De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 6 februari pagina 15

6 februari 1932 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

N o. 2853 De Groene Amsterdammer van 6 Februari 1932 15 Macht of economische wet door C. A. Klaasse Brüning maakt school. Moest hij aanvankelijk vreezen te worden uitgekreten voor een rechtsverkrachter, een machtsusurpator, meer en meer blijkt, dat hij wordt gehuldigd als profeet van een geheel nieuwe leer. In dit verband moge ik ver wijzen naar het redactioneele hoofdartikel van de vorige week. De periode van de werking der economische wetten, van het vrije spel van eco nomische krachten heeft afgedaan, de Staat moet zijn macht daarvoor in de plaats stellen. Loonen, intrestvoet, prijzen, die tot nu toe werden bepaald door vraag en aanbod, zij het in open of meer of minder gesloten markt, worden in den nieuwen heil staat gedecreteerd bij noodverordening. Zoo on geveer stelt men zich de geloofsbelijdenis voor van een fel tegenstander der huidige maatschap pelijke ordening: de kapitalistische productiewijze. Maar neen. . . . men denkt er in Duitschland niet aan het huidige economische regime aan te tasten, integendeel, op het gebied waar de Verstaatlichung feitelijk door den nood al een voldongen feit was geworden een gebied bovendien dat door zijn centrale functie van groote strategische beteekenis zou zijn voor een beginnende overschakeling ?op een nieuw economisch stelsel nl. het bank wezen, doet de regeëring alle moeite om er zoo vlug mogelijk weer uit los te komen. En het gekke is, dat niemand feitelijk de beruchte loonen prijsnoodverordening heeft beschouwd als een principieele verwerping van het bestaande regime. Terwijl toch de veelgeprezen vrije ontwikkeling van economische krachten een van de steunpilaren van het liberale stelsel is ! Men heeft de noodver ordening, waarin maar eventjes het meest essentieele deel van de huidige organisatie met n slag werd weggevaagd, geslikt alsof het een wetje voor de bestrijding van mond- en klauwzeer was. Heeft men werkelijk de overtuiging dat alleen op deze wijze een oplossing gevonden kan worden voor de bestaande moeilijkheden, dan zal dat toch m.i. onvermijdelijk ertoe moeten leiden dat zoo spoedig mogelijk gestreefd moet worden naar structureele wijziging van onze economische organisatie. Dan kan men het heele geval niet zoo maar als een kleine Seitensprung" blijven beschouwen, maar men zal de consequenties eruit dienen te trekken, opdat in de toekomst op de nieuwe basi s kan worden voortgewerkt. Men kan toch niet ernstig van plan zijn het hierbij te laten, want wanneer nu straks «ens de crisis ten einde is, mag men dan het spiegel beeld van de huidige ontwikkeling: stijging van loonen, intrest, en prijzen maar weer eenvoudig aan dat eens verkrachte vrije spel van krachten ?overlaten? Dat zou toch al een heele eigenaardig om een euphemisme te gebruiken standpunt zijn; als men a zegt moet ook b volgen, ja zelfs het heele alphabet moet men aandurven. Dit voor zoover de economisch-politieke kant van het vraagstuk betreft. En nu de economische .gevolgen van de Brüning-trouvaille. Wat zijn de essentialia van de nieuwste noodverordening? Ongetwijfeld deze: dat ernaar gestreefd wordt zooveel als doenlijk is de resultaten te imiteeren van een muntverzwakking, met uitzondering van die muntverzwakking zelve en haai' uiterlijke symptoom: prijsstijging. Maar overigens het zelfde effect: verlaging der loonen in vergelijking met het buitenland en met het prijsniveau der wereldmarkt, dito voor kapitaalrente, huren, pachten en dergelijke vaste lasten. Dit is wel het voornaamste punt van