Historisch Archief 1877-1940
EUWE KUNST
i den KunsthandelJ.
Goudkunstenaar s kring in het
ing van Beeldhouwers
A. Plasschaert
reet, synthetisch voor uw oog
doetop;ijzen. Van Beerstraten er hangen
VKD. hem verschillende groote stukken,
- schilderde in een tij d dat de genade
;or groote bezieling reeds weer achter
Tentoonstelling Goudstikker
a rug was". Zijn werk heeft
voormelijk historische interesse, in
700rre men ei' uit gewaar wordt boe
rschillende stadsdeelen er vroeger
n het ijs af hebben uitgezien; naar
oetmaatstaf gemeten behoort hij
it in bovengenoemd eerste klas
?elschap thuis.
Laat mjj tenslotte nog enkele
afrderlijke 'werken noemen die rp.i.
kroon van deze expositie spannen.
de eerste plaats zij gewezen op de
lectie van niet minder dan een
tal van der Neers, omdat deze
ilderende herbergier uit onze
goui eeuw, van wien men meestal
;en maar onthouden beeft dat hij
erk was in maanlichtland schap
i", naar het voorwoord in den
alogus m.i. terecht zegt nog steeds
t op de juiste waarde geschat
rdt". Dan een prachtige Albert
jp (met zijn beroemde" paarden),
zeer bijzondere Emanuel de
fcte en een wonderbare Adriaen
tersz. van de A7 enne waarmede,
t zijn op u toe rijdende cavelier,
die zijn angstig-weifelende dame aan
de hand wil meetrekken, op het eerste
plan, --en een tweetal op het tweede
plan, met geschouderde stok. voort
glijdende mannen, de actie van het
schaatsenrijden volledig en met groote
expressiekracht gegeven wordt; het
levende lichaam is bij hem geworden
tot wat thans weer moderne
wijsgeeren (Heinemann 1) er in de eerste
plaats in zien: minder een lichamelijke
gestalte in de ruimte, dan wel een
bewegings-systeem, een gebaar"!...
Een tentoonstelling die, ook afge
scheiden van philantropische over
wegingen, een druk, meerdere malen
te herhalen bezoek overwaard is!
A. E. VAN DEN TOL
De Hollandsere
K'instonaurskrlng, Stedelijk Museum te
Amsterdam
Meer levendigheid, meer innigheid,
dat is de eerste wensch. Maar laten
wij by 't zoet begin beginnen. Deze
tentoonstelling, gehouden onder 't
voorzitterschap van Matthieu Wieg
man, is een technisch goed begrepen
tentoonstelling. Als zoodanig is zij
onvoorwaardelijk te prijzen. De in
zendingen zijn zóó gegroepeerd, dat
telkens al het werk van n schilder
bij elkaar hangt en daarenboven is er
een voldoend aantal werken van ieder
een. Ge wordt dus voldoende inge
licht, wat de schilder op het
oogenblik drijft en ge kunt de schakeeringen
in dezen drift voldoende vaststellen;
ge kunt dus zeker uit genoeg werk
lezen" hoe de schilder is als wezen.
Wij zijn in dit. technisch opzicht te
zelden verwend, dan dat ik niet
gaarne zou beginnen met deze erken
ning, die voor ons van Hollanders
aangenaam is, bij buitenlanders vol
strekt noodzakelijk, anders zullen
zeker, de in ons land uitgestalde schil
derijen geen beeld nalaten bij de
meeste bezoekers.
Is de uitstalling
van de werken dus
wezentlijk ge
slaagd, een ander
probleem is: hoe
gedragen de ten
toongestelde wer
ken zich tegenover
de vroegere van
dezelfde makers, en
ten tweede welke
zijnde nieuwe schil
ders, tenminste, die
in deze omgeving
als nieuw kunnen
gelden en wat bren
gen zij?
Natuurlij kerwij s
zijn de zakelijken
Vertegenwoordigd,
en vinden wij onder
't voorzitterschap
juist van M. Wieg
man een buiten
lander er als Ortiz
de Zarazate. Dit
geeft mij aanleiding
tot een eerste
opmerking. Iedereen Aert VUTI der
H. Avercamp
weet, dat mijn respect voor een
aantal werken van Matthieu Wieg
man groot is en blijvend, en dat
ik deze werken meer vind in de
vroegere perioden van dit werk.
Iedereen weet dat ik de Hollandsche
schilderkunst gaarne uitbundig zie
floreeren en vast en rijk zijn of zwierig
en toch vol. En daarom verwonderde
't mij vroeger, en verwondert mij
thans nog meer, wat Matthieu Wieg
man vindt in het werk van dezen
Ortiz. dien hij in alle opzichten over
troffen heeft. Is dit een fout van een
vriendschap, die mensch en kunste
naar tesaam voegt, waar deze beide
op verschillende wijze gewaardeerd,
beter gescheiden bleven? Ik voor mij
zie geen enkele schildersbaet voor
Matthieu in dezen Ortiz, en voor wie
dat met mij oneens mocht zijn, hij
beslisse niet te snel; hij herinnere zich
wat Wiegman maakte en kan en wat
eigentlij k Ortiz maar is (als kleur, als
vorm) en hij zal twee verschillende
schilders vinden, en d'eene kan niet
dan den andere schaden.
Dit als eerste opmerking naar aan
leiding van de tentoonstelling nu in
het Stedelijk Museum gehouden.
Bij de Beeldhouwers I. Thérèse
van Hall
Als een In Memoriam voor deze
gestorven beeldhouweres, wordt n
zaal bij de beeldhouwers geheel en al
door haar werken gevuld. Zij blijkt
dan onmiddellijk het beste werk ge
leverd te hebben, waar zij de vormen,
de volumina liever, groot hield. Zij
Tentoonstelling Goudstikker
bereikt daar een stemming, een voor
dracht, die door latere beeldhouwers,
mannen, ii in intensiteit n in
gewisheid zou worden overtroffen, maar
toch is zij daar als in de breiende"
vele malen beter dan Msj. Beyerman
b.v., wier werk, als het uit den
laatsten tijd is, achteruitgang gewis doet
worden. Er is bij deze laatste beeld
houweres geen belangstelling meer?
Thércse van Hall was vol belangstel
ling ten minste.
Nieuwere schilderkunst in de
Bijenkorf te Rotterdam
Er zijn naar aanleiding van deze
tentoonstelling in den Rotterdamsche
Bijenkorf allerlei opmerkingen te ma
ken.
Ten eerste is te constateeren, dat
deze ongelijke verzameling (en niet
alleen ongelijk is ze) voor den kenner
der latere schilderkunst geen enkel
nieuws brengt en daarenboven door
wat er van sommige schilders te zien
gegeven werd, bij half-ingelichten of
onkundigen een verkeerde voorstelling
kan kweeken van het wezen van een
bepaalden schilder.
Wij zullen dit in een volgend num
mer nader aanduiden. Maar zeker is
dat de tentoo stelling veel bezoek
trekt. Dat is natuurlijk als een winst
aan te rekenen, zelfs al is bij een ge
deelte van het publiek de neiging waar
te nemen het tentoongestelde belache
lijk te vinden en tevens, als nieuwigheid
te laten gelden, wat gedeeltelijk al
verouderd is.
A. PLASSCHAERT
Neer
Tentoonstelling Goudstikker