Historisch Archief 1877-1940
No. 2858
De Groene Amsterdammer van 6 Februari 1932
17
Radio en Grammofoon
Een nadere beschouwing
van ons toestel
Tentoonstellingen
door L. J. van Looi
H
In het vorig artikel waren wij ge
komen tot aan de afgestemde antenne,
waaruit, al of niet door een
hoogfrequentversterker versterkt, stroompjes
komen. Die stroompjes voeren wij nu
toe aan de detectorlamp, teneinde die
stroom te scheiden in' draaggolf en
muziekstroom.
De zender heeft namelijk golven
uitgezonden, die zijn samengesteld
uit een z.g. draaggolf, die steeds con
stant blijft en er altijd is, als de zender
werkt, en de muziekgolf, die aan de
draaggolf wordt toegevoegd zoodra er
voor den microfoon geluid wordt ge
maakt. De geluidgolf bevat de trillin
gen van b.v. de menschelijke stem,
de draaggolf de trillingen van de golf
lengte, de trillingen van de golflengte
zijn heel veel sneller dan die
spreektrillingen. Deze noemen wij
laagfrequent, de trillingen van den draaggolf
hoogfrequent. Tezamen vormen zij de
golven, die onze antenne
aanstooten". Om te begrijpen, hoe een
electrische golf in twee verschillende snel
heden kan trillen, kan
men zich het volgende
voorstellen: een hooge
denneboom wordt aan
het beven, aan het trillen
gebracht, door er bene
den met een hamer tegen
te slaan. Elke hamer
slag veroorzaakt een rilling in den
boom. Maar bovendien waait het en
de boom zwaait door den wind statig
heen en weer. Als men nu deze twee
bewegingen overdraagt op de radio
golven heeft men de twee verschillende
trillingssnelheden. Wat wij nu moeten
doen is die snelle trilling zien kwijt te
raken, zoodat wij alleen de
laagfrequente muziekgolf overhouden. Aan
gezien die draaggolftrilling constant
is, kost dat niet zooveel moeite. Wij
hebben in den roostercondensator van
de detectorlamp een uitnemend mid
del om een toestand te scheppen,
waarin de trillingen van de draaggolf
zichzelf tegenwerken, zoodat zij op de
detectorlamp zelf geen werking meer
oefenen.
De detectorlamp is in wezen een
tamelijk eenvoudig ding. Door de
lamp gaat een stroom, die van den
gloeidraad naar de plaat en vandaar
naar het plaatspanni ngsapparaat l oopt.
In die stroombaan zit een telefoon of
een transformator geschakeld.Een tele
foon geeft geen geluid, als wij er een
regelmatigen gelijkstroom door stu
ren. De magneetjes die iri de telefoon
zitten, beginnen de trilplaat aan te
trekken als de stroom die door de tele
foon gaat versterkt wordt en zij laten
de trilplaat weer los als die stroom
plotseling in sterkte afneemt. Nu zit
er in de detectorlamp, tusschen de
plaat en den gloeidraad, een zooge
naamd rooster. Eigenlijk een hekje,
waar de stroom, die van gloeidraad
naar plaat loopt tusschendoor moot.
Dat rooster staat in verbinding met
de antenne en op dat rooster komen
de spanningen van de muziekgolf. Als
dat rooster nu een sterke lading heeft,
wordt daardoor de stroom die door de
spijlen van het hekje wil gaan belem
merd, tegengehouden. Als de span
ning verminderd, kan er weer meer
stroom door. Die spanningsverande
ringen treden natuurlijk in precies
dezelfde regelmaat op als de verande
ringen van de muziekgolf, die door het
zendstation is uitgezonden, door onze
antenne is opgevangen en aan de
detectorlamp is toegevoerd. De tele
foon die in de stroombaan is opge
nomen wordt dus met diezelfde regel
maat aan het trillen gebracht en de
trilplaat reproduceert aldus het voor
den microfoon in de studio gemaakte
geluid.
Dat geluid is ons echter nog niet
sterk genoeg wij willen het uit
een luidspreker hooren. Daarvoor
zijn de stroompjes, die de telefoon
in beweging brengen echter niet
krachtig genoeg en wij tijgen dus
aan het versterken. Dat is een tame
lijk eenvoudige geschiedenis. Wat wij
noodig hebben zijn niet in de eerste
plaats krachtiger stroomen, maar wel
stroomen, waarvan de verschillen
in kracht grooter zijn, die dus een
grooter maximum en een kleiner
minimum vertoonen, dan die uit de
detector kwamen.
Dergelijke veranderin
gen in spanning kunnen
wij aanbrengen met
een transformator. Een
transformator is een in
strumentje omspanning
te vergrooten of te
verkleinen. liet be
staat uit een ijzeren kern, waarop
twee wikkelingen zijn aangebracht.
Als de eerste wikkeling minder draad
heeft dan de tweede, wordt in de
tweede wikkeling een hoogere span
ning verkregen. Is de eerste wikkeling
de grootste, dan krijgt men in de
tweede of secundaire wikkeling een
lagere spanning. Wij gebruiken in
ons toestel natuurlijk een transfor
mator, die de spanning vergroot, d.w.z.
maximum en minimum uit elkaar
rekt. Maar aangezien wij niks voor
niks krijgen, gaat dat tenkoste van
de sterkte van de stroom, zoodat wij
onmiddellijk achter den transformator
geen luidspreker kunnen zetten, hoe
wel de spanning grooter geworden is.
Daarom gebruiken wij die vergrootte;
spanning om er weer een nieuwe lamp
mee te voeden en wel de
laagfrequentversterkerlamp. Die werkt eigenlijk
net eender als de detectorlamp, met
dit verschil, dat wij geen
roostercondensator noodig hebben, omdat
wij alleen met rnuziekstroomeri en
niet meer met do draaggolf te maken
hebben. En omdat wij graag zooveel
mogelijk en zoo sterk mogelijken
stroom ter beschikking hebben, sturen
wij door deze versterkerlamp een
stevige stroom, die dan door de nu
vergroote spanningen die uit den
transformator op het rooster komen,
wordt beïnvloed. Achter deze lamp
kunnen wij nu eon luidspreker
schakelen.
in het begin van dit artikel heb ik
geschreven, dat de
roostercondeiisatoi' van de detectorlamp met <le
antenne in verbinding staat. Dat is
echter slechts in zeer minderwaardige
toestellen, die weinig selectiviteit
hebben, het geval. Als wij namelijk
zoo direkt ..in de antenne" luisteren,
dan 'krijgen wij de meeste stations
door elkaar. Daarom hebbon wij voor
de detector nog oen aparte afdeeling
A. ile Miranda vn IJ.
«loMiraiidaKerkhuvrn bij van Ijier. Anist.
We hebben de laatste jaren onge
twijfeld het persoonlijke in de kunst
zeer sterk overdreven. Zonder in den
zotten, en tevens gemakzuchtigen
waan te vervallen, dat met het ver
doemen van de zoogenaamde indivi
dualistische" kunst en het
propageeren van een, even zóó genaamde
gemeenschaps"-kunst (c.q. socialistische
kunst), de lucht geklaard wordt en de
weg open ligt, kan wel gezegd worden,
dat met dit, voor alles, speuren naar
het persoonlijk element in een kunst
werk dikwijls de werkelijke schoon
heid die zich ook in z.g. epigonen-werk
wel degelijk kan opdoen, miskend of
genegeerd wordt.
Ook in de Beeldende Kunst is het
dikwijls zoo, dat bij het beschouwen
van een werk dikwijls te gauw en te
uitsluitend aan een voor de hand lig
gend vergelijkings-object, aan een,,in
vloed" gedacht wordt. Zoo zullen zeer
zeker velen met een eigengereid
,,Japansche namaak" ditwerkvanA.de
Miranda, na een eerste vluchtigenblik,
aanstonds zonder veel verdere aan
dacht voorbij wandelen. En er zal dan
ook wel niemand, behalve den,
inmeerdere opzichten te benijden geheel on
kunstige ! zijn, die hier, bij het zien
van deze sepia-teekeningen van
Aapjes, Boomtakken, Tijgerkoppen, enz.
niet dadelijk aan Japan" wil gaan
denken. Houdt men dit ietwat
pedanterig denken even terug, dan ziet men
hier een aantal sepiatjes, die, goed in
het vlak, goed-decoratief en vooral
zuiver gedaan zijn, en waarin, als 't
ware, de teederheid van een schuchtere
drommer zich verschanst heeft.
Nochthans voelt men in dit werk een soort
Heminung": de lijn heeft in haar
stelligheid meer het karakter van
sudieuze zorgvuldigheid en van een af
weer, dan van een zacht-vloeiend,
spontaan zich uitzingen; en de leegten,
de ongevulde deelen van het papier,
zingen niet mee, maar blijven inder
daad leeg. . . .
En dan, nadat men dit geconsta
teerd heeft, doemen toch weer die
Japansche voorbeelden op, waarin
dit: dit zingen van de lijn en bovenal
dit zingen van de leegten, van de
stilten, de grootste en grootsche
qualitoit is.
Mevr. B. de Miranda?van Kerkho
ven exposeert tegelijkertijd een aantal
smakelijke specimen van haar Egyp
tisch vlechtwerk, in den vorm van
mutsjes, sjaals, kleedjes, taschjes, enz.
Xifola Taiioff bij Hofstee
JH'dniaii, Amsterdam
De Kunsthandel Hofstee Deelman,
die reeds meer malen werk van, in
ons land weinig of niet nog bekende
buiterilandsche modernen tentoon
stelde, introduceert dit keer den
Bulgaarschen schilder Nicola
TaneffTaneff in 1892 te Sistow in Bulgarije
geboren, studeerde enkele jaren te
Parijs, o.a. onder Claude Monet, en
kwam in 1914 in zijn geboorteland
terug, waar hij een der voornaamste
werd van hen die naar een eigen,
nationale kunst streven. Voor alles
werd hij de verbeelder van het
Bulgaarsche landschap en het
Bulgaarsche landelijk leven. Van het
Bulgaarsche licht en de Bulgaarsche liefde
voor felle kleuren in de eerste plaats t
Vele Hollanders, die, onder hun
voortdurend bedekte luchten en te
midden van hun waterdampen, ge
wend zijn, ook in het schilderij, vóór
alles te zoeken naar nuances van
kleurschemeringen, naar verdroomde grij
zen en, op duizend-en-én manier,
wég-donkerende schaduwen, schrik
ken in eerste instantie altijd wat terug
voor een kunst, die zich nu eens niet
versteekt in den droom van onze
vaderlandsche atmosfeer, maar die
een 100% licht en een 100% kleur
aandurft en zich, daardoor heen, toch
nog .... handhaaft !
De oer-sterke rooden en groenen die
we van Bulgaarsche kleedingstukken
kennen, zijn, naar men hier
gewaarwordt, blijkbaar zóó afgedrukt van
de omgeving waarin het Bulgaarsche
volk verkeert. Men vindt ze in veel
van dit werk van Taneff, het steikst
sprekend misschien nog wel in dat, in
het groen der boomen liggend, Roode
Landhuis bij Karlovo". En we beleven
er, evenals we dat bij die kleedingstuk
ken doen, onze vreugde aan.
Al staat" dan Taneff zijn Bulgaar
sche zon, al staat" hij óók deze felle,
open kleur en al bereikt hij, als zuiver
licht-op-licht schilder dikwijls goede
dingen (een enkele keer, zie b.v. zijn
bloemstilleven Geranium", overwint
het licht hém en moet hij de nederlaag
lijden !) toch is het beste werk dat,
waar dat licht althans iets wordt af
gedekt en de, haast meedoogenlooze,
felheid hier en daar even wordt w
ggehouden. En dat is dan het geval in
stukken als b.v. Bulgaarsche binnen
hof met wijnranken", die ik tot zijn
meest geslaagde reken.
A. E. VAN DEN TOL
Correspondentie: (\ S. te H. Inder
daad zijn de origineelen van de in ons
blad afgedrukte teekeningen te koop.
(I)jze week werd een van de laatste
illustraties van A. van der Feer: Moe
der en kind, bij het verhaal van Albert
llelman, door een lezer aangekocht).
De teekeningen blijre.n het eigendom
van den teekenaar. Dit geldt dus ook
voor de reproducties in onze Almanak
1931, waarop u reflecteerde.
gemaakt, waardoor geen geleidende
verbinding niet do antenne bestaat,
doch alleen een inductieve". I), w. ?/..
dat do trillingen van de. antenne door
inwerking door de lucht op de i-p:io!
van do detector inwerken. Wanneer
wij namelijk eon spoel koper,Iraad
brengen bij oen andere sp;i;>l. waarin
een wisselstroom loopt, dan zal in
(lic tweede .>-p.>el ook een wissel
stroom gaan loopeu. /.ondel' dat er
verbinding tnssohcn beide spoelen
bestaat. Dat verschijnsel heet ..in
ductie". D.iarvuii hebben wij gebruik
gemaakt om de a.fstemschorpte te
verbeteren. I),' <leloetorla,mp is
n;unelijk aangesloten aan 0011 kring".
bestaande uil oen spoel en een conden
sator, precies als de antenne. Door
aan den condensator te draaien.
kunnen wij die spoel dezelfde golf
lengte geven als de antenne, en als die
spoel goed is afgestemd, dan zal /.ij
de trillingen die in de aiitennespoel
loopeii, gretig opnemen. Door de
spoelen minder dicht bij elkaar te
brengen on daardoor de overdracht
te verzwakken, kunnen wij het punt
van de scherpste afstemming nog
lictor bepalen en tegelijkertijd wordt
do invloed van /.wakkere stations.
die in do buur! van de afstemming
liggen, /.oor verzwakt.
Hiermede zijn wij in den looppas.
door ons rudiot i leslel lieoiigcwande'.d
dingen, die een te theoretische ver
klaring vergden, bob ik laten zwem
men, teneinde liet overzicht niet te
sehaden. Kr, ik hoop, dat men uit
de/.o beide artikelen eon u'lobaal over
zicht heeft gekregen van wat in ons
radiotoestol gebeurt. j;'j. ,