Historisch Archief 1877-1940
N o. 2856
De Groene Amsterdammer van 27 Februari 1932
13
Tentoonstellingen van schilderijen
De Hollansche
Kunstenaarskring. II
In het eerste artikel over deze ten
toonstelling, die beter is voorgedragen
'dan zij allicht aan inhoud bezit,
wenschte ik het meeste werk hier
meer spanning toe, meer inhoud.
Ik moet u zeggen, dat ik verbaasd
ben geweest over een bepaalde mat
heid, die ik hier vond. Gaan wij,
de nieuwen, reeds stilstaan; zijn wij
-de modernen, al oud? Waar blijft
'bij ons de felle gram van den ouden
Titiaan en de donkre sonoriteiten
van den ouderen Bembrandt, waar
blijven zij? Waar blijft de toorn,
die het groote drama der schoonheid
bezielt en waar blijven de donkre
diepten, waaruit het leven tot schoon
heid zich als waaierend ontplooit?
De kunstenaars maken den tijd groot,
of zij verarmen ons voorgoed. Zijn
onze hartstochten al in slaap op een
week bed, op pluimen, die ons om
vangen, óf, wie hoopt dat niet, staan
wij maar even stil, en komen op adem,
en trekken voort, verrijkt, verinnigd ?
Spreekt het dan niet van zelf, dat
wij op deze tentoonstelling de le
venden" zoeken; de schilder is toch
de levende tusschen de troepen dooden
en de modelleerende beeldhouwer is
toch de modelleur der nieuwe"
menschen, wien het sterfelijke werd
gegeven om daaruit de durende me
lodie der volumina te doen opzingen?
Inderdaad wij zoeken de levenden,
dat klein getal, dat, onsterfelijke, velen
verzamelt voor de koren van den geest.
Wij zoeken, en zochten, ns en voor
altijd de levenden", dat is niet hen,
die veel gebaren maken; maar hen,
die de juiste, de scheppende gebaren
maken !
En wie is er hier dan levend ?
Is Kruyder niet levend? Hij is het.
Niet in ieder werk voldoende, maar
zoo goed van wil zijn wij bij allen,
dat wij dat niet verwachten ! Maar
bij hem is het schilderij met de grooten
Haan toch een werk, waar iets tot ge
stalten werd. Ik zou niet gaarne
zeggen dat dit schilderij koddig is;
het is meer; het is komisch. En dit
komische is niet duidelijk, als een
staatsie wimpel op een schip; het is
meer verborgen; het geeft ons een
oogje; het is verdoken maar onweer
staanbaar aanwezig. Van Herwijnen
is hier met wijd-uit geschilderde
stillevens. Er is tegenover de vroegere,
straffe zwaarte in zijn werk en tegen
over het latere, fraaie toch iets, dat
ik hier in mis; het werk kon inniger
zijn; dieper drang ontsproten.
Moolhuyzen is een donkerende
zaaklijkheid"; een strafste zaakl'jkheid"
is in Pijke Koch. Het verschil met
de meesten der nieuwe realisten is
dat deze burgerlijk daemonisch zijn
en dat de figuren hinderen door een
niet-overwonnen leelijkheid bij
Pijke Koch is de voorgestelde tragisch
geworden (een enkele maal komisch
en dat is in deze een noodzakelijke
tegenkeer). Toch is er nog iets in de
achiettent (b.v.) het schilderij uit
het Boymans-museum. De realiteit
is hier zóó geaccentueerd, dat zij zich
ietwat onbetamel jk opdringt.Iedereen
begrijpe goed, wat ik bedoel? Ik
meen niet de vrouw op zich zelf,
maar de realiteit van het werk, als
vastgestelde ontroering. De schoon
heid springt nooit iemand pardoes
in het gezicht, en dit schilderij dringt
zich te sterk op.
De ware vrouw (No. 112) van H.
Wezelaar bleef mij bij; er is in deze
groep zware volumina leven; er is
geest in Hildo Krop's stekelvarken,
M. Lau
in 't lammetje, in 't paardje, in het
hondje die speelsche observatie en
weergave, die een frissche onver
wachtheid blijkt; Piet van
Wijngaerdt is in de kleinste schilderijen
het meest de colorist.
De Beeldhouwers (Gemeente
Museum, A'dam) II
De beeldhouwers zijn zóó berooid,
als genootschap, dat zij het zonder
katalogus doen. Zij moeten werk
krijgen, tot hun katalogus een rijk
boekdeel kan worden !
Een paar noti
ties zal ik nog toe
voegen aan wat
ik reeds schreef.
Van Lith (er is
leven in hem; hij
houde het sterk !)
noem ik de kop;
van Vos de vrouw
en 't gedierte;
van Krop het mas
ker, dat niet zóó
groot is als de
andere, die tot
zijn meest aan
doende werk
behooren.Mej.Rueb,
de conventioneele
is beter dan ge
woonlijk; van Zijl
wijs ik u op de
photo naar de
Dood". Mendes is
de dramatische
Jood, die hij op
zijn best steeds is,
in de kleine figuur
tjes. Damen ver
toont een invloed
van Zidkine. Dat
is een gevaar. Hij ga meer om met
zijn eigen wezen dan zijn heil te
vinden in Zidkine's reeds zeer persoon
lijke uitingen. Van Jacob van den
Hof vergeet ik den kop minder dan
zijn vrouwefiguren. . . .
Het is niet alleen de plicht der
architekten den beeldhouwers werk te
geven; zij zijn te ruim overtuigd van
hun waarde, en hoeyelen hebben
talent? Ook de vrije beeldhouwkunst
heeft recht; het past het publiek deze
op gulle wijs te verdedigen door
aankoopen. PLASSCHAEUT
Tet'kenlng door H. v. d. Velde
Derk Meeles
Kunstzaal Vecht
Derk Meeles bij Hamdorff.
Laren (N.-H.)
Derk Meeles, Meeles van de
vlasschuur, zeiden de oude Larineezen,
daarmede zijn domicilie meteen aan
duidend, graag,?- werd onlangs 00 jaar.
Hij heeft zich, na eerst eenigen tijd
o.a. in de hoofdstad, als leeraar, ook
meer direct-maatschappelijke paden
bewandeld te hebben, jaren achtereen
uitsluitend aan de Muze gewijd en zich
nergens anders meer om bekommert
dan om het winnen van Haar gunst.
Hij toonde zich daarbij dikwijls een
schuchter m i
nnaar, die zich mis
schien wel eens al
téspoedig liet af
weren! Zijn opzet
ten laat hij in vele
gevallen niet los,
zooals men dat
anderen wel ziet
doen, omdat hij
zichzelf al dade
lijk feliciteert met
het, in eerste in
stantie reeds be
reikte resultaat,
maar uit een wel
licht al te
schuchteren eerbied....
Het spreekt van
zelf, dat zulk een
natuur óók niet
veel moeite deed
voor het publiek
te verschijnen, ook
al drijft, bij tijden,
de maatschappe
lijke noodzaak in
die richting. Zulk
een houding past
slecht in een
luidruchtigen tijd als de onze, waarin zoo
vele jongere schilders van schroom nau
welijks weten, maar, zelfs zonder
oogenblikkelijke maatschappelijke noodzaak,
steeds weer, met opoffering van veel
tijd en energie, kans zien hél hun
atelier, krabbels, opzetten, schetsen,
incluis, den volke voor te vocren.Maar
zulk een houding, al overdrijft zij dan
soms weer naar do andere zijde, is
zeker sympathiek. Zooals liet ook
sympathiek mag heeteii van de
Laivtische collega's, dat zij Derk" nu
eens met dit jubileum, door middel
van een 100 stuks tellende eigen"
tentoonstelling, flink voor het voet
licht wenschen te halen; een tentoon
stelling waarop zij, die collega's, oin
beurten de wacht betrekken, welk
laatste staaltje van echte collegialiteit
(hoe zeldzaam wordt zij in deze tij
den!) wel even speciaal gereleveerd
mag worden.
Tot nu toe stond, naar aanleidiug
van hetgeen men zoo nu en dan van
hem zag, Meeles bij de liefhebbers
voornamelijk, zoo niet uitsluitend,
te boek als fijnzinnig, knap schilder
van bloemstillevens. In hen deed hij,
door de hem veelal eigen
zilveriggrijzen toon heen, als 't ware met n
synthetisch gebaar in schoone schik
king saamgegrepen, de kleurenweelde
van het bloeien opkomen.... Zonder
felheid of exaltatie, maar met een,
even, diep-doordringende concentra
tie wél.
Men wordt hier op deze tentoonstel
ling echter tevens, verrast, gewaar,
dat er in Meeles behalve een goed
bloem?, en ook ander (ik noem zijn
appelen en visschen !) stil-leven
schilder, in aanleg een voortreffelijk
aef eer-md-leven-schilder steekt. Zie:
zijn Katten, zijn Meisje met kat (dit
vooral!), zijn impressie Straat bij
regen", waarin de stemming in, en
ook de actie op zulk een regen-straat
reeds dadelijk volledig aanwezig is.
Tot een van de beste werken reken
ik tenslotte het Zelfportret. Dit ver
wondert overigens niet. Ietwat terug
getrokken, der Welt min of meer
abhanden gekommen naturen, keeren
immers steeds gaarne terug tot de
zelf contemplatie, waardoorheen zij
dan de Muze hot meest ongehinderd
kunnen benaderen....
Mattliias jaii l>ij Vecht,
Amsterdam
Als voorbereiding, als aanloop",
van oen groote
overzichts-tentoonstelling, dio dezelfde kunsthandel bin
nenkort van het werk van dezen
schilder hoopt te arrangeeren, vindt
men thans in do kunstzalen A. Vecht
een collectie werk van M. Lau bijoen.
Naast enkele oudere werken treft
men er eon aantal exemplaren aan
van Lau's nieuwste oeuvre.
De genoemde, komende expositie
zal de gelegenheid bieden den ont
wikkelingsgang van dezen schilder
uitvoerig te kenschetsen. Thans zij
alleen maar gezegd, dat die ont
wikkelingsgang, naar ook weer des.e
nieuwe stukken toonon, blijft gaan
van ietwat theoretische doelstellingen
via hot min of meer ten voorbeeld
nemen van de ouden" (oude Hollan
ders in de eerste plaats) naar oen
zich voortdurend sterker, zonder aan
zien of bedenken, openstellen voor
on boeldon van dat stuk natuur,
waarin de mensch Lau door de jaren
heen ook al moer en meer vrij kwam
als hartstochtelijk buitonman" en
visscher. Hot stuk natuur, achter
do duinen bij Schoorl en omgeving,
dat hem, ook al verdienen zijn stil
levens en portretten aandacht, steeds
tot zijn beste werken blijft inspireeren.
A. E. VAN DEN TOL
Bij Ruwe
Gesprongen
Handen