De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 20 februari pagina 12

20 februari 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Onbekende meester Hollandsche winterlandschap pen uit de 17e eeuw De methode van het inrichten van een tentoonstelling, met n bepaald onderwerp in het middelpunt en werken van verschillende schilders, die vanuit verschillende hoeken en door verschillend geslepen lenzen heen, dit onderwerp laten aanschouwen, zoodat men van zulk een onderwerp een syn thetisch begrip krijgt en men vooral ook een goed inzicht wint in de geaard heid der diverse schilders-talenten, het was een methode, die we de laatste jaren reeds enkele malen zagen toegepast. Tegenover nadeelen, waarover te debatteeren valt, bezit zulk een methode dit groote voordeel, dat men het deel van het publiek, dat anders van schilderijen tentoonstellingen iet of wat terug schrikt een... . lok-aas, het in teressante onderwerp", voorhoudt en er daaronder toch wel bezoekers zullen zijn die, al bijtend in dit aas, als schoonheids-enthousiast kunnen worden opgehaald.... Ook de kunsthandel Goudstikker heeft zich de laatste jaren al eenige malen van deze methode bediend en, ter onderbreking der reeks tentoon stellingen van nieuwe aanwinsten, exposities gearrangeerd, die, zooals het in den catalogus heet, een be paald onderdeel van het groote gebied der schilderkunst nader belichten": het Portret, het 16e eeuwsche Land schap, het Stilleven, aan dergelijke onderwerpen werd dan in de patricische zalen fcaan de Heerengracht een Tentoonstelling Goudstikker schoone collectie gewijd. Thans viel de keuze op het Hollandsche winter landschap in de 17e eeuw. Een voortreffelijke keuze inderdaad: in de eerste plaats wel omdat zoovele van onze Meesters uit die eeuw zich in hun wintergezichten dikwijls voor treffelijk laten kennen, en dan ook: omdat de moderne landgenoot veelal een warm plekje in zijn hart bewaart voor zoo'n ouderwetsche, vaderlandsche wintei" en deze hem, zelfs via het paneel of doek, meestal tot gevoelens van saamhoorigheid en hulpvaardigheid aanzet, gevoelens die hier dan ten bate van het Crisiscomit (dat de entree-gelden ontvangt) in klinkenden munt kunnen worden omgezet. Ook voor hen die min of meer gesloten blijven voor de kunst als zoodanig, biedt deze tentoonstelling genoeg. Vél zelfs. Want de Meesters van onze 17e eeuw waren, vooral in den beginne, niet alleen dikwijls groote beeldende kunstenaars, maar ook, soms wel vóór alles onder houdende, amusante en onuitputte lijke vertellers en vooral met den winter geraakten zij danig op hun praatstoel. £_ Ook uit deze tijdelijk, met behulp van bruikleenen uit Musea, en van particulieren en handelaren, tot stand gebrachte collectie valt weer eens te zien hoe reeds in de schilder kunst der 17e eeuw de ontwikkeling inzette die vanuit het stadium der mededeeling naar het stadium der uitdrukking leidt. Ook hier kan men OUDE EN Tentoonstelling Winter" \ stikker - Hollandsche Stedelijk Museum - K J. van Goyen Tentoonstelling Goudstikker een gang gewaarworden van de ver telling naar het poëem, al schuilt er dan in vele van die oudere vertelsels wel zooveel poëzie, dat het vertelsel tot verhaal wordt; en al spreekt er in die jongere poëemen, naast het beelden van stemming en atmosfeer, genoeg pleizier in het conterfeiten der dage lij ksche doening om ook hen, naast de schoonheid, een documentaire waarde te verleenen. __ ^Met de stukken der Avercamps (behalve Berend, Hendrik, waren er, naarmenthansveronderstelt,nogmeerderen van denzelfden familienaam) staat men dan meteen in de meest uitvoerige documentatie die men zich denken kan over het menschelijk vertier in het oude winterlandschap, meer speciaal op de ijsbaan van eer tijds. De dikwijls geestig getypeerde figuurtjes zijn over de verschillende plans uitgestrooid in groote hoeveel heid; en allen, vooral bij Hendrik, zoo afzonderlijk bekeken en gedaan, dat zij wel volkomen geïsoleerd schijnen in de eigen actie. Ge-ard wordt er, een bijt gehakt, gekolft (geliefde voorouderlijke ijs-sport!), een jagertje met eenden aan den gordel, keert, met geschouderd geweer, terug van de jacht, een koopman heeft zich ter beschutting tegen de kou in een ton genesteld, een ander voert zijn waar per sleetje aan, een deftig gezelschap (de dame met het destijds extra deftige zwarte maskertje) doet aan conversatie. Onuitputtelijk is Avercamp's vertelzucht, geen détail van dat wat deze hier en die daar" nu weer uitvoert, ontgaat hem en men blijft dit alles, het een na het ander, geboeid afkijken, zooals de schilder het ook, stuk voor stuk, geboeid aan schouwde en schilderde. Er moge dan al in Averkamp's werk geen eenheid van handeling ziji:, het is toch een miskenning hier uitsluitend van prentjes te gewa gen. Wel degelijk is er in het scherp staan en silhouetteeren der vormp jes in de ijle winterlucht, in het tinke ien der heldere lichte i-n dunne kleurtjes, een an dere, eenheid die ook bij hem het oude Hollandsche win terland alssyiit hese suggereert en het kunstvol beeldt. Ook bij Aren t Arentzen (genaamd ('abel) Verstraelen en van Breen vindt men nog deze over wegende belang stelling voor de fi guur. Bij Essaias van de Velde, de onmiddelijke voorbe reider van van Goyen. begint dan A. E. v. d. Tol e deze overwegende aandacht iet of wat af te laten; het landschap of de stad op den achtergrond gaat eenbelangrijker plaats innemen. Er komt meer gevoel los voor de natuurstemming. Een ten Adriaen v. d. Velde onzent minder bekende figuur is Adriaen van de Velde, van wie men een tweetal werken aantreft, die ik tot de schoonste van deze expositie reken. Vooral het kleine paneeltje niet de wijde ijsvlakte voor een dorp, waarop slechts enkele figuurtjes (slechts een man met kind. drie rijders aan de stok, een prik-sleeëii'' figuurtje op den voorgrond), is in zijn, met groot ambachtelijk kunnen en als niet ingehouden gevoel, zakelijk bedreven schilderwijs, groot van .,on persoonlijke ontroering", iets wat in oti7.cn tijd ook weer als de wezenlijke, en dus slechts bijwijze van paradox in woorden aan te duiden, kern van alle kunst, oud of nieuw, door velen gevoeld wordt. In de werken van van Goyen, van Malomon en Jacob Kuijsdael, Aert van der Neer, van de Capelle waarvan men hier een aantal goede stalen aantreft, worden dan figuur en land schap meer en meer eengeheel, dat d en oud-hollaridschen winter niet in de eerste plaats documentair, maar di

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl