De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 19 maart pagina 6

19 maart 1932 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van .9 Maart 1932 N o. 2859 Goudjournalistiek door Dr. R. Feenstra Nooit lazen wij zooveel van en over het goud, dan in dit misèrejaar voor en van het koper. onze fantasie ten opzichte van het goud is geprikkeld, omdat wij het in de circulatie niet meer zien; omdat dagelijks vliegtuigen opstijgen met goudlading; waarvan er reeds n als een ongelukzalige wissellooper werd aangevallen. Omdat het goud van hier naar ginds wordt opgeroepen door telegraaf en telefooncalls; on rustig en nerveus is geworden; en als Ahasverus van bankkelder naar bankkelder zwerft; steeds onder begelei ding van rechercheurs en toezichtelingen. Omdat we nooit zooveel goud makers aan het proefkoken hebben zien staan; omdat af en toe heele volken hun gouden sieraden oprui men, zooals nu het Engelsche. Naast deze geprikkelde fantasie, bestaat er een critisch verstand. En dit verstand moge vele oorzaken voor de wereldcrisis aanwijzen, als daar zijn: het in de markt komen van Sovjet-Busland, de overproductie ten gevolge van over-inventie; na-oorlogsche deflatie niet te ontkennen blijft een zeker aandeel van de goud functie bij het verloop van onze eco nomische versukkeling. Goud is en was ten slotte basis. En een basis die gelijk blijft in oppervlak en draagkracht, en waar een steeds hooger toren op wordt opgetrokken van crediet en economische evenwichtslagen krijgt vroeger of later gekraak boven zich. Die beroerde goudmijnen ook. Alle machines zet men er aan; en het wil niet lukken, wat bij petroleum, koper, tin, bij schier alle bodemproducten lukt, tot platina toe: dat men een hoogere productie bereikt. Die van het goud blijft op duizend millioen guldens staan, terwijl de wereld het dubbele noodig zou hebben, om een toeneming van 3 procent bij de circu latie-banken te bereiken; in overeen stemming met bevolkings- en middelengroei; en nog wat over te houden voor onze tanden- en edel-smeden. * * * Stefan Zweig is wel een man voor de gróóte journalistiek. Terwijl de kleinen ons prachtige goudfeuilletons serveeren over den gold rush in Enge land: het uren lange in de file staan voor de goudinkoopers van Hatton Garden waar alle sovereigns, oude dukaten, broches en spelden nu be landen, is hij het goud in zijn mach tigste belfort gaan opzoeken. Een paar oude drukke straatjes, de rue Montpensier en de Bue des petits Champs. Daar staat het oude gebouw der Banque de Prance, het vroegere palais La Brillière; maar de hoofdzaak staat achter schuttingen, met reclameaffiches er op, van den aan een Cointreau-flesch likkenden Paillasse enz. Dit is de nieuwbouw. En van deze nieuwbouw zijn de kel ders klaar; en in gebruik. Daar liggen tusschen de zeventig en tachtig milliarden fran's in metallisch goud. Een schat wiaraan geen wereldveroveraar, geen Caesar en geen Crassus, geen Cortez en geen Napoleon ooit in zijn stoutste fantasie heeft durven denken. Straks zijn het acht duizend millioen in Hollandsche soliede guldentjes, als wat die stakkers in Engeland van de hand doen, zal zijn om gesmolten en hier beland. Stefan Zweig is er niet heengegaan om dit goud te zien schitteren; hij wist dat het nuchter verpakt was in houten kistjes als dadels, Californische appelen, of Bordeauxsche wijnzendingen. Maar hij is er heengegaan, met dat gevoel, dat den ras-journalist aan het front drijft: pour mieux comprendre son temps". Door hetzelfde instinct gedreven heeft hij de hamer en sikkelvlag boven het Kremlin willen zien waaien; en uren aan den conveyor in een groote autofabriek doorgebracht. Nu: de haartjes en staafjes en rolletjes lagen safe. Zij liggen om te beginnen 26 meter diep onder Pa-ijsch peil; dat is een huis van zeven ver diepingen in sens inverse. En dan is het geheel een kunstmatige mijn, vol gangen en kamers, pantserdeuren en pantsertorens. t Altijd is er een relatie tusschen goud en ijzer geweest; gelijk tusschen bloed en ijzer, en zweet en goud. Om der wille van het goud werden de pant serplaten steeds dikker. Maar hier is het staal waanzinning van dikheidswil geworden. De pantserplaten, van een Dreadnought zijn rozenblaadjes", naast wat ik hier aanschouwde, schrijft Zweig. En dat alles is als agaat gepolijst. Dat alles gaat alleen open met electrische locomotieven. t * * De journalist komt ook in de salie de süreté. Het lijkt een verlaten refectorium van een klooster, schrijft hij. Het is een hooge zaal voor een kerk, een theater; en niets is er in dan honderd zuilen; en een Escoriaalstemming. En toch is hier alles. Hier is eigen water, onafhankelijk van het Parijsche net; eigen stroom, onafhan kelijk van bovengrondsche opwekking. Hier zijn lessenaars, schrijfmachines, bedden; hier is zuurstof en ozon; hier is voor tachtig dagen proviand. Plus een electrische keuken. *> Hier 20 meter diep onder den grond, vlak op zijn onmetelijke goudschat, kan de Banque de Prance door blijven werken, door blijven boeren; terwijl Parijs in lichtelaaie ondergaat, of gegifgast sterft, of in revolutiedeining trilt. Wat ook kapot moge en kunne gaan; dit blijft! Dit moet" blijven; want de koelste berekening schiet diep, dacht dit uit; deze kunstmatige goudmijn met zijn rijke aders van lange gangen en zalen vol wit houten kistjes. En terwijl ginder in Afrika, in Indiëtotaal 220,000 menschen in natuurlijke goud mijnen werken, bij slechte lucht; werken er hier nauwelijks twee hon derd bij welgetempereerde, welgeozoniseerde. Er is inderdaad quelque chose voor noodig: pour bien comprendre son temps. K/f5T .OV OOSTERbEEK voor uw WOMINGfMAfCIITINC N l LLM U LEVENSVERZ.MIJ 's GRAVEN HAGE AMSTERDAM UTRECHT ROTTERDAM BEETHOVEN P 9456 (Egmond Ouverture) Dubbelzijdige 30 c.M. plaat a f 3. van PARLOPHON Imp. l. Stad & Co Rotterdam Spoor's Mosterd W. A. Spo«r K. ~HH!fH"???? *w3 ZWEMINRICHTING A-M-VJ Onder voortdurende chesche, bacteriologische medische controle van DR. JAN SMIT EN H. DE WIJN «PS5SS35ÏS :^^>e£ ~ ^>' -? o^e ^o* ^ P^5S<^^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl