De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 12 maart pagina 18

12 maart 1932 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 De Groene Amsterdammer van 12 Maart 1932 No. 2858 Schilderkunst door A. Plasschaert In memorlom Prikker Johaii Thorn Johan Thorn Prikker was de Hol lander, die uitweek naar Duitschland en Duitscher werd, omdat hij hier den arbeid niet vond voor zijn talent, en die pas, nadat hij in Duitschland werd gevierd, door velen eerst werd erkend als het talent, dat hij was, en werd aan het werk gezet b.v. in een kerk, in een museum (met veel tegenstribbeling van een onkundigen raad) in een fabrieksgebouw bij Philips tegelijk met Joep Nicolas, (die door Prikkers dood een gevaarlijk medestander verliest). Hij was, om alles nauwkeurig vast te stellen, voor zijn vlucht naar Duitsch land wel door eenigen erkend; Leuring liet hem (hoewel deze nooit een bolle boos was, in de kunst) eens grafito maken in zijn huis, gezet door Van de Velde; Arts and ('rafts onder den wonderlijken (niet wonderbaarlijken) ^yterwijck zette hem aan het stoelenontwerpen (ook die stoelen van Prik ker waren wonderlijk) en de verfijnde batiks, de eigen batiks van Thorn Prikker werden verkocht in dien win kel, die eens stond, waar nu de Rotterdamsche Bank bestaat, en waar Prikker den zandsteenen boog om het uitstalraam liet hakken, door den door hem ontdekten Altorf. Kn toen waren wij, met nog enkele anderen de eenigen, die zijn onaantastbare teekeningen zagen ontstaan, zijn symboli sche teekeningen (hij kende toen Borel goed, en schreef hem de voor zijn doen wat weeke brieven, later gebun deld) en die ook zijn Mo niken ver eerden (naar Verhaeren) en van enkele affiches genoten, waar evenals op zijn batiks, de vormen, herleid tot het platte vlak, een spel van lijnen waren, zooals Thorn Prikker die alleen kon laten leven en trekken en luchtig zijn, en die onnabootsbaar bleken.Want zoo ists zeker is in Thorn i rikker's kunst, zoo is het zijn lijn. Het schijnt nog mij steeds toe, dat ik hem niet zonder juistheid den Ariël van de lijn heb genoemd en daarmee bedoelde, dat, in tegenstelling tot de lijn van anderen zijn luchtig gaande, nooit-gestremde lijn steeds was als een lyrische beken tenis van Prikker's innerlijk. De lijn van Prikker ging ongestremd en vol subtiliteit en altijd fraai, een ongekenden weg in Holland over het willig papier. Het was voor hem een spraak, zooals zij voor veel anderen alleen een grens is van een vorm (of volumen); zij was een lyrische uitstorting vol schoonheid. En zij was, natuurlijk, een decoratieve uiting, zooals wij die in onze schilderkunst nog niet hadden gezien. Toorop begreep dat wel, die niet altijd de eerste was (naar tijds orde) tegenover Prikker. Maar was zijn lijn persoonlijk, subtiel en ver fijnd, zóó was zijn kleur dat. De kleine groep, die wij waren, erkenden dat van toen af. Wij begrepen ook, dat toen Prikker zich eenmaal had gezet tut het maken van glasramen en tot het maken van mozaiek, dat de glazenier Prikker een der weinigen zou zijn, die ook hier een niet te betwisten vernieuwer zou blijken. Want wij ken den naast de innerlijke gegevens in hem, de willigheid zijner handen tot het uitvoeren van wat hem inviel. Ik heb die handen dikwijls zien teeke nen, en zien batikken. Ik kende hem toch reeds goed, toen zijn eerste vrouw en kind tegelijk stierven, en toen hij, plotseling beroofd, zijn avonden sleet met andere vrienden als de dokter en de ingenieur Kam in het Gouden Hoofd (het Haagsche Koffiehuis). Hij kon toen als hij daar was met wat aschen-bier door malkaar op een wit-marmeren tafelblad (grijsgeaderd) teeke ningen maken, die van het speelsche leven van zijn handen evenzeer een getuigenis waren als van de beeldende kracht van zijn geest. . . . Prikker was in die dagen een theore tisch anarchist met een bewonde ring voor lichamelijke forschheid en kracht (zelf was hij klein, snel en lenig) en hij is dat op het anarchisme na, mis schien wel altijd gebleven. Ik heb daar ten minste nog bewijzen van gehad nadat hij in Duitschland al lang, en wijd-uit aan het werk was gegaan. In Duitschland heeft hij een groot deel van zijn tweede werk gemaakt, glasraam etc., en heeft hij als een loerende invloed gehad. Hij kwam hoe langer hoe minder in Holland, zonder echter ooit van ons te vervreemden. Hij klom daar hoe langer hoe hooger zonder de levenlooze maatschappelijke allures van een hoogleeraar" te hebben., Zijn kunstenaarschap was geen facade, maar het geheele huis. Hij leek een man om tachtig te worden en dan nog altijd klein en beweeglijk te zijn en vol van sprankelend leven. Waaraan hij stierf, weet ik nog niet, maar zeker niet zat van dagen. Het schijnt de tijd te worden, dat wij herinneringen gaan zamelen. Ken dezer blijvende herinne ring zal Thorn Prikker zijn; een der noodzakelijkheden voor Holland zal zijn een goed overzicht te geven van wat het in hem verloor. Dat te doen is niet voor Pulchri; Prikker hoorde daar niet, en hoort daar niet. Het zou daar onecht zijn. Deze moderne" kan beter in Amsterdam, in het Ste delijk Museum worden geëerd. Want hij was een sprankelende Moderne en nooit een, die op zijn veertigste jaar een inzinking begon te vertoonen. Tot de vingertoppen levendig, behield hij altijd den geest van den genialen straatjongen"; hij was vrij en onbe vangen, nooit een knecht van zijn eigen belangrijkheid (hoevelen zijn dit niet?) Hij verbond het ambacht met den kunstenaar steeds in een groote opgewektheid. Hij teekende, symbo lisch, decoratief, of luministisch-naturalistisch alles van zelf op zijn Prikkersch; zijn kleur had in de vroegere jaren een luchtigheid als was zij een levende adem op zijn teekening; zijn glasraam had velerlei schakeering en onophoudelijk persoonlijkheid en hij was een goed kameraad (hoevelen zijn dat er nu ?) Hij was, hij deed, soms slim, maar was een kind in de boos heid (velen zijn tegenwoordig daarin volwassen); hij had een onophoude lijke geestdrift voor de schoonheid, ook in anderen, zonder ooit met groote woorden in onverstane betoogen haar te huldigen"; hij was een verkwik kend mensch. Reriiiif-atie. Men wijst mij er op, dat het bedrag (zie mijn artikel in het vorige nummer) niet bestemd is als steun voor noodlijdende kunstenaars. Het wonderlijk bedrag" is bestemd op aesthetische, niet op philanthropische" wijze te worden besteed. Ik beken, dat ik niettegen staande deze rectificatie nog steeds dat bedrac/ ook in zulk geval als totaal onbeduidend blijf ondervinden en dat de saamstelling der commissie mij evenmin tot dankbaarheid kan stem men, noch mij aesthetisch groote gerustheid geeft. Dit laatste wil ik gaarne zoo noodig nog toelichten. Dramatische Kroniek door Henrik Scholte Reprise van Heyerman's Opgaande Zon" Integendeel", protesteert de jonge, bleue schoolmeester tegen Mathijs de Sterke. Waarop deze hem den pas afsnijdt met een citaat uit de litteratuurgeschiedenis: Integendeel, zei Ibsen op zijn sterfbed". Heyermans, en door Heyermans Mathijs de Sterke, wiens rehabilitatie als karakter wel de uitsluitende opgave van den schrijver scheen, zijn immers vol van Ibsen in dit spel van een Hollandsche ideale Forderung". Wanneer Heyer mans wist, dat hij moeite had om te overtuigen en iets waar en waarachtig te maken", slaagde hij gewoonlijk beter dan wanneer het een opgelegd geval gold, waarbij de verleiding tot galerijsuccesjes voor de hand lag. Het waar maken" van het kinderkarakter uit Uitkomst" geldt thans tenminste, in hun tijd waren zulke stukken ver moedelijk te weinig klapsucces voor de roode kornuiten als een van Heyermans' onvergan kelijke daden voor ons tooneel. En hoewel het stuk ongetwijfeld thans meer fouten toont en wat breed valt, volgde De Opgaande Zon", uit PUROL in huis! Bij Brand- en Snij wonden, Pijnlijke Kloven, Ruwe handen en Sch-ale hu>d. 1908, daar als goede tweede op. Het blijmoedige, eigenlijk in het geheel niet sterke, maar alleen con sequente karakter van Mathijs de Sterke en de delicate vei'houding tot zijn dochter, die rotsvast in hem gelooft, is werk van een groot hart en een gebt-ren menschenkenner. Het gaat, nog altijd en wel te allen tijde, tegen de openbare meening in, die voor zulke windbuilen, mooi-praters en mis lukte dominees meestal maar een hard woord over heeft. Ook Hjalmar Ekdal was van zijn slag. En de dochter Sonja draagt niets voor niets in dit Hollandsche stuk den Russischen naam. Wat ik vooral weer bewonderd heb, en heb kunnen bewonderen door de fijn genuanceerde vertooning van het Schouwtocne ;1, t i; ke-r, is het opdrijven van een dramatische situatie, na een aarzelend en nog wat ongemotiveerd en anecdotisch begin, naar een strak en groot slot toe, wat Heyermans misschien zelden zoo sterk gelukt is. Men voelt hoe deze man ingesloten wordt door den modernen concurrent, letterlijk ingesloten. daar achter den inspringenden muur van de kamer de uitbreiding van de concurreerende zaak dreigt. Aan de andere zijde, buiten het open raam, ziet Mathijs de slooping van het buurhuis, ook al van den concurrent. Men voelt hoe de^e man als een Don Quichot groeit in den tegenslag. Hoe meer terrein hij verliest, des te onwrikbaarder houdt hij vast aan het goed recht van zijn blijde wereldbeschou wing. Men voelt, in de brooische sfeer van dien laatsten avond voor het failliet, de tragische ontknooping. het burgerlijk feestavondje met de dronken moeder, een vader die zich wanhopig vermant, een dochter, die de vallende petroleumlamp misschien wel, misschien ook niet meer had kunnen grijpen. Dat het idiote kind van boven in den brand om het leven komt. is n keer eens niet een truc uit het melodrama. Kr komt hier iets Nederlandsche Munt Holland's beste 1O cents sigaar van noodlot en vergelding aan te pas en daarom ook kan ik in deze sfeer de consequente eisch van den vader tot een bekentenis, hoewel geen rechter deze dochter gevonnist zou hebben, slechts als ethisch normaal zien; ideale Forderung. Dit is inderdaad een stuk, waarbij Heyermans, met een volkomen eigen, sterk en gemotiveerd conflict, met vrucht van Scandinavische tooneellessen heeft geprofiteerd. Het is lang geleden, dat De Opgaande Zon" hier werd vertoond, voor het laatste met den tries ten lach van Lobo, wiens blijmoedigheid een ge forceerde pose scheen, en het pijnlijke gebaar van Marie Hamel als het idiote meisje. Misschien werd het stuk zelden zoo zuiver volgens de nergens gechargeerde sfeer van den tekst vertoond als thans, in het bi'/onder wat de verhouding van vader en dochter betreft. Ko van Dijk en Dogi Rugani volbrachten dit teamwork op doorloopend voor treffelijke wijze, de vertooning kreeg er waarach tige ontroering en meermalen een zweem van groot heid door. Hotel DUIN EN DAAL" - Bloemendaal Rustige ligging modern comfort. Speciale arrangementen voor langer verblijf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl