De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 20 februari pagina 2

20 februari 1932 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 20 Februari 1932 No. 2855 Oorlogsprophylaxis door Mr. H. Giltay De brief der niediei Dezer dagen publiceerde de pers den tekst van een brief, door de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst aan de artsen organisaties van een veertigtal landen gezonden. waarin aangedrongen wordt op een internationale aaneensluiting der artsen ter voorkoming van den oorlog. Blijkens dezen brief beseffen de Nederlandsche medici, dat zij, die hun leven in dienst hebben gesteld van de lijdende menschheid, zich niet langer tot de behandeling der individueele ziekte gevallen kunnen beperken, maar verplicht zijn mede te werken aan de bestrijding van het grootste gevaar, dat het voortbestaan onzer beschaving bedreigt: den oorlog. Ook de medische wereld is geroepen haar hulp te verleenen uit hoofde van de roeping der geneeskunst, dat is de zorg voor het leven en de strijd tegen alle factoren, die het leven bedreigen." zooals het zoo terecht in den brief heet. Vervolgens wijst het schrijven erop, hoe in de geschiedenis der geneeskunst steeds na de therapie de prophylaxis komt. De therapie der oorlogs gevolgen behoort tot het onbetwiste gebied der geneeskunst. Het lijkt ons aangewezen, dat de geneeskundige wereld ook op het gebied der oorlogsschaden naar adaequate prophylactische mid delen zoekt." Erkend wordt, dat het aangrijpingspunt voor de sociaal-prophylactische praktijk de psyche der volken moet zijn. Immers in het oorlogsprobleem spelen sociaal-psychologische factoren een be langrijke rol...." Wie mijn artikel Oorlogsbestrijding en Psycho analyse" in het Haagsch Maandblad van December 1931 heeft gelezen, zal begrijpen, dat ik dezen stap der Maatschappij voor Geneeskunst van harte toejuich. Immers wat ik met mijn opstel vóór alles beoogde, was: de noodzakelijkheid eener op sociaal-psychologisch inzicht gebaseerde oorloysbestrijding in het licht te stellen. Echter komt het mij voor, dat de Commissie inzake de Oorlogsprophylaxis" welke den brief namens de Maatschappij onderteekende de theoretische problemen, waarvoor de oorlogsbestrijding ons plaatst, niet scherp genoeg heeft gesteld en, in directen samenhang daarmee, de kracht van een ingrijpen der huidige medische wereld overschat. Dat de psychische invloed" van de internationale medische wereld zeer groot zou kunnen zijn, geef ik onmiddellijk toe. Maar een andere vraag is, of zij thans reeds in staat is, het menschdom op dit gebied voor te lichten, tot zelfkennis te brengen." Inderdaad gaat het daarom in. de allereerste plaats: om de menschheid tot zelfkennis te brengen, tot inzicht in de diepere psychische machten, die haar, allen goeden wil ten spijt, steeds weer nieu wen katastrofen, nieuwen slachtingen tegemoet voeren. Natuurlijk is dit zelfinzicht alleen niet voldoende. Zoomin als het ziekte-inzicht van een neurotisch individu voldoende is voor zijn gene zing. Maar het bewustworden van de eigenlijke cwrzaken der sociale ziekte is de eerste stap op den weg der genezing, de onontbeerlijke voorwaarde voor al het verdere. Kan de huidige medische Wereld de menscheid aan dit zelfinzicht helpen? Het antwoord moet luiden: neen. De medische wetenschap staat in onze dagen ongetwijfeld op een zeer hoog peil. Maar zij heeft tot dusverre uitsluitend betrekking op het individu. Een sociaal-physioloijisc/ic en -psychologische ziekteleer bestaat nog niet. Franz Oppenheimer heeft een belangrijke sociaal-pathologische leer ontwikkeld, welke het grootgrondbezit als de noxa aanwijst, welke de sociale ziekte veroorzaakt en bestendigt, maar zijn leer mist een diepeien sociaal-psychologischen grondslag. Oppenheimer houdt geen of althans te weinig rekening met de onbewuste factoren, met de door de cultuur on derdrukte primitieve driften, die in zoo hooge mate bij de sociale ziekte en haar uitbarst ingeri?< >orlog, revolutie zijn betrokken, Zooalsik dit in mijn genoemd opstel reeds zeide: de analytische sociaalpsychologie staat nog in hare kinderschoenen. En speciaal wat den oorlog betreft, is het aantal psychologische stuaies nog uiterst gering. Daarom opperde ik het plan eener internationale aaneen sluiting van alle werkers op het gebied der analyti sche sociaal-psychologie. Niet omdat ik het ootlogsprobleem voor een uitsluitend psychologisch probleem zou houden. Neen ! Het vraagstuk vertoont een schier oneindig aantal facetten. Maar omdat ik ervan overtuigd ben, dat sociaalanalytisch inzicht allereerste n tot dusverre vrijwel verwaarloosde voorwaarde voor een vrucht bare bestrijding van den oorlogsdemon is. Stefan Zweig, die mijn opstel in Duitsche ver taling las, betuigde mij zijn instemming en sym pathie. Alleen, schreef hij, ich sehe noch nicht die Aerzte." Ik zie ze ook nog niet. Zooals Oskar Pfister reeds eenige jaren geleden schreef: lm Leben der Einzelnen gewahrt man dem Arzt ein gewichtiges Wort: Der Sportsmann, der Fabrikdirektor, der Lohnarbeiter lassen sich von ihm beraten, wenn das Leben auf dem Spiele steht. Für die Beurteilung der grossindividuellen Lebensinteressen aber fehlt der Arzt." 1) De sociale arts, de geneesheer der collectieve ziekten, de Völkerhygieniker" bestaat nog niet. Onze sociale hygiëne beperkt zich tot het lichaiueke, tot de zorg voor gezonde woningtoestanden, tot de bescherming der arbeiders tegen in de fabrieken dreigende gevaren enz. Voor de zeker niet minder belangrijke sociaal-psychische hygiëne wordt vrijwel niets gedaan. Men strijdt tegen den alcohol, tegen opium en cocaïne, maar de vergif tiging der zielen met chauvinistische leugens en oorlogsophitsing onttrekt zich aan alle hygiënische controle. Wanneer n individu een ander openlijk aanzegt, hem te zullen vermoorden, komt er een psychiater bij te pas. Zoo iemand kan niet normaal zijn, oordeelt men. Maar wanneer het eene minioenenvolk het andere eenzelfde mededeeling doet, spreekt men van een oorlogsverklaring en acht vrijwel ieder zich verplicht, zijn vaderland" in het massale slachterswerk te ondersteunen. Zeker, men spreekt in vredestijd soms wel van oorlogspsychose". Maar men geeft zich van het eigenlijk wezen dezer psychose" slechts zelden nadere rekenschap. En zoodra schalt niet de krijgstrompet, of men is dit woord gansch en al vergeten, en jong en oud, rijk en arm, medicus en leek worden meegesleept door de vaderlandsliefde die broederlandshaat is (Mannoury). . . . Ich sehe noch nicht die Aerzte." Zweig had gelijk. De Völkerarzte" zijn er nog niet. Het streven van de Nederlandsche artsen verdient ons aller sympathie. De medische wereld is inder daad aangewezen voor de taak, het leven der menschheid, niet alleen individueel, maar ook col lectief, te beschermen. Het is haar plicht, den strijd aan te binden tegen het monster, dat liet voortbestaan onzer beschaving ernstiger bedreigt dan syphilis. tuberculose of cholera. Maar zij zal dit slechts kunnen, wanneer zij de beschikking heeft over een zoo veelzijdig mogelijk georiën teerd sociaal ziekteinzicht en een daarop berusten de völkerhygieiiische" therapie. En de psycholo gische bouwsteenen hiertoe zullori niet door den zich uitsluitend met zieke individuen bezighoudenden medicus, maar slechts door de .samenwerkingder sociaalpsycholgen aller landen kunnen wor den bijeengebracht. 1) Imago, lid. XII (1!I2<>). Ili-jt 2/3. hl~. l:M. Witte Curacao Sec Cherry Brandy Menthe Glaciale Curafao Brandy Spreekzaal Het welvaarts- of ,,Icvcns"-peiE In verschillende publicaties (hoe wel-door-dacht overigens ook !) ontmoet men vaak de opvat ting, dat verlaging van het zgn. levenspeil" naast loon- en prijsverlaging noodig is om tot betere toestanden te komen, l) Hierdoor levert men een valsch argument tegen de zoo noodzakelijke loonsverlaging, want de tegenstanders kunnen met recht er op wijzen, dat de werkeloosheid en de zgn. overproductie" bewijzen zijn voor het feit, (lat de menschheid te sober heeft geleefd en dat een verdere verlaging van het levenspeil der massa de werkgelegenheid nog verder zal beperken en de malaise verscherpen. De oplossing van de puzzle ligt in een merkwaardige economische wet, die ik omstreeks 1920 ontdekte en als volgt formuleer: De koopkracht der arbeidersklasse krimpt door stijging ra/t de loonen en neemt toe door loondaling. De verklaring kan ik als volgt samenvatten: De werkelijke bepalende factoren voor de loonen (die immers in goud of op goud gebaseerde middelen betaald moeten worden) zijn: de werehtgnndvoarraad en de productiegelegenheid voor nieuw goud. De laatste vermindert bij een algemeene loonstijging; omdat van het goi:d de prijs (in goud !) immers nooit verhoogd kan worden. Als een bepaald rtsgehaltc bij een bepaalden loonstandaard nog juist merkbaar is, dan moet bij een hoogeren loonstandaard de exploitatie van datzelfde ertsgehalte over de geheele wereld stopgezet worden. Tegelijk echter neemt bij een algemeene loonstijging de hehoefte aan goud toe. Rijzen bijvoorbeeld loonen en prijzen met 100 of 200 percent, dan is er ook ongeveer twee a drie maal zooveel goud noodig. Dus: een grootere behoefte bij verkleinde productiegelegenheid, hetgeen beteekent: gebrek (aan goud)! Dit gebrek kan alleen opgeheven worden door loonen en prijzen weer te verlagen, hetzij rechtstreeks, hetzij langu een sluipweg (monetaire inflatie !). Hoe langer men door kunstmatige er. gewelddadige acties de daling tracht te remmen, des te nijpender wordt het gebrek aan goud en dus het gebrek aan ruilgelegenheid. De z.g.n. overproductie" is in werkelijkheid niets anders dan dèt. De goederenvoorraden, wel verre van een bedreiging der welvaart" te zijn. zouden rijkdommen beteekenen, als we ze konden ruilen. Hoe ver moeten de loonen nu dalen, wil men weer een voldoende ruilgelegenheid verkrijgen? Sedert omstreeks. 1916 is door de genoemde oorzaak de goudproductie sterk geslonken. De goudpositie is dus heel wat ongunstiger dan vóór den oorlog. Daar de loonen van die goudpositie afhan kelijk zijn, moeten ze dus dalen tot een peil tamelijk ver beneden dat van 1913. Beteekent dat een verminderde wel vaart? In geenen deele. De productiemogelijkheid van goederen (per uur-arbeider) is inmiddels zeker met 20 a 30 pCt. gestegen en bij een ruilgelegenheid gelijk aan die van 1913 zal dus, ook het totale profijt 20 a 30 pCt. grooter kunnen zijn, ondanks, of liever, daik zij het lagere loon. Het spreekt vanzelf dat dit eerst tot zijn recht kan komen, wanneer ook de prijzen van de goederen niet kunstmatig hoog gehouden worden. Die prijzen zullen dan nog aanmer kelijk meer dalen dan de loonen (immers: vergrootte productie capaciteit per uur-arbeider). In 1921 schatte ik het toekomstige (laagste) ptijspeil (blijkens een door mij destijds geteekende grafiek) op ca. 50 nCt. beneden dal van 1913 ! Het gaat nu, naar 't schijnt daar wel naar toe. Had men die daling spontaan geaccepteerd, dan zou de malaise lang zoo scherp niet zijn en nu al reeds eenige jaren achter den rug. Wie spreekt over noodige loonsverlaging, moet daarbij zeggen: voor een ftoo<vr levenspeil! S. SNUYFF 1) O.a. Prof. Ir. Dresden, Prof. Mr. Van Gijn, zie oo ,,De Groene" hoofdartikel, 30 Jan. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER & Co. DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM VERHUIZINGEN PER AUTO-TREIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl