Historisch Archief 1877-1940
Uit het kladschrift van Jantje
Croquante croquetjes
door Alida Zevenboom
Dat is eens maar nooit weer en
zou al, bij wijze van spreken, onze
lieve Prinses in de gouden koets voor
mijn deur stilhouden en naar boven
komen om mij te vragen het nog
eens te doen, ik geloof dat ik bedanken
zou. Isiiet dat hét mij aan
belang.stelling voor mijn collecte-busje
ontjbroken heeft. Tot driemaal toe heb ik
een leeg moeten halen bij meneer
:Vattier Kraane, maar wat heb ik al
!niet moeten aanhooren, vooral van
den kant der heeren! De dames
waren lief, ik kan niet anders zeggen
en ze informeerden belangstellend
naar poes en naar Pietje" en naar
'?Ami", maar er was geen een bij die
meer dan een paar kwartjes gaf en
een. vroeg me zelfs of ik een kwartje
wisselen kon en zij had een
bontjmantel aan die ik, zoo op hetr oog, op
;een duizend gulden of wat schat,
'hoewel ik van die dingen geen verstand
;heb, want ik heb nooit iets anders dan
konijn gedragen en dat is voor een
mensch goed genoeg, vind ik. De
heeren, dat moet ik Keggen, waren
'veel royaler. En allemaal hadden
een aardigheidje en hoeveel er niet,
na»? den ,,inwendige" gevraagd heb*
ben, weet ik niet en er waren een paar
schuinerts bij en ik zal maar niet
herhalen wat die zeiden en wat ik
geschrokken, ben! Tegen drie uur
kwam een nogal zware heer op me
toe, met een volle baard, en terwijl
hij zijn portemonnaie voor den dag
haalde, keek ik hem nog eens goed
aan, want je moet altijd een tikje
oppassen dat ze geen broekknoop of
een valsch kwartje »n je bus duwen
en ik kan u zeggen dat het busje in
mijn hand .trilde, want ik zou gezworen
hebben dat het de inwendige" was,
zoo leek hij op hem en hij sprak net
zoo zacht en zoo lief en voor het
goede en ik had bijna op mijn lippen
om tegen hem te zeggen: ..Bertus,
kent u me niet meer of wil u me niet
kennen ?" en het is maar goed ook dat
ik het niet gedaan heb, want een van
de dames van het comitédie met de
auto langs kwam, dreigde mij met
haar vinger en zei: Mevrouwtje, wat
had u daar een apartje met minister
Slotemaker"? en stel je eens voor dat
ik hem had aangesproken en hem ver
weten had dat hij er met mijn
meubeltjes was van doorgegaan toen wij nog
onder de geboden stonden ! Ik zou me
dood geschaamd hebben, maar hoe
het mogelijk is dat twee menschen
zoo op elkaar lijken, is bijna onbe
grijpelijk, tot de stem aan toe, en u
zal er misschien om lachen, maar ik
denk nog steeds: stel je toch eens
voor dat hij het werkelijk geweest is
en die dame van het comitézich ver
gist heeft! Maar het vreemde is dat
ik drie nachten achter elkaar van een
man met volle baard gedroomd heb
en ik sprak er met mevrouw van de
voor-suite over en die vroeg me
onmiddellijk wat de geheime stem
me gezegd had.
Welke geheime stem? vroeg ik
en toen legde zij me uit dat zij altijd
een stem in haar binnenste hoorde
als zij iemand tegen kwam. . . . enfin,
hoe zei ze het ook weer? die iets
in haar binnenste had doen trillen
en ik had bijna gezegd dat ik nu
begreep waarom zij op straat zoo
loopt te draaien en te bewegen, maar
een mensch kan gelukkig maar niet
alles zeggen wat hem voor den mond
komt en zij had het ook nog over de
zielsverhuizing en dat het heelemaal
niet onmogelijk was dat de ziel van
Bertus verhuisd was en nu een laatste
rustplaats gevonden had bij den
minister.... ik zal me er maarniet
verder in verdiepen, want ik moet
een voorjaarshoedje hebben en ik
weet niet wat ik op moet zetten, want
om voor spot te gaan loopen met zoo'n
kiep schuin tegen me hoofd geplakt,
daar ben ik nu toch wel wat te oud
voor geworden. Ik hoop nu maar
dat de mode nog een tikje verder
terug gaat en wij de hoeden met de
keelbanden ook terug krijgen, want
die stonden toch maar wat goed.
Als ik niet beter wist.... en nu loopen
de menschen storm naar die twintig
Zigeuner meisjes omdat ze zoo mooi
spelen, maar maakten wij in onzen
tijd van die dingen zoo'n ophef?
Ik. weet wel dat bij Koetemeyer
in de Amstelstraat of het
Panopticum", zooals het toen heette,
eiken avond dames-kapellen speelden
en ook echte /igeunerinneii niet
ringen in der ooren en zwart haar dat
je er jaloersch van werd. zoo zwart
en spelen !. . . . en hoe een mensch
toch blind en doof en stom kan zijn.
want wij waren daar op een
avondjetoen ik zag dat de kellner den ..inwen
dige" een klein briefje in zijn hand
stopte en toen ik hem vroeg waar dat
vandaan kwam en wat het
beteekende, zei hij zoo onschuldig dat je hem
een dubbeltje zou gegeven hebben:
dat is van dat meisje dat de trommel
slaat. Zij heeft mijn raad en bijstand
noodig" en dan geloof je maar weer
alles en er was heelemaal geen ..ge
heime" stem die me waarschuwde.
anders zovi ik naar die juffrouw met de
trommelstokken gegaan zijn om eens
haring of kuit er van te hebben. Van de
week heb ik het rokcostuum van me
neer Stanislafski opgestreken, want
ons acteurtje heeft het teleen van
hem gekregen omdat hij in het comit
van meneer Verkade zit en hij is erg
enthousiast.
Het houdt in die familie
maainiet op met de festiviteiten ver
leden jaar een feest van de
koekfabriek en als trouwe koek-klant heb
ik toen een heerlijke Verkade-koek
cadeau gekregen en nu weer meneer
Eduard, maar die zal me wel geen
koek thuis sturen, al zie ik hem nog
zoo graag spelen, want er is met het
tooneel, zoo heeft het acteurtje me
uitgelegd, tegenwoordig zelfs geen
droog brood meer te verdienen, laat
staan koek.
Maai- die man met de baard. . . .
als het. ... ik mag er niet aan den
ken. . . .