overeenstemming: dat men wilde bereiken, dat niet alleen de veranderlijke inkomens, de loonen omlaag zouden gaan, maar evenzeer de voor geruimen tijd gefixeerde geld verplichtingen: rente, pachten, huren enz. Maai er zijn ook twee belangrijke verschilpunten: in de eerste plaats blijft in de noodverordening de hoogte van geldschulden onaangetast. Lijkt dat oppervlakkig gezien juist een punt van overeen.stemming, het is dat niet, want bij muntver zwakking beteekent het gelijk blijven van een geldschuld, een achteruitgang van de reëele schuld (in goederen uitgedrukt), het stelsel-Brüning daar entegen, dat prijsdaling decreteert, impliceert een stijging van de reëele schuldenlast. Dit is een zeer belangrijk punt van verschil. Immers, de deflatie en de prijsdaling hebben juist daarom zulk een f unesten invloed op de economische ontwikkeling, omdat de vaste lasten reëel zoo sterk stijgen. Voor zoover betreft de intrest, pacht enz. wordt dit in de noodverordening ondervangen, maar voor de schulddelging, en daarmee veelal samenhangende afschrijving, blijft het gunstige effect achterwege. wordt integendeel zooals gezegd de toestand nog verscherpt. Dat is m.i. wel de meest ernstige fout die de beruchte noodverordening aankleeft: dat men niet de moed heeft gehad de consequenties te trekken en eenvoudig ook alle schulden in hoofdsom met 10 p('t. te verminderen. Devalvatie van de muntwaarde is veel consequenter ! En dan het tweede punt dat terloops reed.s werd aangeroerd: de prijsverlaging die men tot een integreerend deel van het systeem heeft gemaakt. Waarom wilde men de verlaging der loonen, en andere vast of semi-vaste lasten? Omdat deze zich niet bij de prijzen hadden aangepast. En wat doet men nu: men dwingt deze kostenfactoren omlaag, en. ... decreteert tegelijkertijd een ver laging der prijzen. Dan had men alles wel bij het oude kunnen laten! De eenige takken van nijverheid die dan nog voordeel hebben zijn die welke hun producten exporteeren, of die welker producten een wereldmarktprijs hebben, die ook geldt in het land waar het deflatiedecreet wordt uitgevaardigd. Nationaal beschouwd kan het inderdaad van zeer groote beteekenis zijn dat de loonen verlaagd worden, en de concurrentiekracht op de wereld markt vergroot. Maar de voorstanders van deze nieuwlichterij beschouwen het syteem als van universeele beteekenis. Loonsverlaging zonder meer met of zonder staats ingrijpen loopt reeds de kans via de koopkrachtvermindering weinig re sultaat te hebben, maar wanneer men die door daling van de koopkracht gevreesde prijsdaling imperatief in de regeling begrijpt, dan is het nut toch wel heel problematiek. Dat Brüning de prijs verlaging in zijn noodverordening heeft opgenomen is heel begrijpelijk, tactische overwegingen noopten hem daartoe; de tegenstand tegen de verlaging der inkomens zou veel minder groot zijn, wanneer hij tegelijkertijd een verlaging der kosten van levens onderhoud kon aanbieden. En voor zoover het bedrijven betreft, welker prijzen nog niet onder de crisis hadden geleden, o.a. beschutte bedrijven, is de daling der prijzen heel logisch. Alleen de be handeling en masse waarbij alle prijzen over n kam worden geschoren is niet logisch; voor pro ducten welker kostprijs voor een belangrijk deel bestaat uit grondstoffen met een wereldmarkt is de eisch zeer onheusch en crisisverscherpend en a fortiori is dat het geval voor de bedrijven waai de crisis en de prijsdaling haar origine vindt. Wilde hier sprake zijn van een consequente uit voering van de opzet dan zou men veel meer hebben moeten differentieeren. Maar dat zou Staatswirtschaft, medebeheer door de overheid, beteekeneri, en die stap heeft men juist niet aangedurfd. Zoodat de wijze waarop de nieuwe leer i ri de noodverordening is uitgewerkt niet bijster gelukkig lijkt. Eenerzijds heeft men te weinig gedaan: de schulden bleven onaangetast, anderszijds deed men te veel: de eisch tot algemeeiie prijsverlaging doet het grootste deel van het effect tier loonsver laging te niet, althans wanneer men al'ziet van den invloed op de exportnijverheid, die alleen betee kenis heeft wanneer men de kwestie zuiver natio naal, niet universeel, bekijkt. Kil tenslotte lijkt het weinig principieel om het huidige optreden van den Staat u l s machtsfactor opzichzelf en inci denteel te beschouwen, zonder daaraan tevens een meer duurzame Planwii-tschaft vast te knoopen. Wat niet wegneemt dat er iets goeds in dit precedent schuilt, liet heeft el' inderdaad heel veel van weg dat het tijdvak der vrije economische ontwikkeling heeft afgedaan. Dat de Staat in de toekomst telkens zal moeten ingrijpen is meer en meer waarschijnlijk. De gesanctioneerde contract breuk die de jongste noodverordening involveert moge onbillijk lijken, in wezen is dat niet zoo. Daaraan zullen wij moeten wennen. Beter con tractbreuk en voorspoed dan contracttrouw en malaise ! Rechtszekerheid kan men tenslotte alleen verlangen wanneer zij niet in de vrije economie" in strijd is met de economie. Recht dat de welvaart bedreigt is geen recht. Maar wanneer men zoover is om dit te erkennen dan zal men toch wel eens een vastomlijnd plan voor het regeeringsingrijpen ook voor de toekomst mogen maken. Hoe stelt mei) zich de toekomstige ordening voor, wanneer men de vrije marktontwikkeling te schadelijk acht ? Men kan zich er niet afmaken met een incidenteele ,,reorganisatie'" en voor de rest après nous Ie déluge". Politici aantreden ! Wandtapijten Mijn oordeel over de wandtapijten van Chr. de Moor in het Haarlemsche Gouvernementshuis kwam, helaas, door het wegvallen van een alinea, in het vorig nr. precies andersom te luiden dan het door mij werd neergeschreven. Fit hetgeen er stond kon men opmaken, dat ik in het werk van de Moor ..meer. vél meer" ontdekt had van het ..gevaar voor een soort gemak zuchtige aesthetick" waaraan m.i. Arondeus in zijn tapijten niet geheel ontkwam. Het tegendeel is waar! Er is in het werk van de Moor ..meer, veel meer" te ontdekken van het ..streven en den strijd" naar en voor een waarlijk moderne ornamentiek, die zich voedt met de krachten deigemeenschap en niét uitsluitend met die eener individueele begaafdheid, dan in Arondeus' werk, waarin dit streven en dien strijd, naar ik ineen, al te zeer ontbreken. Dat na-schilderen". voorkomend in den laatsten zin. ..naiild-schilderen" moet zijn, zal men begrepen hebben. A. E. VAN DEN TOL De Zonnebloemen De schemer had de groote bloemen ingesponnen, wier (jouden harten bressen zijn waardoor de zon dienzelfden ochtend nog stoutmoedig was begonnen zich baan te breken als het water in de bron: nu scheen zij door dien schaduw overwonnen, doch in een schemerlamp heeft zich het licht hervonden en het won zoo, mei duisternis tot ondergrond, aan zin, de groote bloemen kwamen ongeschonden naar voren, terwijl binnenin hun harten stond een schijn en weerschijn, (ds nooit n had uitgezonden HALM) C. KOOL ABONNEMENTSPRIJS van De Groene Amsterdammer" per jaar, bij vooruitbetaling franco per post: Voor Nederland . . . f 10. Ned.-Indiëp/mail . 13.50 ., ,, ,, p/zeepost ,, 10 ab. binnen Europa 11.50 uitgezonderd : ., Engeland-Itali Zwitserlan ., Amerika , 13.50 ,, Zuid-Afrika 11.50 d-Italië- l ind . . ) 13.50 Postgiro No. 72880 Gemeentegiro G. 1000

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl