De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 5 maart pagina 15

5 maart 1932 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Na. 2857 De Groene Amsterdammer van 5 Maart 1932 De eerste phoenix? door C. A. Klaasse Kuiistzijdc In bijna alle takken van bedrijf is tot nu toe de welvaart en retour, en de factoren die op een verbetering zouden kunnen wijzen zijn nog maar heel schaarsch. En toch zal, wanneer althans deze crisis geen ander verloop heeft dan al haar voorgangsters, eens uit de aschhoop van wijlen ons stoffelijk welvaren weer als een phoenix de herleefde welvaart tevoorschijn moeten komen. Hier en daar zou men geneigd zijn de kiem voor een kentering waartenemen: in de suikernij verheid worden nu zeer drastische beperkingen voorbereid, geheel uit vrije wil der betrokken producenten uit privaateconomische overwegingen, zonder in vloed van onderlinge afspraken, die tot nu toe niet erg succesvol zijn geweest. Ook voor enkele andere producten lijkt langzamerhand het tijd stip f aangebroken, dat er grensproducenten" afvallen. Maar dit proces voltrekt zich heel langzaam, en nog altijd vraagt men zich af of niet onder de huidige verhoudingen de voorkeur zou moeten worden gegeven aan kunstmatige restrictie met overheidsingrijpen. De ervaringen die men tot op heden met voorbeelden van dien aard heeft opgedaan is ook wel niet bijzonder gunstig, maar fouten zijn te herstellen, en het volledige vrije spel van krachten op economisch gebied, dat ontaardt in een oorlog van allen tegen allen, blijkt ook allerminst een ideaal. Maar hoe dit zij, hier en daar doet het vrije spel eindelijk zijn werk, althans een begin van dat werk. Doch het zal nog heel wat ellende kosten alvorens dat ..saneeringsproces" geheel voltooid is. Van een reeds merkbare verbetering, van het begin van een opgaande lijn is nog nauwelijks ergens sprake. Slechts in n bedrijfstak heeft men den indruk dat het ergste geleden is, en dat de eerste, nog uitei'st wankele, schreden op den weg naar herstel nu gezet worden. Ik denk hier aan de kunstzijdeindustrie, een van de favorieten in de laatste industrieele -hoogconjunctuur. De welvaartsgolf van deze tak van nijverheid is" de algemeene conjunctuurcurve telkens eenigen tijd vooruit geweest. Het boomjaar 1925 was een voorlooper van de algemeene industrieele opleving itr de volgende jaren, en de ineenstorting van het kaartenhuis der hemelhoog opgeschroefde produc tiecapaciteit volgde in 1928, dus ook weer een jaar voordat de algemeene depressie haar intrede deed. En op het oogenblik krijgt men den indruk dat het keerpunt in zicht is, of alreeds voorbij. Al een paar jaar geleden zijn in deze industrie een aantal fabrieken gesloten, enkele zijn vrijwel nimmer in bedrijf geweest. Men heeft hier n.l. een van de typische verschijnselen van boom psychose" kunnen aanschouwen dat terwijl allang de prijzen omlaag gingen, en de markt met product overvoerd was, er nog voortdurend nieuwe fabrie ken verrezen of zelfs werden geprojecteerd. De goede kant aan de crisis in de kunstzijdeindustrie is geweest, dat de val zoo abrupt en zoo radicaal is geweest, dat voor de nieuwe bedrij ven die zonder financieele reserves begonnen in het geheel geen levenskansen bestonden. Daardoor heeft men al vrij spoedig een beperking van de potentieele productie gekregen. De jonge onafhankelijke fabrieken (daarvan zijn er verschillende in den boomtijd als paddestoelen uit den grond verrez3n) liepen vaak spoedig vast, en de nieuwe fabrieken der groote concerns zijn tendeele ook niet in productie gekomen. Die rem op de productie was een gunstige factor; een tweede was, dat de crisis niet het verbruik van het product heeft doen terugloopen, zooals in vele andere takken van be drijf wel het geval is geweest. Integendeel, reeds van de intrede der crisis op de kunstzijdemarkt af, heeft toch de consumptie van het artikel steeds voortgang gemaakt. Pas in 193) trad een stil stand in, ja ging het verbruik zelfs een kleinigheid achteruit. In het afgeloopen jaar daarentegen is de opm irsch weer begonnen, en is zelfs een bijzonder sterke stijging van de verbruikscijfers te constateeren. Alleen voor Engeland kent men in verband met de geheven belasting juiste gegevens; de productie is daar van 48 op 54 millioen Ibs. toege nomen. In Amerika is de toeneming waarschijnlijk nog sterker geweest; volgens een schatting van de Tubize Chatillon Corp. die is opgemaakt met medewerking van vrijwel alle producenten zou de voortbrenging van 11 J op 144 millioen Ibs. zijn gestegen; het verbruik is daar zelfs waar men aanneemt nog sterker gestegen, waardoor een deel van de voorraden is opgebruikt. * * * Intusscben is deze stijging van den afzet niet gepaard gegaan met een verbetering van de be haalde prijzen. Integendeel, eerder kan men zeggen dat door het verdei' inzinken van het prijspeil, de verkoop kon worden gestimuleerd. Kunstzijde is immers een rival product" voor verschillende andere textielgrondstoffen, en de relatieve prijsverhouding tusschen kunstzijde en andere producten van dien aard speelt dus een rol van groote beteekenis. Daardoor heeft zich ook het afzetgebied voor een niet onbelangrijk deel verschoven; in het laatste jaar heeft bv. de weverij een relatief grooter kwantum opge nomen omdat gegeven de prijsverhouding kunst zijde beter met katoen kon concurreeren dan met natuurzijde, die een zeer sterke prijsdaling heeft ondergaan. Aan de prijsdaling schijnt intusschen een einde te zijn gekomen, zelfs is hier en daar, vooral op de beschutte" markten, een prijs stijging doorgevoerd. Zoo bv. in Engeland, waar de kunstzijdeindustrie, ondanks de officieel thans pas verkrachte vrijhandelsleuzen, al jarenlang afdoende beschermd was, heeft men de stijging van den afzet in het laatst van het vorige jaar aangegrepen om de prijzen wat te verhoogen. De leider van het Courtaulds-concern heeft zelfs in December aanleiding gevonden om te verklaren dat de prijs in Engeland voor een moderne volbezette fabriek een zekere rendabiliteit toeliet, bij niet te hooge rentelast. In Duitschland kon men sedert het totstand komen van het syndicaat voor de inheemsche markt een verdere prijsdaling voorkomen, terwijl in het najaar een kleine prijsverhooging werd doorgevoerd. Bij dit verloop is ook de betrekkelijk gunstige ontwikkeling vau de internationale besprekingen met het oog op kartelvorming niet zonder invloed geweest. * * * Dit is het derde punt da-t voor de kunstzijdemarkt van beteekenis kan zijn, naast de toeneming van het verbruik, en het tijdige uitschakelen van overcomplete ondernemingen. De pogingen om tot internationale kartellvorming in deze tak van nijverheid te geraken zijn reeds zeer oud. en tot nu toe is het succes niet groot geweest. Eerst in het vorige jaar echter werd een aantal regionale overeenkomsten gesloten, die beschouwd kunnen worden als levensvatbare kiemen voor een internationaal kartell. Vooral in Italiëzijn in dat opzicht de voorwaarden aanmerkelijk ver beterd, hetgeen, gezien de omstandigheid dat dit land de grootste producent van het Europeesche continent is, van groot belang kan wordengeacht. Juist de rivaliteit der verschillende Italiaansche ondernemingen was vroeger een der gevaarlijkste klippen voor de internationale besprekingen. In Duitschland bestaat voor de inheemsche markt een regeling tusschen Duitsche fabrieken en de voornaamste buitenlandsche importeurs. Ook in Belgiëhebben in het afgeloopen jaarde consolidatieonderhandelingen