in vervullen, is van vrij groote eentonigheid; de poging daarin iets, voor het betreffende schenker symbolisch of karakteristieks te beelden, ontbreekt. Eentonigheid kan, in de kunst, op groothei den karakter wijzen. Maar ook beteekent zij wel eens Willem Arondeus De Moor het gevaar van een soort gemak zuchtige aesthetiek, die wél zwier en rhythme kan hebben, maai' in nerlijk leeg' blijft en daardoor spoedig verveelt. Kn Arondeus is m. i. niet geheel aan dit gevaarontkomen. Meer, vél meer, daarvan, al hoewel hij zich dan vooral in dekleur, voel nauwer aansluit bij oude gobelin-voorbeelden, ont dekt men in de tapijten van de Moor (in de zijzalen opgehangen).. die ook in de wijze waarop de schenkende gemeenten en water schappen gesymboliseerd worden» dat hij diep op de problemen die de opdracht hem stelde is inge gaan. In de kleur zich aansluitend bij oude voorbeelden heeft de Moor in de compositie gestreefd naar een modernen strengen bouw" en wel zóó, dat er óók verband is tusschen de naast el kaar hangende tapijten. Een bij komend voordeel, dat zijn werk tengoede komt is, dat zijn gobelins. de muurvlakken geheel vullen ter wijl die van Arondeus (d ie, met het oog op de uitgetrokken bedragen, aan een bepaald formaat gebon den was) dat niet doen, zoodat een en ander daardoor iet of wat aan decoratieve waarde verliest. Intusschen mag men dankbaar zijn, dat hier twee jonge kunste naars gelegenheid werd geboden het gobelin-probleem te entameercn en tevens aan moderneinrichtingen voor hand weei'kunst, A. F. t-emeijs werkplaats (die Arondeus' ontwerpen uitvoerde) en de Xed. Ivunst Weefschool (die de Moor's tapijten op het getouw had) te tooiien tot a]) welk een voortreffelijke hoogte y.ij het oude schooiie ambacht van het ..na-schildereu" weder om hebben Weten op te voeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl