De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 13 februari pagina 19

13 februari 1932 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

Uit het kladschrift van Jantje Croquante croquetjes door Alida Zevenboom Dat is eens maar nooit weer en zou al, bij wijze van spreken, onze lieve Prinses in de gouden koets voor mijn deur stilhouden en naar boven komen om mij te vragen het nog eens te doen, ik geloof dat ik bedanken zou. Isiiet dat hét mij aan belang.stelling voor mijn collecte-busje ontjbroken heeft. Tot driemaal toe heb ik een leeg moeten halen bij meneer :Vattier Kraane, maar wat heb ik al !niet moeten aanhooren, vooral van den kant der heeren! De dames waren lief, ik kan niet anders zeggen en ze informeerden belangstellend naar poes en naar Pietje" en naar '?Ami", maar er was geen een bij die meer dan een paar kwartjes gaf en een. vroeg me zelfs of ik een kwartje wisselen kon en zij had een bontjmantel aan die ik, zoo op hetr oog, op ;een duizend gulden of wat schat, 'hoewel ik van die dingen geen verstand ;heb, want ik heb nooit iets anders dan konijn gedragen en dat is voor een mensch goed genoeg, vind ik. De heeren, dat moet ik Keggen, waren 'veel royaler. En allemaal hadden een aardigheidje en hoeveel er niet, na»? den ,,inwendige" gevraagd heb* ben, weet ik niet en er waren een paar schuinerts bij en ik zal maar niet herhalen wat die zeiden en wat ik geschrokken, ben! Tegen drie uur kwam een nogal zware heer op me toe, met een volle baard, en terwijl hij zijn portemonnaie voor den dag haalde, keek ik hem nog eens goed aan, want je moet altijd een tikje oppassen dat ze geen broekknoop of een valsch kwartje »n je bus duwen en ik kan u zeggen dat het busje in mijn hand .trilde, want ik zou gezworen hebben dat het de inwendige" was, zoo leek hij op hem en hij sprak net zoo zacht en zoo lief en voor het goede en ik had bijna op mijn lippen om tegen hem te zeggen: ..Bertus, kent u me niet meer of wil u me niet kennen ?" en het is maar goed ook dat ik het niet gedaan heb, want een van de dames van het comitédie met de auto langs kwam, dreigde mij met haar vinger en zei: Mevrouwtje, wat had u daar een apartje met minister Slotemaker"? en stel je eens voor dat ik hem had aangesproken en hem ver weten had dat hij er met mijn meubeltjes was van doorgegaan toen wij nog onder de geboden stonden ! Ik zou me dood geschaamd hebben, maar hoe het mogelijk is dat twee menschen zoo op elkaar lijken, is bijna onbe grijpelijk, tot de stem aan toe, en u zal er misschien om lachen, maar ik denk nog steeds: stel je toch eens voor dat hij het werkelijk geweest is en die dame van het comitézich ver gist heeft! Maar het vreemde is dat ik drie nachten achter elkaar van een man met volle baard gedroomd heb en ik sprak er met mevrouw van de voor-suite over en die vroeg me onmiddellijk wat de geheime stem me gezegd had. Welke geheime stem? vroeg ik en toen legde zij me uit dat zij altijd een stem in haar binnenste hoorde als zij iemand tegen kwam. . . . enfin, hoe zei ze het ook weer? die iets in haar binnenste had doen trillen en ik had bijna gezegd dat ik nu begreep waarom zij op straat zoo loopt te draaien en te bewegen, maar een mensch kan gelukkig maar niet alles zeggen wat hem voor den mond komt en zij had het ook nog over de zielsverhuizing en dat het heelemaal niet onmogelijk was dat de ziel van Bertus verhuisd was en nu een laatste rustplaats gevonden had bij den minister.... ik zal me er maarniet verder in verdiepen, want ik moet een voorjaarshoedje hebben en ik weet niet wat ik op moet zetten, want om voor spot te gaan loopen met zoo'n kiep schuin tegen me hoofd geplakt, daar ben ik nu toch wel wat te oud voor geworden. Ik hoop nu maar dat de mode nog een tikje verder terug gaat en wij de hoeden met de keelbanden ook terug krijgen, want die stonden toch maar wat goed. Als ik niet beter wist.... en nu loopen de menschen storm naar die twintig Zigeuner meisjes omdat ze zoo mooi spelen, maar maakten wij in onzen tijd van die dingen zoo'n ophef? Ik. weet wel dat bij Koetemeyer in de Amstelstraat of het Panopticum", zooals het toen heette, eiken avond dames-kapellen speelden en ook echte /igeunerinneii niet ringen in der ooren en zwart haar dat je er jaloersch van werd. zoo zwart en spelen !. . . . en hoe een mensch toch blind en doof en stom kan zijn. want wij waren daar op een avondjetoen ik zag dat de kellner den ..inwen dige" een klein briefje in zijn hand stopte en toen ik hem vroeg waar dat vandaan kwam en wat het beteekende, zei hij zoo onschuldig dat je hem een dubbeltje zou gegeven hebben: dat is van dat meisje dat de trommel slaat. Zij heeft mijn raad en bijstand noodig" en dan geloof je maar weer alles en er was heelemaal geen ..ge heime" stem die me waarschuwde. anders zovi ik naar die juffrouw met de trommelstokken gegaan zijn om eens haring of kuit er van te hebben. Van de week heb ik het rokcostuum van me neer Stanislafski opgestreken, want ons acteurtje heeft het teleen van hem gekregen omdat hij in het comit van meneer Verkade zit en hij is erg enthousiast. Het houdt in die familie maainiet op met de festiviteiten ver leden jaar een feest van de koekfabriek en als trouwe koek-klant heb ik toen een heerlijke Verkade-koek cadeau gekregen en nu weer meneer Eduard, maar die zal me wel geen koek thuis sturen, al zie ik hem nog zoo graag spelen, want er is met het tooneel, zoo heeft het acteurtje me uitgelegd, tegenwoordig zelfs geen droog brood meer te verdienen, laat staan koek. Maai- die man met de baard. . . . als het. ... ik mag er niet aan den ken. . . .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl