Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 12 Maart 1932J
No. 2858
Van debutanten allerlei
door Albert Heiman
v
f)
l'!
h
n
n
f,
Vi
d
ri
b
d.
Er ie van der Steen: Gemengde berichten l)
Elf proza-gedichten, ieder gemiddeld een blad
zijde groot, en evenzooveel Bladvulling", dat
is alles waaruit deze bundel bestaat. Toegegeven;
liet is inager, erg weinig, kwantitatief ternauwer
nood genoeg om een beeld te geven van den man
<lie dit boekje schreef, en nauwelijks genoeg om
?een debuut te rechtvaardigen. Maar als er een
debuut gerechtvaardigd is, in een tijd waarin
?daden nog altijd beter zijn dan droomen, dan is
liet zeker dit.
Eric van der Steen is een heel bijzonder schrijver,
iemand die zeer sterk het gevoel geeft eenmaal
" "tot groote duigen hl-staat te zullen zijn.
Wanneer tenminste onwaar blijkt hetgeen hij
mededeelt in de zonderlinge colophon van dit boek:
,,De volgende zeven jaar zal van der Steen geen
poëzie meer schrijven of typen; evenwel hoopt hij
?dat Uw oordeel over zijn laatsten bundel hem
spoediger zal-bereiken." Deze aanteekening, een
?jfcikje jongensachtig, zeker, is tevens van een zure
.grimrnigheid, een sarcasme, dat ook het overige
ia-deze bundel kenmerkt. Een zeer mild sarcasme,
?dat boekdeelen spreekt van een gekwetste liefde,
zeker, zeker, eerbiedwaardige vaderen, van een
jongensachtige liefde; maar dat is immers de
meest kwetsbare?
Wanneer Eric van der Steen werkelijk zou
zwijgen na deze bundel, dan is hij een klein
eikentooompje dat door Pegasus onder de voet werd
geloopen. Een boompje dat alle eigenschappen
in zich droeg om uit te groeien tot een geweldige
reus, een boompje, dat in potentie een woudreus
was. In een schier feilloos rhythmisch proza weet
van der Steen binnen een uiterst klein bestek op
zeer plastische wijze personen en gebeurtenissen
uit te beelden, aan een poëtische gedachte gestalte
te geven en een stemming, soms een heel subtiele
of gecompliceerde, onder woorden te brengen.
In alle gradaties van schreiend medelijden tot
uitgekreten verontwaardiging, van zakelijk protest
tot wilde amok, uit hij de gekwetstheid van zijn
leven, de gekwetstheid van zijn edelste gevoelens
door de brute en onvermijdelijke gebeurtenissen
die tezamen de dagelijksche stof vormen der
gemengde berichten. Een zedenmisdrijf, een
drenkeling, een verduistering en een zelfmoord
zijn de stof; maar welk een stof voor dengene
die ze aan de lijve ondervindt. De dichter duidt
alles tot zich zelf; met een centripetale kracht
wervelt het leven om hem heen, alle gebeurtenissen,
alle riolen der aarde, alle ellende en leed, vreugde
en verwachting stroomen in hem samen. Vandaar
zijn begrijpen, een zoo intens verstaan, dat met
zeer weinig woorden het essentieele kan gezegd
worden. De eene pagina van Moord en zelf
moord' is een heele roman, gecomprimeerd tot
nauwelijks tien volzinnen.
Tot hier zou men kunnen spreken van jeugd
werk. Maar dan zijn er nog enkele dingen welke
?wijzen op een zoo sterke vormgeving, op een zoo
breed en van bovenaf bezien der duigen, op een
zoo diep verstaan, dat men zelfs binnen het kleine
bestek van dit handjevol bladzijden kan spreken
van een groei.
Om De bananenschil" heen beweegt zich een
kleine wereld van menschen. In Ontvlucht",
slechts tien regels groot, is op meesterlijke, be
nijdenswaardig juiste wijze de vervolgingswaan
van een krankzinnige geteekend in een waarlijk
verbijsterende poLzie. In memoriam" is de
levensgeschiedenis van een mensch die dom ge
boren werd en wiens plaats in het groote plan der
oneindige wijsheid met woorden van groote zeker
heid geduid wordt. Het Stemmingsstukje van
den volontair" is een uitgedreinde melancholie
die tot een volmaakte, met zichzelf ironiseerende
melodie geworden is, terwijl Cross country" een
zeldzaam stukje epiek, prachtig, mannelijk,
Spartaansch werd, van een groote liefde en van een
groote noblesse vervuld.
Ik weet het, al deze dingen mogen dan ook geen
literaire eigenschappen zijn, mij is het altijd ver
heugend een mensch te vinden waar ik alleen
literatuur verwacht. De literatuur is door Eric
van der Steen wijselijk verwerkt in de kleine,
meest tweeregelige Bladvullingen". Ofschoon
ook hier de zuivere menschelijkheid en de
onvertroebelde poëtische ontroering soms te vinden zijn.
Menschelijkheid die soms bij het kleine en
alledaagsche begin een beetje polemisch zich aandient,
en dan weer bekoort door een moeilijk te
definieeren kwaliteit, een herinnering aan Li Tai Po
als deze:"
Men schrijft weer Mei. De maan is blank en
goed gerezen.
Ik mijmer: Eric, zal men na een eeuw dit lezen?"
Of de stemming van het volgende:
Volkomen koele stroomen, in den zomerwind
Het roepen van een vogel of een droomend kind."
In zulke zuivere regels als deze laatste is de
dichter het meest zichzelf, en niet daar waar hij
met een overigens geheel aannemelijke allure
zichzelf ironiseert. Tenzij.... Neen ik geef mij
toch gewonnen voor regels als:
Wanneer je terug zou komen, terug zou komen,
Inge
Ik zou niet drinken en de nachtegaal zou zingen."
Ik moet de verleiding weerstaan om nog meer
te citeeren; het zou maar al te gauw de geheele
bundel zijn. En dat dit alles bij elkaar als kwantum
niet mér is, dat wij hier waarschijnlijk met een
precieuse kasbloei en niet met een weelderig natuur
talent te maken hebben, dat is het eenige veront
rustende bij dit debuut. Voor het overige mocht
iedere schrijver wenschen te debuteeren als deze
Eric van der Steen, die althans onder déze naam
nog niets publiceerde, en van wie het mij hoogelijk
benieuwt wat er uit hem worden zal, en of het
Heiniaansche element dan wel de milde, aan den
jongen de Montherlant herinnerende geest, die
uit Cross-country" spreekt, in zijn later werk de
overhand zal hebben.
M. Revis: S.100.00O M3 Zand 1)
Het is ook al een zeer korte roman waarmede
de heer M. Revis debuteerde; een boekje van nog
geen zeventig kleine pagina's omvang. Maar ook
hierin wordt men allereerst getroffen door de
afgerondheid van de gedachte, door de poging
om met de grootste kortheid een breede synthe.se
te geven. Dat is gedeeltelijk wel gelukt.
Men zou het kunnen betreuren, dat het boek
is samengesteld volgens een vrij goedkoop pro
cédédat consequent werd doorgevoerd, en dat
aan het geheel op den duur wel iets gemaniereei'ds
geeft, ware het niet dat met dit procédéhet geheele
boekje staat of valt. Het is dezelfde manier die
Ehrcnburg in zijn 10 P.K." met verbazende
knapheid, en in later werk op minder prettige
wijze aanwendde: de methode van een bijna
zakelijke, maar tendentieuze feiten-reportage, die
voor een literator veel bedenkelijks heeft, doch
voor een econoom met poëtische begaafdheid uit
gelezen schijnt.
En mi dient men in dit Zan'l" een goed onder
scheid te maken tusschen het economische element
daarin en het poëtische. Het is een zakeu-roman,
de wordingsgeschiedenis van een
ballast-maatschappij, in cijfers met korte toelichtingen dui
delijk voorgesteld. Ook cijfers hebben hun literaire
waarde, getallen hebben zoo mogelijk nog meer
magische kracht dan letters, en dat een zakelijke
zakengeschiedenis als literatuur boeiend kan
wezen heeft Balzac zijn heele leven lang bewezen.
Maar dat wat de zakengeschiedenis haar poëtische
kansen geeft, is de menschelijkheid waarmede zij
noodzakelijk verbonden is. Een zaak" vertegen
woordigt altijd menschelijke energie, menschelijke
verbeeldingskracht, bloed en zweet. Om dit men
schelijke element te zien moet men dichter zijn,
en hoe meer men het ziet, des te meer dichter"
is men. Maar om het goed te zien moet men eco
noom zijn.
Nu is de laatste eigenschap bij den heer Revis
beter ontwikkeld dan de eerste. Hij is nog geen
ervaren schrijver, toont nog weinig beheersching
van het proza, maakt zich dikwijls gemakkelijk
en oppervlakkig van de dingen af. Maar hij voelt
wel vaag dat het van belang en van onbelang
tegelijk is om 8.100.000 M3 Zand te verplaatsen.
maar dat het leven van Kees van Dool, den
directeur, of het leven van iederen willokeurigen
transportarbeider veel belangrijker is. Jammer al
leen, dat hij de economische problemen helderder
zag dan de menschelijke. Zijn cijfers sluiten als
een bus, maar de afgrond van leegheid die het
prachtige citaat van den Prediker opent, waar
mede hij het fiasco van Kees van Dool wil bewijzen,
is toch niet groot genoeg voor heel het probleem.
Als in een film probeert hij door de overblending
van twee beelden, dat van zijn ethisch (religieus)
beginsel, en dat van de levensgebeurtenis, de
economische onwaarde te vervangen door een
geestelijke waarde. Niet overtuigend echter. Dat
zou het alleen geweest zijn, wanneer hij had aan
getoond wat Kees van Dool dan wél had moeten
doen. Want van den Prediker naar de problemen
die vastzitten aan het gebruik van Lijn Twee
is een lange weg. Wat wij doorgaans missen
zijn niet de beginselen der wijsheid, maar de
gebruiksaanwijzing daarvan. Of in Christentaai
gezegd: niet de vreeze Gods, maar het vermogen
om in die vrees onze kop niet kwijt te raken.
Er schuilt intusschen wel iets eiegens in dit
boekje, vooral in het slotgedeelte. Dat de vorm
daar niet geheel klaar is, moet een gevolg zijn van
de niet geheel tot klaarheid gekomen
gedachtengang. ,,'Jdelheid, ijdelheid" is het thema van dit
boek; doch het is in die onvolledigheid van een
onwaar pessimisme. Want dit gedoe is een zinvolle
ijdelheid, gelijk al het ondermaansche. En zou de
Prediker het ook niet zoo bedoeld hebben? Het
baat ons niet om de ijdelheid te erkennen, wanneer
wij niet tevens de zin daarvan ontdekten, de
redenen waarom het ijdele toch is en moet zijn.
Maar hier begeef ik mij op andermans glad ijs....
Oscar van der Hallen: Niemandsland 2)
Waarom deze roman Niemandsland" heet,
heb ik niet kunnen ontdekken, en waarom hij
geschreven werd evenmin. Het is een boek zonder
eenige belofte, en het zou het laatste levensteeken
van een grijzen praatvaar kunnen zijn, inplaats
van een debuut. Dat komt zoo voor. Tusschen al
de zwaarwichtige redenaties over de koetjes van
de politiek en de kalfjes van de kunst, komt wel
een enkele keer iets van jonge onbezonnenheid en
vooral onervarenheid (of noem het maar eerlijk
domheid") voor den dag, maar de mentaliteit
van den schrijver is die van een afgeleefden
grijsaard.
't Is te aardig om niet eens te vertellen. Hoe de
twee boezemvrienden, de eene schrijft en de ander
is al bijna dokter, een onverklaarbare neiging tot
elkander voelen; en op eenmaal, door de bekentenis
van een onkieschen pleegoom, blijken elkanders
halfbroer te zijn, zonen van eenzelfden
lichtzinnigen maar vereerenswaardigen vader ! Waarna de
jonge dokter haastiglijk heeft te sterven aan de
t.b.c.
Voor de rest.... Neen, de rest is niet zoo aardig
ouderwetsch. De jonge schrijver heeft te kiezen
tusschen een rijpe vrouw (een schilderes natuurlijk,
want welke andere vrouw zou ooit een braven
jongeling belagen), en een rein, braaf professors
dochtertje, dat bittere tranen om hem schreit,
wanneer hij stijve vloeken zegt.
Er moeten in Belgiëvreemde toestanden bestaan,
waarvan wij in het Noorden geen flauw vermoeden
hebben. Wat zijn wij hier al slecht, vol ongeloof
en verdorvenheid. En wat zijn de helden van
Oskar van der Hallen beste brave menschen.
Wat is hij zelf een held. De romanschrijverij kan
hem slechts in ellende en gevaren brengen, die hij
noodzakelijk moet zien te vermijden. Heusch
meneer, het is gén vak, en het kunstenaarsras
waar u van droomt, is allang uitgestorven onder
de Nederlandsch schrijvende bevolking.
Oskar, kies een andere stoel, zeg ik u met uw
tijdgenoot, dien ge overigens niet in alles moet
gelooven. Kies een ander vak, want het is in het
Niemandsland der literatuur nog onveiliger dan
in die Mexicaansche kroeg, waar boven het hoofd
van den pianist een bordje hing met het opschrift:
Schiet dezen man niet dood, hij doet zijn best."
1) Uitgave De Gemeenschap Utrecht.
2) Uitgave A. A. M. Stols, Maastricht.
MV!
EUDELPADRIEK
ESÜER
PARKSTRAAT
IO. DEN U A AG
ONINGIMRICMTING