tot resultaat geleid, waarbij de SociétéGénérale, die daar groote belangen heeft, zich niet onbetuigd liet. Alleen inBYankrijk gaat het nog niet gemakkelijk; men heeft daar een zeer scherpe concurrentie gevoerd op de inheensche markt, die tendeele zelfs de stoot gaf tot prijsdaling op de wereldmarkt, maar de groote groepen: Comptoir de extils Artificiels en Union de Textils Chimiques schijnen bereid te zijn de handen ineen te leggen. Dan zou men voor een internationale overeenkomst althans een zeer bruikbare werkbasis hebben. ^ Men overschatte de beteekenis van deze feiten niet. De toestand in de kunstzijde-industrie is nog geenszins rooskleurig, nog altijd is de produc tiecapaciteit aanmerkelijk grooter dan de vraag, de prijzen zijn nog niet rendabel, althans niet op de onbeschermde markten. Maar er zijn toch lichtpunten: de afzet neemt gestadig toe, een aan tal zwakke producenten is afgevallen, en tenslotte wordt de markt niet meer door ongebreidelde concurrentie bedreigd; er zijn al regionale afspra ken, en de basis voor een internationale regeling bestaat. Ook voor den algemeenen bedrij f stoestand kan men de situatie, in deze industrie niet over schatten; de verbetering is niet van dien aard dat men al uitbreiding kan verwachten, en daar van zouden toch de basisindustrieën het moeten hebben. Ook als symptoom is de beteekenis niet zoo groot, want de afzetvermeerdering is kennelijk ten laste der andere textielgrondstoffen gekomen, zoodat er slechts een verschuiving heeft plaats gevonden. En tenslotte maakt een zwaluw nog geen lente. Wat niet wegneemt dat men de eerste zwaluwen graag ziet komen. Beeldhouwkunst Die Plastik des 19 Jahrhunderts in München, von Alexander Heilmeyer. norr und Hirth G. M. B. H. München. Wie belang stelt in de geestelijke ontwikkeling in de 19e eeuw in München, speciaal wat betreft de beeldhouwkunst, vindt een ruim overzicht van deze kunst in het boek Die Plastik !" Het is een ontwikkelingsgang van Antonio Canova en Bertel Thorwaldsen tot aan de tegen woordige Münchener beeldhouwers toe, of wel van de jaren omstreeks 1800 tot aan .1900. Het was de Beiersche koning Ludwig I, die in 1868 in München de glyptotheek liet bouwen en in groote bewondering voor het werk van Canova zijn sculpturen-verzameling met verschillende werken van dezen beroemdsten aller beeldhouwers aan-, vulde (o.a. marmerstatue Venus). Zijn,,romantischschwarmerische" klassieke kunst is een ars' poëtica" in tegenstelling met die van Thorwald sen, welke koel en nuchter is. zooals hij zelf door het leven ging. Hij houdt van den ether-hellen dag en niet van de zacht-weemoedige schemering. Zijn eenige hartstocht was een mathematische calcul. Met ein donnernder Willkomm, wahrend alle Hauptei- sich entblöszten" trad hij München bin nen. Hij ontwiep o.a. op de Wittelsbache-rplatzte München het riiiterbeeld van den keurvorst Maximiliaan I. Onverschillig voor geschiedenis, po, zie, religie en philosofie, sieht er voraussetzungslos die Form als solche, ohne liefere seelische Emphindung", en als Dritter im Bunde" Christian Daniel Kauch. Zuo vangt dan met deze drie buitengewoon Europeesch-vermaarde beeldhouwers het nieuw klassizisme in München aan toen de Hokokostijl stervend was. Het boek geeft dan een zeer interessant overzicht van de verdere ontwikkeling der sculptuur. Vele zeer goede illustraties verrijken dit werk en vult inderdaad een hiaat in de kunstgeschiedenis omdat bisher das Gebiet der neueren Plastik davon so gut wie ausgeschlossen war". THEO VAX REIJX AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN wordt verzocht bij hun bijdragen een gefran keerd briefomslag met adres van den afzender in te sluiten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl