Historisch Archief 1877-1940
Onbekende meester
Hollandsche winterlandschap
pen uit de 17e eeuw
De methode van het inrichten
van een tentoonstelling, met n
bepaald onderwerp in het middelpunt
en werken van verschillende schilders,
die vanuit verschillende hoeken en door
verschillend geslepen lenzen heen, dit
onderwerp laten aanschouwen, zoodat
men van zulk een onderwerp een syn
thetisch begrip krijgt en men vooral ook
een goed inzicht wint in de geaard
heid der diverse schilders-talenten,
het was een methode, die we de
laatste jaren reeds enkele malen zagen
toegepast. Tegenover nadeelen,
waarover te debatteeren valt,
bezit zulk een methode dit groote
voordeel, dat men het deel van het
publiek, dat anders van schilderijen
tentoonstellingen iet of wat terug
schrikt een... . lok-aas, het in
teressante onderwerp", voorhoudt
en er daaronder toch wel bezoekers
zullen zijn die, al bijtend in dit aas,
als schoonheids-enthousiast kunnen
worden opgehaald....
Ook de kunsthandel Goudstikker
heeft zich de laatste jaren al eenige
malen van deze methode bediend en,
ter onderbreking der reeks tentoon
stellingen van nieuwe aanwinsten,
exposities gearrangeerd, die, zooals
het in den catalogus heet, een be
paald onderdeel van het groote gebied
der schilderkunst nader belichten":
het Portret, het 16e eeuwsche Land
schap, het Stilleven, aan dergelijke
onderwerpen werd dan in de
patricische zalen fcaan de Heerengracht een
Tentoonstelling Goudstikker
schoone collectie gewijd. Thans viel
de keuze op het Hollandsche winter
landschap in de 17e eeuw.
Een voortreffelijke keuze inderdaad:
in de eerste plaats wel omdat zoovele
van onze Meesters uit die eeuw zich
in hun wintergezichten dikwijls voor
treffelijk laten kennen, en dan ook:
omdat de moderne landgenoot veelal
een warm plekje in zijn hart bewaart
voor zoo'n ouderwetsche,
vaderlandsche wintei" en deze hem, zelfs
via het paneel of doek, meestal tot
gevoelens van saamhoorigheid en
hulpvaardigheid aanzet, gevoelens die
hier dan ten bate van het Crisiscomit
(dat de entree-gelden ontvangt) in
klinkenden munt kunnen worden
omgezet.
Ook voor hen die min of meer
gesloten blijven voor de kunst als
zoodanig, biedt deze tentoonstelling
genoeg. Vél zelfs. Want de Meesters
van onze 17e eeuw waren, vooral in
den beginne, niet alleen dikwijls
groote beeldende kunstenaars, maar
ook, soms wel vóór alles onder
houdende, amusante en onuitputte
lijke vertellers en vooral met den
winter geraakten zij danig op hun
praatstoel.
£_ Ook uit deze tijdelijk, met
behulp van bruikleenen uit Musea,
en van particulieren en handelaren,
tot stand gebrachte collectie valt weer
eens te zien hoe reeds in de schilder
kunst der 17e eeuw de ontwikkeling
inzette die vanuit het stadium der
mededeeling naar het stadium der
uitdrukking leidt. Ook hier kan men
OUDE EN
Tentoonstelling Winter" \
stikker - Hollandsche
Stedelijk Museum - K
J. van Goyen
Tentoonstelling Goudstikker
een gang gewaarworden van de ver
telling naar het poëem, al schuilt er
dan in vele van die oudere vertelsels
wel zooveel poëzie, dat het vertelsel
tot verhaal wordt; en al spreekt er in
die jongere poëemen, naast het beelden
van stemming en atmosfeer, genoeg
pleizier in het conterfeiten der dage
lij ksche doening om ook hen, naast de
schoonheid, een documentaire waarde
te verleenen.
__ ^Met de stukken der Avercamps
(behalve Berend, Hendrik, waren er,
naarmenthansveronderstelt,nogmeerderen van denzelfden familienaam)
staat men dan meteen in de meest
uitvoerige documentatie die men zich
denken kan over het menschelijk
vertier in het oude winterlandschap,
meer speciaal op de ijsbaan van eer
tijds. De dikwijls geestig getypeerde
figuurtjes zijn over de verschillende
plans uitgestrooid in groote hoeveel
heid; en allen, vooral bij Hendrik, zoo
afzonderlijk bekeken en gedaan, dat
zij wel volkomen geïsoleerd schijnen
in de eigen actie. Ge-ard wordt er,
een bijt gehakt, gekolft (geliefde
voorouderlijke ijs-sport!), een jagertje
met eenden aan den gordel, keert, met
geschouderd geweer, terug van de
jacht, een koopman heeft zich ter
beschutting tegen de kou in een ton
genesteld, een ander voert zijn waar
per sleetje aan, een deftig gezelschap
(de dame met het destijds extra
deftige zwarte maskertje) doet aan
conversatie. Onuitputtelijk is
Avercamp's vertelzucht, geen détail van
dat wat deze hier en die daar" nu
weer uitvoert, ontgaat hem en men
blijft dit alles, het een na het ander,
geboeid afkijken, zooals de schilder
het ook, stuk voor stuk, geboeid aan
schouwde en schilderde. Er moge dan
al in Averkamp's werk geen eenheid
van handeling ziji:, het is toch een
miskenning hier
uitsluitend van
prentjes te gewa
gen. Wel degelijk
is er in het scherp
staan en
silhouetteeren der vormp
jes in de ijle
winterlucht, in het tinke
ien der heldere
lichte i-n dunne
kleurtjes, een an
dere, eenheid die ook
bij hem het oude
Hollandsche win
terland alssyiit hese
suggereert en het
kunstvol beeldt.
Ook bij Aren t
Arentzen (genaamd
('abel) Verstraelen
en van Breen vindt
men nog deze over
wegende belang
stelling voor de fi
guur. Bij Essaias
van de Velde, de
onmiddelijke voorbe
reider van van
Goyen. begint dan
A. E. v. d. Tol e
deze overwegende aandacht iet of wat
af te laten; het landschap of de stad op
den achtergrond gaat eenbelangrijker
plaats innemen. Er komt meer gevoel
los voor de natuurstemming. Een ten
Adriaen v. d. Velde
onzent minder bekende figuur is
Adriaen van de Velde, van wie men
een tweetal werken aantreft, die ik
tot de schoonste van deze expositie
reken. Vooral het kleine paneeltje
niet de wijde ijsvlakte voor een dorp,
waarop slechts enkele figuurtjes
(slechts een man met kind. drie
rijders aan de stok, een prik-sleeëii''
figuurtje op den voorgrond), is in
zijn, met groot ambachtelijk kunnen
en als niet ingehouden gevoel, zakelijk
bedreven schilderwijs, groot van .,on
persoonlijke ontroering", iets wat in
oti7.cn tijd ook weer als de wezenlijke,
en dus slechts bijwijze van paradox
in woorden aan te duiden, kern van
alle kunst, oud of nieuw, door velen
gevoeld wordt.
In de werken van van Goyen, van
Malomon en Jacob Kuijsdael, Aert
van der Neer, van de Capelle waarvan
men hier een aantal goede stalen
aantreft, worden dan figuur en land
schap meer en meer eengeheel, dat d en
oud-hollaridschen winter niet in de
eerste plaats documentair, maar
di