Historisch Archief 1877-1940
No. 2860
De Groene Amsterdammer van 26 Maart 1932
19
Uit het kladschrift van Jantje
zonken, en hij ademt rustig en zeer
regelmatig, want hij slaapt met open
oogen. Stil laat zij zich glijden van.
zijn knieën, voelt de slapheid van zijn
lichaam, trekt een pruimenmondje.
Als ze langs de oudere vrouwen
gaat, zegt een van hen minachtend:
Zat!" Heftig schudt zij echtei' 't
hoofd, zoodat de lokken dwarrelen,
en zegt niet zonder wrevel: Neen,
vermoeü." Dan gaat ze heen.
De anderen talmen halfbesloteii, en
de blonde die gelijk een winde om den
kleinen ruitter heen spiraalt, schijnt
hem haast op te tillen uit zijn stoel.
Zij omhelst hem, er zijn ongekende
weiden, wijdten van begeerte en van
vreemd-pril geurende aarde om hem
hoen. gekomen. Om zijn borst en
schouders voelt hij spieren zich
verstrakken, bloed stijgt hem naar 't
hoofd, 't is of hij dronken is en iedere
vermoeienis plots afviel.
Goed", zegt hij, en sclmin over
hem kijkt trionfantelijk de blonde
vrouw naar haar vriendinnen, en ge
armd gaat zij met den ruiter door do
voordeur weg.
* *
*
Ze komen in het huis, waar het niet
noodig is het licht te ontsteken.
Heldere maneschijn spreidt
schemerlichten in de sobere kamer, op het
witte bed. Zij zien elkander aan, de
vrouw begeerig, de ander dof. Hij
gooit zijn jas uit, trapt zijn laarzen uit,
tracht zich te rekken, werpt zich
achterover op het bed. De vrouw
begint zijn lokken weg te streelen.
Onwillig, met gesloten oogen schudt
zijn hoofd. Hij is verdoofd en wegge
zonken in een zwarte, eindelooze
diepte, waarin hij steeds dieper zinkt.
De vrouw ontkleedt hem, ziet be
wonderend naar de zware spieren
bundels van zijn armen, borst en dijen.
Hard en ruig en zwaar is hij. Noch
baar kussen en omhelzingen, noch 't
heete ademen en 't heesche fluisteren
weten hem te wekken. En wanhopig
balt de vrouw haar vuisten. Tranen
blinken in haar oogen als zij zich naast
bein ter ruste legt.
Eén keer bewoog zijn hand als
zoekend om haar schouders, maar
vetgeefa beweegt zich lenig en ge
spannen al het leven in haar. Krach
teloos valt de sterke arm terug;
terwijl de maneschijn verdwijnt, is 't
of het mannenlijf steeds dieper weg
zinkt in matras en kussens.
Niemand weet hoe traag of snel
de' uren gaan. Uit de danszaal zijn
de beide dronkemannen plotseling
verdwenen en een oogenblik daarna
de beide oude vrouwen. Maar het
kleine zwartje, dat gedanst heeft, blijft.
Nog is alle dans niet uit haar lede
maten weggeweken, ^plotseling kan zij
opstaan, twee drie passen doen, en
dan weer zitten, op de grond, dichtbij
de zware, grijsbestofte laarzen van
den ruiter op wiens mager en door
weer en wind verstrakt gelaat een
vleug van vriendelijkheid zich spreidt
naar rnate 't leeger wordt in deze zaal.
Zij spreken weinig. Soms is enkel
maar het regelmatig ademen van den
oudsten ruiter hoorbaar.
Soms laat de ander achteloos zijn
vingers spelen door de haren van het
vrouwtje, dat dan stil en klein pro
beert te zijn, en kaarsrecht zit, zonder
te leunen.
Het is nog ver," zegt tot zich
zelf do ruiter.
't Vrouwtje antwoordt voor zich uit:
't Is goed om heel ver weg te gaan."
Dan zwijgen beiden even, voordat
de ander weer vervolgt: Men moest
nooit moe worden."
Misschien."
Het wordt nu stiller nog; het ade
men van den slaper is ook nauwelijks
hoorbaar meer. Het vrouwtje en de
ruiter, bij elkaar gezeten, staren beiden
naar hun eigen droomen in de duiste
rende kamerhoek. Minuten trippelen
stil als muizen.
Als in de verte een onbestemd ge
rucht de stilte stoort, zegt 't vrouwtje:
Wacht, ik zal een bed hier voor je
spreiden, naast je kameraad."
Het is al bijna dag," antwoordt
de ruiter. Ik ben veel te moe om
nog te slapen."
Ach "
m w
M \, /? viii
^.XBWi^fcfa,^ 4
?^
Weg over de heuvels
Over enkele uren gaan we
verder. Ga jij slapen."
Neen, ik ben niet moe meer."
De ruiter ademt diep, da,t breed
zijn borst zich uitzet. Hij rekt zijn
armen uit, staat overeind, en bijna
even vlug staat 't vrouwtje naast hem.
Kijna is het dag," zegt hij, naar
buiten stappend waar de paarden
staan. Op de tast herkent hij de knoop
waarmee zijn merrie vastgebonden is.
Reeds zit hij in liet zadel, ziet van
boven af het vrouwtje klein en huive
rend, overrijp van waken op den
dorpel en hij tilt haar eer zij 't weet
in 't zadel vóór hem, en ze rijdon in
een kalme draf de witte dauw in. die
zeer koel en sterkend, uit de weiden
stijgt.
* *
*
Als hot eerste zonnerood de wereld
blinken doet in prille gloed, zijn alle
drie de ruiters in galop al onderweg.
zien steelseh en niet vriendschappelijke
nieuwsgierigheid elkander aan om de
avonturen van. de nacht. Zo denken
alle drie: liet is een /.ware tijd voor
vrouwen.
Maanden later als in V'alparaiso
revolutie is ontbrand, staan ook de
drie die uit het Zuiden kwamen, aan
liet hoofd van 't nieuwe bewind. Vol
vrouwen is de stad. De nachten zijn
te kort. <>r wordt niet meer gevochten.
Langzaam keert het oude leven in de
Republiek terug; en inisschien keeren
jaren later deze kameraden weer terug
naar 't nachtelijke dorp, dat zo, nog
niet goed ontwaakt, verlieten toen de
meeste vrouwen sliepen.
ADVERTEERT
IN DE GROENE
Dat is een zin dien ge dikwijls leeat.
WAAROM?
Omdat DE GROENE in het
geheele land gelezen wordt
door het beste publiek door
het publiek dat iets te besteden
heeft De adverteerder behoeft
niet te betalen voor een ver
spreiding, waarmee hij honderd
duizenden bereikt, die juist niet
tot het koopkrachtige publiek
behooren, maar het betaalt
hem om in dit blad te
adverteeren, dat hem direct in
contact brengt met het publiek
dat hij zoekt.