De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 12 maart pagina 1

12 maart 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltetna en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. * Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 28S8 Zaterdag 12 Maart 1932 Indrukken van een bezoek aan Engeland In den nacht van Maandag 29 Februari op Dinsdag l Maart om 12 uur trad in Engeland het nieuwe tarief van invoerrechten in werking. Nog op 29 Februari had Lord Philip Snowden, Minister van het thans zittende nationale kabinet, in het Hoogerhuis een fel en goed gedocumenteerd betoog tegen deze ingrijpende en naar hij vreesde duurzame wijziging in Engelands klassieke vrij handelspolitiek uitgesproken. Onmiddellijk daarna werd het wetsvoorstel met overweldigende meer derheid aangenomen. Nog dienzelfden avond werd het door den Koning bekrachtigd. En toen ik den len Maart vroeg in den morgen in Harwich aan land stapte was de wet reeds in werking getreden. In de Groene van 15 April 1931 heb ik met een beroep op het toen zoo juist verschenen boek van .VndréSiegfried over de crisis in Engeland uiteen gezet, dat Engeland zich op een hellend vlak bevond en dat het bezig was af te glijden. In de Groene van 13 Februari j.l. heb ik o.a. op grond van een rapport van den Volkenbond over de rationalisatie in verschillende landen getracht, aan te toonen, hoe de toakomst van Engeland op het spel staat. Van verschillende kanten, o.a. van zeer bevoegde Engelsche zijde, is de juistheid van mijn onder stellingen in twijfel getrokken. Men heeft mij gezegd: kom in Engeland en zie zelf. Welnu ik ben naar Engeland gegaan. Ik heb gedurende een week met een aantal Engelsche politici, economen en financiers over den toestand gesproken. Ik heb getracht met behulp van die inlichtingen een antwoord te geven op de vragen, hoe grijpt de crisis Engeland aan en beteekent <ie nieuwe handelspolitiek een tijdelijke of een duurzame afwijking van de gedurende bijna een eeuw gehuldigde handelspolitiek ? Een financier, die zich omtrent de toekomst van een industrie een oordeel wil vormen, zal zich niet bepalen tot een vluchtige wandeling door de fabriek en tot een onderhoud met de leiders van het bedrijf. Hij zal zeker boven deze middelen. om zich door eigen waarneming een oppervlakkig oordeel te vormen, de voorkeur geven aan het bestudeeren van accountantsrapporten, die be trekking hebben op een lange periode. Zoo hecht ik ook veel grooter waarde aan de boeken, rapporten en statistieken, die ik heb be studeerd, dan aan een vluchtige conversatie met de onmiddellijke belanghebbenden. Maar die vluchtige conversaties zijn toch uiterst leerzaam om te vernemen, hoe de Engelschen zelf over den toestand oordeelen. De Engelschen zien zelf den toestand niet bij zonder donker in. Engeland zal er doorheen komen," In Engeland is de toestand in ieder geval veel minder ernstig, dan in vele vele andere landen" is de conclusie van nagenoeg lederen Engelschman. De belangstellende buitenlander wijst dan op de ontwikkeling van den handel van Engeland, op de verhouding met de koloniën en dominions, op den toestand van de mijnen, de textielindustrie en de metaalindustrie. En de klap op den vuurpijl is een beroep op het boek van Siegfried. Bijna zonder uitzondering krijgt men tot repliek, dat iSiegfried den toestand veel te somber inziet. dat hij, als buitenlander- niet tot oordeelen bevoegd is, zelfs veelal, dat hij onwelwillend, ja zelfs kwaad aardig (?malicious") tegen Engeland gestemd is. Hoe zou het eindoordeel luiden van een financier, die uit de boeken een ongunstig oordeel over een bedrijf heeft gekregen, doch van de directie ver neemt, dat de zaken er goed voorstaan? Die laatste ervaring zou zijn ongunstigen indruk niet verminderen, maar vergrooten. Zal de wijziging van de handelspolitiek van Engeland tijdelijk zijn of duurzaam? Op die vraag kan niemand met zekerheid een antwoord geven, zelfs niet de regeering. De massa van de bevolking en zelfs de meerder heid der politici geeft thans aan een verandering van de handelspolitiek de voorkeur, omdat zij aannemen, dat, waar het op dit oogenblik niet goed gaat, iedere verandering een verbetering zal zijn. Wat hen betreft, zal het afhangen van de toekomstige conjunctuur, of de wijziging duur zaam zal zijn. Komt aan de wereldcrisis spoedig een einde, dan zal men de nieuwe handelspolitiek waarschijnlijk geruimen tijd willen bestendigen, omdat men de verbetering in de conjunctuur zal beschouwen als een gevolg van den gewijzigden koers. Houdt de crisis echter nog geruimen tijd aan. bijvoorbeeld tot de volgende verkiezingen. dan zal de groote menigte, teleurgesteld over de resultaten, vermoedelijk een nieuwe wijziging begeeren. die een terugkeer tot het oude zou beteekeneri. Enkele economen van groote reputatie echter, zooals Sir Walter Layton. de redacteur van de Economist, en Bamsy Muir, een bekend schrijver over staatsrechterlijke en economsiche problemen in Engeland en in de Vereenigde Staten, zijn zeer pertinent van oordeel, dat de wijziging van de handelspolitiek, die zij niet als noodmaatregel be schouwen, maar als een systematische verandering over de geheele linie, onmogelijk langen tijd zal kannen worden gehandhaafd, omdat die wijziging niet in overeenstemming is met de geografische ligging van Engeland, met zijn historische ont wikkeling en met de organisatie van landbouw, industrie en handel. ledere onbevooroordeelde buitenlander, die in Engeland vertoeft, komt telkens weer onder de bekoring van de vitaliteit, de levenskunst van dit krachtige volk, dat zich onderscheidt, niet in de eerste plaats door zijn wetenschap, zijn kunst. zijn vroomheid, of zijn ijver, maar bovenal door zijn vastheid van karakter. Indien het waar is. dat vastheid van karakter de hoogste mannendeugd is en ik ben tot dat oordeel geneigd dan lijkt het, dat er geen gegronde twijfel behoeft te bestaan om aan de toekomst van Engeland te twijfelen. Wil echter Engeland ook in de economische organisatie van de wereld de plaats blijven bekleeden, die het moeizaam in een strijd van drie Inhoud: 1. Mr. A..C. Josephus Jitta, Engelsche reis. 2. R. Mees, Antwerpen?Moerdijk. 3. L. J. Jordaan, Duitsche verkiezingen. 4. Melis Stoke, Bezuinigen, teekening door Harmsen van Beek. 5. B. van Vlijmen, Briand. Spreekzaat. 6. Nico Rost, Duitsche boeken. 1. Dr. Jac. P. Thijsse, Uit de Natuur. Otto van Tussenbroek, Toegepaste Kunst. 9. Otto van Tussenbroek, Tijdschriftomslagen. 10?II. L, J. Jordaan, Bioscopy. 12. Albert Heiman, Debutanten allerlei. 13. J. F. W. Werumeus Buning, Kroniek van den Dans. C, van Wessem, Muziek. 15. C. A. Klaasse. ?L l + JC I L I3/.. 16. A. E. v. d. Tol, Tentoonstellingen. 17. K., Tourisme. A. Plasschaert, Schilderkunst. Mr. H. Scholte, Dramatische Kroniek. 19. Uit het Kladschrift van Jantje. Alicia Zevenboorn, Croquante croquetjes. 20. Charivaria. Letterraadsel. ' Viooltjes Voor.tref fel ijke chocolade m den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGERS Let op den naam f eeuwen heeft weten te veroveren, dan zal daarvoor aan twee voorwaarden moeten worden voldaan. Engeland zal moeten inzien, dat het. om tusschen Duitschland en de Vereenigde Staten een eerste plaats te blijven innemen, zijn industrie zal moeten rationaliseeren. Het zal zich moeten aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. En het zal bovendien moeten terugkeeren op den te kwader ure ingeslagen weg. die voert tot protectie. De bron van Engelands welvaart, evenals die van Nederland, is zijn handel. Zelfs zijn landbouw en zijn industrie zijn in wezen handelsonderne mingen, die uit grondstoffen, welke zij goedkoop op de wereldmarkt moeten verwerven, artikelen van hoogere kwaliteit weten te vervaardigen, die voor een belangrijk deel bestemd zijn voor den export. De Dean van St. Paul, Inge, eindigt zijn terecht veel geprezen boek over Engeland met de ver klaring, dat zijn liefde voor zijn land zoo groot is, dat hij, zelfs indien Engeland bestemd ware te gronde te gaan, niet zou wenschen iets anders dan een Engelschman te zijn. Zulk een blinde liefde voor Engeland kan men van een buitenlander niet verwachten. Zijn be wondering voor de geschiedenis van dit machtige rijk kan hem niet verder voeren, dan tot het uit spreken van de hoop, misschien zelfs van het ver trouwen, dat de gehechtheid van den Engelschman aan de traditie hem niet zal weerhouden, te ver beteren, wat verbetering behoeft, opdat Engeland een toekomst tegemoet moge gaan, zijn grootsch verleden waardig. A. t'. JOSÉPI l (TS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl