Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 12 Maart 1932
N o. 2858:
Het Antwerpen-Moerdijk-kanaal
door Mr. R. Mees
.... en de geest van Genève
Verschillende uitingen in den laatsten tijd
geven aanleiding om te vreezen, dat uit de onder
handelingen van onze Regeering met Belgiëtoch
o.m. een pseudo-Antwerpen-Moerdijk-Kanaal te
voorschijn zal komen. En vele stemmen zeggen,
dat bij de sluiting van een internationaal verdrag
een nationale regeering niet voor de tweede maal
. door de volksvertegenwoordiging kan worden ge
desavoueerd, wat beteekenen zou, dat er na het
sluiten van een nieuw verdrag met Belgiëgroote
kans zou bestaan op bekrachtiging daarvan dooi
de Staten-Generaal.
Hoe komt het vraag ik mij af dat Neder
land zich zoo zwak toont bij de verdediging van
zijn toch zoo groot en duidelijk sprekend belang,
waarom het hier gaat ?
Nederland is, als ieder ander land, door zijn ge
ografische ligging aangewezen op zekeren arbeid,
waarmee het in zijn onderhoud kan voorzien. Die
geografische ligging van Nederland houdt o.m. in,
dat het een poort vormt in het verkeer tusschen
de zee en het Europeesche binnenland. Die poort
bestaat uit verschillende bogen, en de wijdste
boog is de mond van den Rijn. Nu vormt Belgi
ook zulk een poort, maar daarin is de Rijn-boog
maar smal. Er bestaat daar ook een wijde boog.
Door die wijden boog gaat het spoorwegverkeer
naar Belgiëzelf en naar het Zuidoostelijk achter
land. De totstandkoming van een
pseudo-MoerdijkKanaal beteekent nu, dat Belgiëeen vrijwel even
wijde Rijn-boog krijgt als Nederland, en dat de
? vaart door de Nederlandsche Rijn-boog ??onze
kracht heel sterk verminderen zal.
Men gevoelt de beteekenis hiervan wanneer
men bedenkt, dat in de laatste jaren in Rotterdam
het Rijnverveer ongeveer 80 pCt. uitmaakte van
het zeevervoer, en in Antwerpen slechts ruim
20 pCt. Dit bewijst hoe kwetsbaar Rotterdam is
bij aantasting van zijn Rijnvervoer. En die kwet
sing zou nu nog wel geschieden terwijl de allerwege
gevoerde nationale handelspolitiek het verkeer in
alle zeehavens uitermate drukt, en terwijl het ver
keer door de Rijn-bogen toch al zoo veel verloren
heeft door den steun, dien Duitschland aan zijn
spoorwegverkeer gegeven heeft ten gunste van zijn
Noordzeehavens Hamburg en Bremen. Zal Neder
land aan Belgiëde verwijding van de Belgische
Rijn-boog ten geschenke geven, dan zal het in
zijn natuurlijke welvaartsbronnen heel gevoelig
getroffen worden.
Hoe komt het zoo vraag ik mij af dat na
de verwerping van het verdrag, in 1927, er toch
'weer een neiging schijnt te bestaan om aan Belgi
dit geschenk te doen en daarmee een vermindering
van onze eigen levenskracht te aanvaarden?
Is het omdat in dit geval het Nederlandsche
belang het sterkst tot uitdrukking komt in Rot
terdam, de in Nederland impopulaire en onbekende
stad? Het lijkt pijnlijk voor Rotterdam, en pijnlijk
voor Nederland om deze vraag te stellen. Maar staat
inderdaad Nederland achter Rotterdam, achter
de Nederlandsche zeehavens, als Belgiëstaat achter
'Antwerpen, achter de Belgische zeehavens? Wordt
de burgemeester van Rotterdam in de onderhan
delingen deze zaken betreffende door het
Nederlandsche Rijksgezag in gelijke mate betrok
ken als de burgemeester van Antwerpen door het
Belgische? Nederland heeft zijn medewerking toe
gezegd voor een nieuw Kanaal tusschen Amsterdam
en den Rijn, dat aan het Rijk twintig millioen
zal kosten. Van Rotterdamsche zijde is tegen deze
uitgave nooit bezwaar gemaakt. Maar natuurlijk
zal dit kanaal naast winst voor Amsterdam, verlies
voor Rotterdam beteekenen. De Nederlanders
geven dikwijls te verstaan, dat Rotterdam zich
voor zijn uiterlijk in een beter kleed moest steken.
Rotterdam wil niets liever dan dat. Maar het heeft
bijna 40,000 werkloozen. En dan zou nu nog be
halve het kanaal van Amsterdam bovendien dat
van Antwerpen komen !
Intusschen, Nederland moet beoordeelen wat
het van Rotterdam maken wil. Geeft het de
voorkeur aan de ontwikkeling van andere welvaarts
bronnen, het volge die voorkeur. Maar het bedenke
welke een nationale kracht in Rotterdam te be
waren en te verliezen valt. Het bedenke ook, dat
een bootwerker zich niet zoo gemakkelijk omzet
in een fabrieksarbeider of een boerenknecht.
Ik geloof inderdaad dat dit vraagstuk van het
Antwerpen-Moerdijkkanaal er in Nederland an
ders zou voorstaan als Rotterdam laat ik het
als Rotterdammer bescheiden zeggen er in
geslaagd was zich in Nederland populairder te
maken.
Maar ik geloof tegelijkertijd, dat de reden van een
zekere lauwheid van Nederland -?en misschien
vooral van de Nederlandsche overheid ??ten
opzichte van dit groote Nederlandsche econo
mische belang ergens anders ligt, en wel in een
neiging om, ter wille van een goede inteinationale
gezindheid, in internationale aangelegenheden
vooral tegemoetkomend te zijn.
Zie ik dit goed in, dan raken wij hier een buiten
gewoon belangrijk punt. Ook een moeilijk punt.
Maar in ieder geval een punt waarop ik, met hart
en verstand, volkomen aan de zijde der Internatio
nalisten sta.
De wereld kraakt door zijn nationalisme, of beter
gezegd door zijn gebrek aan inzicht in de onderlinge
afhankelijkheid der volken, in de nocdwendigheid
van een internationale samenwerking; of misschien
nog beter gezegd ??en dit is eigenlijk het tragische
de wereld kraakt door gebrek aan onderlinge samen
werking, hoewel dit gebrek heel goed gevoeld
wordt, maar men weet niet meer hoe de samen
werking te vinden. Ik gaf er alles voor, cm Europa
en de wereld tot die samenwerking te brengen.
* *
Maar waardoor wordt nu de ontwikkeling van
de internationale gedachte tegengehouden? Onder
meer door de gemakkeli,ke, wat naïeve, meening,
die men over de ontwikkelingskansen van het
internationale bewustzijn heeft gehad, toen na
1914/18 dit bewustzijn bij het toen heerschend
geslacht sterker ging spreken dan het in lang, of
misschien ooit, had gedaan.
Men gaat nu ervaren dat nationaal en inter
nationaal gevoel beide bestaansrecht hebben,
omdat zij beide in de menschelijke natuur wortelen.
Een als een reactie tegen een internationalisme
dat beter wras in woorden dan in daden, en dat
zich nog niet op het peil van zijn eigen ideaal te
verheffen wist, zijn in allerlei hoeken juist weer
sterk nationalistische bewegingen ontstaan.
Daarom is nu in deze tijden de staatsmanskunst
zoo moeilijk, omdat het internationalisme in bui
tengewoon sterke mate steun behoeft, en aan den
anderen kant steun daaraan veeleer onthouden
wordt, wanneer begrijpelijke, en volkomen redelijke
nationale verlangens niet in het oog worden ge
houden. Bij de uiterst samengestelde economische
en geestelijke gesteldheid van tegenwoordig zijn
goede internationale verhoudingen niet anders te
verkrijgen dan in groote openhartigheid en bij
een zoo zuiver mogelijk begrip van eikaars
wenschen en gezindheid. Een internationale regeling,
die zou zijn ontstaan of mede ontstaan door
het verlangen naar een tevreden gezicht, waarbij
niet alle factoren openhartig en duidelijk onder
de oogen zijn gezien, waarbij wat men pleegt te
noemen diplomatieke overwinningen" worden be
haald resp. diplomatieke verliezen wyorden geleden
zulk een regeling brengt niet die internationale
verhouding waarvan thans de wereld het schrijnend
gemis voelt, zulk een regeling geeft even weinig
blijvende bevrediging als een opvoeding, waarbij
men een stuursch gezicht afkoopt met een tractatie,
of als een persoonlijke verhouding, waarin men
zich niet eikaars gelijken voelt en waarin men,
om des vredes wille, schuwt zich oprecht tegenover
elkander uit te spreken.
Deze gevaren nu hebben, bij de onderhandelin
gen tusschen Nederland en België, de
wederzijdsche onderhandelaars, naar ik vrees, niet weten
SLAPELOOS
Onrustig en Overspannen. Gebruik hiertegen
de Zenuwstillende en Zenuwsterkerde
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Glazen Buibje 75 et. Bij Apoth. en Drogi*ten
te ontgaan; tot nu toe hebben deze onderhande
lingen op velen niet den indruk gemaakt van wijs
staatsbeleid; naar het oordeel van velen hebben
zij de internationale gedachte juist niet gediend.
Laten wij hopen, dat de jongste besprekingen, die
ons binnenkort zullen worden meegedeeld, een
anderen indruk zullen maken.
Iedereen, misschien dan met een enkele uit
zondering, gevoelt de wenschelijkheid van een
goede verhouding tusschen Nederland en België.
Maar die verhouding wordt niet verkregen
maar verstoord, wanneer aan een van beide
zijden te zware offers worden gevraagd. Offers
zijn noodig, aan beide kanten. Maar het treffen
van een der partijen in een levensbelang kan
niet straffeloos geschieden. En nu weet ik dat
ik Nederlander ben en Kotterdammer, en dat ik
den schijn te dragen heb van idealist te zijn
behalvewanneer dit mijn eigen belang zou treffen, maar
in weerwil van dat alles stel ik en houd ik vol
dat het verworpen Nederlandsch-Belgisch verdrag
een verkeerde toepassing van een internatio
nale gezindheid was, en spreek ik de hoop uit, dat
het nieuwe dit niet zal zijn.
Belgiëzal ook niet bereid zijn groote kanalen
te graven cm het verkeer van Antwerpen naar
Duinkerken af te leiden. Wij hadden zeker niet het
Deensche vleesch moeten weren, maar niemand
in Denemarken zou hebben veiwacht dat wij op
den invoer van Deensch vleesch nog bovendien
een premie zouden stellen. Maken wij ten behoeve
van Antwerpen een nieuwe kunstmatige verbinding
tusschen die havenplaats en den Rijn, dan laten
wij niet alleen na op dezelfde wijze als de
vrijhandelaars cm aan onze concurrenten belemme
ringen in den weg te leggen (wij deden dit in vroege)'
eeuwen wél, toen wij de Schelde sloten), maar wij
voeren protectie ten gunste van onze concurrenten:
daarcm noem ik het voorbeeld dat wij den
invoe)van zekere buitenlandsche goederen niet alleen
zouden vrijlaten, maar daarop zelfs een
premiezouden uitloven.
Dergelijke maatregelen voimen geen redelijke.
en dus geen goede, internationale politiek. En
ook juist daarcm heb ik onze politiek in zake liet
Antwerpen-Moeidijk Kanaal betreurd.
De internationale samenwerking is biuodnccdig.
Niemand, die in het econcmische leven werkt, die
dit niet ten volle beseft. Maar de bereiking van die
samenwerking is nog zoo me)eilijk. en met de in
dit artikel aangevochten politiejk doet men in elit
opzicht geen goed. maar kwaad. Kwaad ook nog
hiel door, dat zij, die zich van het nadeel van
de/.epolitiek voor Nederland goed rekenschap geven.
in het internationalisme" het vertrouwen ver
liezen, cmdat zij zien tot welke emredelijkhcden
het in de praktijk leiden kan. Het is geen ongewone
klank cm in de discussies over het
NcderlandschBelgisch verdrag de geest van Genève" als onze
vijand te hooren noemen. Het
AntweipenMoerdijk Kanaal stamt uit den geest van Gerièves
zoo redeneert men dan, personen, die van deze*
geest zijn vervuld heeten dus onze tegenstanders;
die geest zelf, zoo zegt men dan, leidt, naar hetgeen
de praktijk ons doet zien, tot een volkomen onaan
vaardbare politiek.
Daartegenover vraag ik : Is er iets dat de wereld
juist op dit oogenblik meer noodig heeft dan den
geest van Genève? Laat men dan toch voorzichtig
zijn met dezen in discrediet te brengen. Die
Geneefsche geest heeft toch al zooveel te weerstaan:
het hoogmoedige scepticisme, en de verelediging
door onware vrienden. Laat men hem niet verder
verzwakken door een toepassing, die gebrek aan
inzicht in do feiten verraadt, en daardoor argwaan
wekt. Laat men dat ook bij het sluiten van een
Nederlandsch-Belgisch verdrag bedenken.
(Overgebracht uit de vereenvoudigde spelling)
GAKDE-MEUBLES D*N HAAG
BATENBURG & FOLMER
HUIJGENSPARK 22, T r t. 11O30
B 111II k a Tarlavan-Verzorolng * O a r a n 11 a